Psalm 3 heeft te maken met Davids vlucht voor zijn zoon Absalom. Absalom is de casanova van de familie, de knappe jongen waar alle meisjes op vallen, de publiekslieveling. Met vleiende woorden steelt hij de harten van zijn volksgenoten en ontketent zo stap voor stap een paleisrevolutie.
Het is ongelooflijk en de wereld op zijn kop, maar het komt zo ver dat David moet vluchten. Voor het oog van de natie speelt zich een afschuwelijk familiedrama af. Wat doet David in deze moeilijke en vernederende situatie? Hij is de heerser van het land. Verdedigt hij zichzelf? Nee, hij gaat naar de Heere.
In zijn gebed benoemt hij zijn verdriet en zorgen heel concreet: „O Heere, hoe zijn mijn tegenpartijders tegen mij vermenigvuldigd! Velen staan tegen mij op.” Wat kan een mens veel tegenstanders hebben. Soms komen ze inderdaad uit de directe familiesfeer. Een gezinslid of familielid kan zich tegen je keren. Uitzonderlijk verdrietig is dat.
Soms komen ze uit de werksfeer. Een werkgever of collega kan je tegenwerken. Tegenstanders kunnen echter ook abstract zijn: een overheid die je onrechtvaardig behandelt, een ziekte waar je aan lijdt, een stoornis die je parten speelt, angsten of gevoelens die je bespringen.
Uit welke hoek je tegenstanders ook komen, ze kunnen je leven volledig beheersen en lamleggen. Ze kunnen je uit de slaap houden en je wanhopig maken. David brengt zijn nood bij de Heere.
Maar dan is daar het woordje ”sela”. Dat woordje dient als een pauze in de tekst, waarschijnlijk bedoeld als een soort adempauze in de liturgie. Het past echter ook heel goed bij de inhoud van de tekst. David is stil geworden. Hoe lang die stilte heeft geduurd weten we niet, misschien wel uren, dagen of zelfs weken. Maar in die stilte heeft hij geleerd en ervaren dat de daadwerkelijke oplossing van de andere kant komt. Hij belijdt: „Doch Gij, Heere, zijt een Schild voor mij, mijn Eer; en Die mijn hoofd opheft.” David brengt zijn crisis bij de Heere.
Wij hebben ook allerlei crises. De lijst is eindeloos: de bestuurscrisis in Den Haag, de stikstofcrisis in Nederland, de oorlogscrisis in Oekraïne, de klimaatcrisis in de wereld, de vertrouwenscrisis alom. De oorzaak van al die crises ligt in dé crisis: de zondeval. Wij mensen willen zelf baas zijn, dulden geen goddelijk gezag van de andere kant. Maar als de andere kant uit het zicht raakt, dan stapelen de problemen zich op.
Laten we ze bij de Heere brengen, maar daarna in de ”sela-modus”, daarna stil worden, daarna de Heere aan het werk laten. Dat is wat David doet en het is heilzaam. Hij belijdt: „Ik riep met mijn stem tot de Heere, en Hij verhoorde mij van de berg Zijner heiligheid.”
In Exodus 14 zegt Mozes tegen het volk: „De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn.” David heeft de Heere laten strijden en Hij heeft zijn crisis bezworen. Wij kunnen denken dat de Heere niet kan of wil helpen. Maar heeft Hij Zijn almacht én welwillendheid niet op een ultieme manier getoond?
Hij gaf Zijn lieve Zoon over vanwege dé crisis, de zondeval! Hij onderging vrijwillig de crisis van Golgotha, om voor zondaren een weg uit de crisis van de eeuwige ondergang te bieden. Zouden al die andere crises dan te klein voor de Heere zijn? „Wie maar de goede God laat zorgen en op Hem hoopt in ’t bangst gevaar, is bij Hem veilig en geborgen, die redt Hij goddelijk, wonderbaar.”
„Doch Gij, Heere, zijt een Schild voor mij, mijn Eer, en Die mijn hoofd opheft.”
Psalm 3:4