Verzet tegen de natuur creëert chaos
Wie de afgelopen jaren niet geheel en al onder een steen heeft geleefd, weet dat geen onderwerp zich zo verwarrend en overweldigend aan ons opdringt als het debat rondom ”gender”.
Het manifesteerde zich een jaar of vijf geleden nadrukkelijk, en haast lachwekkend, met conducteurs die geen ”dames en heren” meer mochten zeggen en wc’s die zowel voor mannen als vrouwen toegankelijk moesten zijn. Inmiddels blijkt de lhbti-agenda bloedige ernst, en volop in behandeling.
Deze maand debatteert ons parlement bijvoorbeeld over een wetswijziging die het ook voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk maakt om zonder toestemming van hun ouders en zonder het ingewonnen advies van een arts of psycholoog, hun geslacht in hun paspoort te laten veranderen. En dit in naam van de zelfbeschikking en de persoonlijke autonomie. Later dit jaar gaat de Kamer het hebben over een wet op burgerschapsonderwijs die zal bepalen dat een Bijbelse visie op huwelijk en seksualiteit hooguit als herinnering mag worden opgevoerd.
Al deze ontwikkelingen zijn zowel bedreigend als zorgwekkend. Ze vormen een bedreiging voor minderheden die nog ‘achterblijven’ en halsstarrig vasthouden aan een „onmondigheid die ze aan zichzelf te wijten hebben.” Hun opvattingen worden al snel buiten de maatschappelijke en politieke orde geplaatst.
Maar minstens zo erg zijn de zorgen die we kunnen hebben over jonge mensen die door sociale media, door lessen op de basisschool, door radio en tv worden uitgedaagd om hun seksuele identiteit te problematiseren. De bewogenheid met deze slachtoffers van een nieuwe manier van denken moet, denk ik, groter zijn dan de zorgen om onze eigen vrijheden.
Het debat rondom gender liggen hoogst gevoelig. Velen zwijgen, bang als ze zijn om iets onhandigs of (onbedoeld) pijnlijks te zeggen. Het mag in dit debat ook niet gaan om het afwijzen van mensen of het ontkennen dat bepaalde dingen in deze gebroken werkelijkheid bestaan.
Maar het kan ook weer niet de bedoeling zijn dat we ons de mond laten snoeren. Tegen het propageren en stimuleren van wat tegen de natuur ingaat, is een helder tegengeluid gepast. Want bij tal van ontwikkelingen zijn goede en dringende vragen te stellen. Is het bijvoorbeeld wel zo’n goed idee om kinderen die, vooral ook seksueel, in een kwetsbare en onzekere periode van hun leven verkeren, de mogelijkheid te bieden om tamelijk eenvoudig van geslacht te veranderen? Is de uitnodiging zichzelf op dit punt te problematiseren uiteindelijk niet vooral heel erg wreed?
Inhaalslag
Een goede vraag lijkt mij ook de vraag naar de onverwacht grote omvang van het probleem. De discussie over gender en de gelijkberechtiging van lhbti’ers wordt hier en daar eenvoudig afgedaan als een inhaalslag. Een probleem –de discriminatie van mensen die seksueel anders geaard zijn of het onbegrip voor mensen die zich in hun eigen lichaam niet thuis voelen– is al te lang genegeerd en eist nu alle aandacht op.
Maar zo simpel ligt het niet. De wachtlijsten voor transgenderzorg stijgen sinds enkele jaren fors. Voorheen waren het vooral mannen en jongens die zich daar meldden, nu is vooral de groep van jonge meisjes groot geworden. Studies wijzen uit dat dit ook te maken heeft met druk die op hen wordt uitgeoefend.
Minstens zo urgent lijkt mij in dit verband daarom de vraag of een nieuwe manier van denken over het leven, over het begin en het einde en de voortplanting daarvan, onze menselijke natuur niet ontkent en afschaft en daarmee voorheen ongekende problemen creëert. De ontdekking van het (reële) probleem van de genderdysforie heeft tot een nieuwe manier van denken geleid, maar leidt die nieuwe manier van denken op haar beurt niet tot een ontkenning van natuurlijke, biologische gegevenheden? Is dit denken daarmee niet een aanval op onze natuur, ingezet op het moment dat God dood wordt geacht?
Vorige maand bezocht ik –na drie jaar mocht het weer– de jaarlijkse Kohlbruggedag in Vianen. Dr. H. Klink hield er een lezing over een Russische geleerde en filosoof van wie ik nog nooit had gehoord: Pavel Florenskij (1882-1937). In zijn boek ”De pilaar en vastheid der waarheid” (1916) ontwikkelde deze Russische geleerde gedachten die sterk aan die van bijvoorbeeld C. S. Lewis doen denken. Ds. Klink zal zijn lezing deze zomer in Ecclesia publiceren, dus wie meer wil weten, kan daar dan terecht.
Maar een centrale gedachte die ik hier graag alvast doorgeef, omdat die mij in het debat van vandaag zo urgent lijkt, is de gedachte dat de ontkenning van onze menselijke natuur en het verzet tegen de natuurwet zoals God die ons heeft ingeschapen, grote consequenties heeft voor ons zielenleven. De keuze voor onszelf is fataal voor onze ziel, en ook voor onze seksualiteit. Wat is er mooier, wat biedt er meer reden tot dankbaarheid dan de eerbiedige honorering van het mysterie van de seksualiteit in ons leven? Maar als wij onszelf tegenover God plaatsen, radeloos autonoom, dan verliest onze seksualiteit haar natuurlijke bedding, zij verabsoluteert en verzelfstandigt zichzelf, is niet meer een essentieel aspect van wie wij zijn maar roept zich uit tot de diepste kern van onze identiteit. Niets is dan nog zo belangrijk als onze seksuele gevoelens, en met dat dat gebeurt, verliezen we onze grip op die gevoelens. Zij gaan ons beheersen en eisen hun rechten op.
Wie eenmaal tegen God en de natuur in denkt, creëert chaos in de ziel, en de macht van kapitaal en media helpt deze manier van denken propageren. Dat is de wereld waarin wij verkeren, en waarin onze kinderen en kleinkinderen groot worden en leven. Het is meer dan tijd om ons daartegen teweer te stellen – uit bewogenheid met al die kinderen die in deze chaos het spoor bijster raken.
De auteur doceert cuma aan hogeschool de Driestar en kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.