Mens is meer dan een kunstmatig intelligent computerprogramma
Een kunstmatig intelligent computerprogramma kan denken op het niveau van een drie maanden oude baby, schreef een wetenschappelijk team vorige week in vakblad Nature. „Het is slim genoeg om vreemde gebeurtenissen te herkennen.” Waar gaat het heen met kunstmatige intelligentie?
Het team, dat onderzoek doet naar kunstmatige intelligentie, traint een zelflerend computerprogramma met video’s om het dezelfde basiskennis te geven als zuigelingen van een paar maanden oud. Baby’s begrijpen al heel snel dat voorwerpen niet plotseling kunnen verdwijnen, dat vaste voorwerpen niet door elkaar heen kunnen bewegen en dat objecten op een logische manier door ruimte en tijd bewegen. Gaat het anders, dan klopt er iets niet.
Het kunstmatig intelligente systeem, dat ”Plato” heet, blijkt na de training ‘slim’ genoeg om vreemde gebeurtenissen te herkennen. Wanneer Plato een video van een ‘onmogelijk’ voorval te zien krijgt, geeft het signalen van verbazing. Na slechts 28 uur ‘begrijpt’ het kunstmatig intelligente programma wat het is aangeleerd.
„Het onderzoek zou ons een beter begrip kunnen geven van de werking van de menselijke geest”, schrijven de onderzoekers. „De gegevens suggereren dat intuïtieve natuurkundige kennis bij mensen vroeg in het leven ontstaat.” De wetenschappers zijn werkzaam voor onderzoekslaboratorium DeepMind. Het Britse bedrijf is net als Google een dochteronderneming van Alphabet Inc.
„Gelukkig voor ons hebben ontwikkelingspsychologen tientallen jaren besteed aan het bestuderen van wat baby’s weten over de fysieke wereld”, zegt hoofdonderzoeker en neurowetenschapper Luis Piloto van DeepMind. Het enige wat de onderzoekers hebben gedaan, is de kennis van de ontwikkeling van baby’s vertalen naar een algoritme – een verzameling digitale instructies die een computer stap voor stap uitvoert.
Cake bakken
Is dit het begin van een ontwikkeling dat computers straks slimmer zullen zijn dan mensen? Nee, verwacht Robert Marks, hoogleraar computerwetenschappen aan de christelijke Baylor University in Waco (VS). In zijn boek ”Non-Computable You” legt hij uit dat kunstmatige intelligentie in feite draait om één centraal begrip: algoritme. Een simpel voorbeeld van een algoritme is een recept om een cake te bakken. Of een routebeschrijving.
Als een taak niet kan worden omgezet in een algoritme, kan kunstmatige intelligentie er niets mee. Een algoritme is niet anders dan de instructie ”als dit, dan dat”, verklaart de Duitse kernfysicus Albrecht Keller in zijn boek ”Moderne Physik und Christlicher Glaube”.
„Computers kunnen alleen uitvoeren wat mensen erin hebben geprogrammeerd, en dat zijn altijd algoritmes: stap-voor-stapprocedures om een bepaalde taak uit te voeren. Kunstmatige intelligentie begrijpt niets, sterker: kunstmatige intelligentie zal nooit onze manier van begrijpen begrijpen”, stelt Marks in zijn boek.
Creatief
Intelligentie is immers niet de complete inhoud van Wikipedia in het hoofd hebben, of ingewikkelde vermenigvuldigingen uit voeren zonder rekenmachine. Menselijke intelligentie gaat vooral over bewustzijn en creativiteit.
„Creatieve intelligentie is alleen voorbehouden aan mensen”, stelt Keller. Maar kan kunstmatige intelligentie dan niet creatief zijn, zoals sommigen beweren? Een creatief beroep als journalist of tekstschrijver lijkt toch wel gevaar te lopen door programma’s als SCIgen en Mathgen. Deze schrijven journalistieke verhalen op basis van een aantal wetenschappelijke artikelen.
Oppervlakkig gezien lijken deze teksten samenhangend. „Maar dat zijn ze niet”, schrijft Marks. „Ze missen inhoudelijke waarde voor iemand die thuis is in het vakgebied. Net als andere kunstmatig intelligente algoritmes doen de programma’s exact wat de programmeurs ervan verwachten, precies wat de programmeurs wilden dat ze zouden doen.”
Creativiteit is feitelijk het voortbrengen van iets nieuws. De hoogleraar ontkent niet dat de uitkomsten van computerprogramma’s soms verrassend kunnen zijn, maar ze zijn altijd het resultaat van wat een creatieve programmeur erin heeft gestopt. „Kunstmatige intelligentie op zichzelf is niet creatiever dan een potlood.” Computers zijn handig gereedschap, niets meer en niets minder, concludeert Marks.
Met kunstmatige intelligentie zijn ook muziekstukken en schilderijen gemaakt. Hoe kunstzinnig zijn algoritmes? Ze kunnen muziek maken in het genre van Bach wanneer kunstmatig intelligente programma’s zijn gevoed met muziek van Bach. Marks: „Maar verwacht niet dat het programma dan plotseling muziek van Mozart of Strauss gaat maken.” Een schilderprogramma zal ook niets anders voortbrengen dan wat de programmeur erin heeft gestopt. „Kunstmatige intelligentie kan enorm goed nabootsen. Maar nabootsing maakt iemand geen kunstenaar.”
