Morrende politici van coalitiepartijen in de provincie, dwarse partijleden en boze boeren: is een kabinetscrisis over het stikstofbeleid aanstaande? Zo ver lijkt het voorlopig niet te komen, maar politieke moeilijkheden liggen wel op de loer.
Waarschijnlijk heeft geen enkele kaart van Nederland zó veel losgemaakt als dé ‘stikstofkaart’ van minister Van der Wal (Natuur en Stikstof, VVD). Al voor de verschijning ervan, na uitgelekte percentages in NRC, begon de commotie. Niet in de laatste plaats lieten leden en lokale politici van VVD en CDA zich horen. De VVD-leden spraken zich recent op een congres, daags na de presentatie, zelfs in meerderheid (51 procent) uit tégen het stikstofplan.
En afgelopen maandag werd bekend dat alle 25 lokale CDA-afdelingen in Overijssel zich tegen de stikstofplannen keren. „Het plan biedt geen toekomst voor de betrokkenen en de agrarische sector wordt om zeep geholpen”, citeerde RTV Oost uit een brief. Verder zei CDA-leider Heerma vorige week „aanpassingen” te willen. En dan te bedenken dat het CDA-congres zich nog niet heeft uitgesproken over de stikstofplannen. Ook coalitiepartij CU heeft veel vragen bij de naar buiten gebrachte kaart.
De Tweede Kamer debatteert donderdag over het stikstofbeleid. Bij alle onrust in politiek en maatschappij, die ook binnen coalitiepartijen heerst, kan zomaar de vraag rijzen of een crisis in politiek Den Haag aanstaande is. Immers, coalitiepartijen kunnen het zich niet veroorloven dat er al te lang en al te grote interne onrust is over kabinetsbeleid. Zéker niet met provinciale verkiezingen op komst, die weer bepalend zijn voor de Senaat.
Morrelen
Toch is een kabinetscrisis voorlopig niet aan de orde. Dat komt omdat geen van de vier coalitiepartijen aanstalten maakt om te willen morrelen aan de basis van de ingeslagen stikstofkoers. VVD, D66, CDA en CU spraken af de stikstofdoelstellingen die onder Rutte III werden vastgesteld, aan te scherpen. In 2030 moet 74 procent van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn gevrijwaard van te veel stikstofneerslag. Daarvoor is het nodig om in 2030 ten opzichte van 2018 de uitstoot met 50 procent terug te dringen, zo is berekend. Een forse opgave.
Nu staat nog in de wet dat het natuurdoel in 2035 gehaald moet worden. Nadat dit in december 2020 het maximaal haalbare bleek, waren coalitiepartijen in de formatie bereid een grote aanpassing te doen. De woorden van VVD’er Harbers werden terzijde geschoven. Hij betoogde in december 2020 dat 50 procent emissiereductie in tien jaar tijd „stoer klinkt”, maar dat je „moeiteloos” kon concluderen dat maatregelen om dat te halen „zo ver doorschieten dat geen enkele sector ze nog realistisch op tijd rond kan krijgen.”
De oppositie tegen het hoofddoel is voorlopig niet groter dan een kwart van de Kamer. Ook zijn voorstellen van BBB en JA21, om de Wet Natuurbescherming te „repareren” en het aantal Natura 2000-gebieden te halveren, op dit moment politiek kansloos.
Zo lang de coalitiepartijen het centrale doel –de genoemde 74 procent in 2030– niet ter discussie stellen, ligt een kabinetscrisis niet voor de hand. Voor het kabinet is immers niet in beton gegoten hoe de weg náár dat doel moet lopen. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden – overigens allemaal met flinke pijn voor de agrarische sector.
Tegelijkertijd betekent de genoemde stikstofkaart, hoewel die „richtinggevend” is, dat het kabinet wel degelijk bepaalt hoe een en ander eruit komt te zien. Dit is meteen een van de punten waarover vermoedelijk nog flink gesteggeld zal worden. Vaststaat dat het kabinet beschikt over kaartjes met verschillende verdelingen van de reductiedoelen. De landbouwcommissie van de Kamer wil kennisnemen van een kaart met een andere verdeling.
Dus dreigen er helemaal geen politieke moeilijkheden voor het kabinet? Die liggen wel degelijk op de loer. Vermoedelijk zal een van de hoofdpunten in het stikstofdebat de bijdrage van andere sectoren dan de landbouw zijn. Veel partijen zijn ontevreden over het feit dat er nog geen doelen liggen onder meer de industrie en het (lucht)verkeer. „Evenredigheid” is het woord dat al tijden wordt gebezigd. Maar wélke bijdrage andere sectoren zullen leveren, is nog onduidelijk.
„We kunnen pas verder als de andere plannen er zijn”, citeerde de NOS CU-leider Segers vorige week. Als een Kamermeerderheid dit eist, dreigt een forse vertraging. Het gaat namelijk nog maanden duren voor de maatregelen voor de andere sectoren naar buiten worden gebracht. Als „verder kunnen” betekent dat de huidige kaart voor ammoniakreductie tot die tijd de ijskast in moet, kunnen provincies dus nog niet aan de slag met de gebiedsplannen. Zij moeten echter vóór 1 juli 2023 met hun plannen komen om de uitstoot van ammoniak –vooral afkomstig uit de landbouw– terug te dringen.
Pruttelende provincies
Overigens lijkt de kaart sowieso niet in deze vorm de eindstreep te halen. Het kabinet verwacht namelijk dat nadat later dit jaar knopen zijn doorgehakt over de uitstootreductie van stikstofoxiden, de provinciale doelstellingen over ammoniak kunnen worden verlaagd. Hoe dan ook dreigt dus het risico dat provincies zullen wachten op de definitieve doelstellingen.
Behalve getalm is er ook het scenario dat provincies de kont tegen de krib zullen (blijven) gooien, ook na eventuele aanpassingen. In bijna alle provincies zitten VVD en CDA op dit moment in het college. Een gevoelig punt, mocht het tussen een clash tussen kabinet en provincies komen. D66 maakte al duidelijk niet al te veel geduld te hebben met dwarse provincies. „Laat je niet verlammen door pruttelende provincies”, zo riep fractievoorzitter Paternotte het kabinet op.
Kortom, er zijn meer dan genoeg ingrediënten voor complicaties. Ook zullen partijen blijven touwtrekken over bijvoorbeeld het gebruik van de zogeheten kritische depositiewaarde (KDW). En dan moet de uitvoering van het beleid om de stikstofuitstoot te verminderen grotendeels nog beginnen.