Creativiteit bij mensen begint vaak met een geniaal idee en eindigt met een patent. „Kunnen computers worden geprogrammeerd om geniale ideeën voort te brengen?” vraagt Marks zich af in zijn boek. „Kunstmatige intelligentie die het soort van creatieve inzichten voortbrengt van geniale geesten zoals Gauss, Tesla en Archimedes zonder dat de antwoorden er vooraf in zijn geprogrammeerd, is onmogelijk. Het is nooit gebeurd. En het zal nooit gebeuren. Creativiteit is een van de meest kenmerkende menselijke vaardigheden, en dat zal niet veranderen.”
Bewustzijn
Sommige computerontwikkelaars menen dat wanneer de codes van algoritmes rekenkundig steeds complexer worden, kunstmatige intelligentie een vorm van bewustzijn kan ontwikkelen. Soms menen ontwikkelaars die al waar te nemen. Vorige maand ontsloeg Google een medewerker die dacht dat een chatbot zelfbewustzijn had gekregen.
Bij dergelijke enthousiaste claims komt de ideologie van het materialisme om de hoek kijken: alles bestaat uit materie. Mensen zijn niet meer dan een toevallige combinatie van atomen. Ze moeten daarom kunnen worden nagedaan door computers, inclusief het menselijk vermogen tot creativiteit en innovatie, geloven aanhangers van het materialisme.
Er bestaan echter menselijke vermogens die een computer ver te boven gaan. Een mens beschikt immers over geestelijke vermogens. Een strikte materialist zal niet anders concluderen dan dat ”geest” een eigenschap is die opkomt uit wisselwerking binnen de hersenen. Als alternatief kan hij denken dat alle materie bezield moet zijn, het zogeheten panpsychisme. De Amerikaanse neurochirurg Michael Egnor noemt dat idee dwaasheid. „Atomen beschikken niet over bewustzijn.” De derde mogelijkheid is dat de geestelijke vermogens van de mens het resultaat zijn van een nog niet geïdentificeerd natuurlijk fenomeen. Bewustzijn kan als geestelijk vermogen in ieder geval niet zijn ontstaan via een evolutieproces, meent Albrecht Keller.
Marks is er ook gauw klaar mee. „Bewustzijn kan niet in een algoritme worden geprogrammeerd en kan evenmin spontaan ontstaan uit een computercode. Materialisten die het hier niet mee eens zijn, hebben de moeilijke ofwel onmogelijke taak om het tegendeel te bewijzen.”
Is er dan helemaal geen overeenkomst tussen menselijke hersenen en computers? Marks: „Zeker wel. Mensen kunnen algoritmische activiteiten uitvoeren. We kunnen gezichten leren kennen, herkennen en onthouden, net als kunstmatig intelligente programma’s. Kunstmatige intelligentie zal echter, anders dan ik, een gezicht nooit meer vergeten.”
Betekent dat dan dat menselijke hersenen op dezelfde manier werken als een kunstmatig intelligent computerprogramma? Mensen gedragen zich in de regel niet-algoritmisch. Ze ondergaan zintuiglijke ervaringen, zoals pijn, smaak en geur. Al ontkent Marks niet dat het wellicht mogelijk is een computerprogramma te ontwikkelen dat pijn beschrijft, een computerprogramma zal nooit pijn kunnen ervaren. Pijn is niet-algoritmisch. „Het bestaan van niet-algoritmische gedragingen en ervaringen suggereert op zijn minst dat er grenzen zijn aan de mogelijkheden van computers en kunstmatige intelligentie.”
Daarnaast ervaren mensen emoties. De hoogleraar ontkent niet dat kunstmatige intelligentie menselijk gedrag en menselijke emoties bedrieglijk echt zal kunnen nabootsen. Maar het nadoen van liefde, meeleven en begrip betekent niet dat de computer ook werkelijk liefde voelt, meeleeft en begripvol ís. „Nabootsende kunstmatige intelligentie moeten we niet verwarren met echte gevoelens.”
Onsterfelijk
Veel van een mens is onmogelijk als algoritme te uploaden naar een computer. „Alleen ons algoritmische deel kan worden geüpload. Dat is de spelbreker. Een computer kan niet worden geprogrammeerd om gevoelens te ervaren. Daarom kan ons vermogen om ze te ervaren ook niet worden geüpload naar een computer”, verklaart Marks. Laat staan dat de hele persoonlijkheid van iemand digitaal kan worden opgeslagen (zie ”Transhumanisme als moderne afgodendienst”). „Digitale onsterfelijkheid? Reken daar maar niet op.”
Emoties maken ons mens en kunnen nooit worden gedupliceerd door een machine, stelt Marks. „Dat gaat bijvoorbeeld over compassie, liefde en passie, verdriet, angst, boosheid, jaloezie, plezier, trots, uitbundigheid, verbaasdheid, droefheid, hoop en geloof, creativiteit, gevoeligheid en begrip. Dit is een bewijs dat de ”niet-berekenbare jij” „op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt is.””
Non-computable you, Robert J. Marks; uitg. Discovery Institute Press; 400 blz.; € 22,95; Moderne Physik und Christlicher Glaube, Albrecht Keller, uitg. SCM Hänssler Verlag; 176 blz.; € 17,99