Een open huis en een open hart. Wat ruimte op de bank, een extra stoel aan tafel of een bed voor (onverwacht) bezoek. Een christen die gastvrij is, verenigt zich met de traditie van de gelovigen uit Handelingen, die in elkaars huis het brood braken „met verheuging en eenvoudigheid des harten.”
Wie de Bijbel openslaat, vindt veel voorbeelden van gastvrijheid. Samen vormen ze, met de gelovigen van nu, een lange ‘straat’ van open huizen. Die begint bij de tenten van de patriarchen en het bovenkamertje in Sunem voor de profeet Elisa. In het Nieuwe Testament komt er in Bethanië het huis van Simon de melaatse bij, en in Thyatira de huiskerk van de pasbekeerde Lydia.
Mensen in het Oude en het Nieuwe Testament zetten hun tentdoek of poort wijd open. Met ook een belang voor zichzelf, want ruilhandel is in die tijd gebruikelijk. Maar er kan ook een engel op bezoek komen, ontdekt Manoach tot zijn schrik. Bij al die gastvrijheid geven sommigen te veel van zichzelf weg, zoals Lot, die zijn dochters wil afstaan om zijn gasten te beschermen. Martha ontvangt haar gasten met een overbezet en mokkend hart. Maar deze mensen doen het allemaal toch maar mooi.
Natuurlijk doen ze het. Vader Abraham is er toch al mee begonnen? Iedereen die in een gastvrij huis is opgegroeid, weet dat gasten vaak vreugde met zich meebrengen. Er komt wat lekkers op tafel en er is tijd voor elkaar. De kinderen van het huis van Israël worden groot met Abraham en Sara’s ervaring in hun achterhoofd. In Abrahams tent wordt een „teder en goed kalf” geslacht. Waarom zou de weduwe in Zarfath dan ook niet het laatste beetje olie en meel gebruiken om haar gast een warm onthaal te geven?
Vaderhuis
De gelovigen in de Bijbel hebben nog meer redenen om gastvrij te zijn. Een scheiding tussen werk en thuis is niet aan de orde. De Amerikaanse theologe Sandra Richter schrijft over het ”beth ab”, het vaderhuis, in haar boek ”Epic of Eden”. Wie zich zo’n huis voorstelt, begrijpt meteen dat de uitdrukking ”achter de voordeur” niet past bij de huizen uit die tijd.
Een beth ab is tegelijk ook smidse, leerlooierij of een plek voor een ander soort ambacht. Beneden staan de dieren en is de vuurplaats, boven op het dak drogen de netten en kijk, daar is de buurvrouw, die wat olie wil lenen. Kom maar even verder. Een schoonzus uit Hebron is ook in dit huis komen wonen met haar kinderen, want haar man is overleden. Gelukkig is ze een handige naaister. In het vaderhuis is er plek voor hen.
In een beth ab werken man en vrouw samen. Theologe Vera Tukker legt in haar boek ”Sara, waar ben je?” de nadruk op de taak van de vrouw en moeder: vrolijk dienen in een gastvrij huis. Sandra Richter laat zien dat in een vaderhuis de pater familias de verantwoordelijkheid draagt voor alle inwoners van het huis – de oma, een gehandicapte broer, een vrouw en een kind en een schaap met drie poten. En juist daar waar de heer des huizes ook de deur openzet voor wees, weduwe en vreemdeling, vind je in de Bijbel de gelukkigste plekken. Een goede vader breidt zijn vleugels uit, zoals Jethro de vluchtende Mozes en Boaz Ruth in bescherming neemt.
Voorsmaak
Die ruimte, geborgenheid en bedrijvigheid in het huis van de vader klinken ook door in het spreken van de Heere Jezus. In Johannes 14 staan Zijn woorden: „In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden.” Wie zou, met die woorden in het hart, zijn huis gesloten durven houden – al zijn huizen van nu geen vaderhuizen met uitgebreide families en het bedrijf aan huis? Een gastvrij huishouden is zo een voorsmaak van de hemel.
In de tijd na Jezus’ rondwandeling op de aarde sporen de laatste Bijbelschrijvers hun lezers aan tot herbergzaamheid. In Romeinen 12 zegt Paulus: „Tracht naar de herbergzaamheid.” In de Hebreeënbrief maant de schrijver lezers om de herbergzaamheid niet te vergeten. ”Philoxenia” is het Griekse woord dat het Nieuwe Testament gebruikt voor gastvrijheid; liefde tot de vreemdeling. De vreemdeling is iemand die ons niet eigen is en die we niet vanzelfsprekend liefhebben. Misschien roept de ander zelfs angst op bij de gastheer. Toch treedt deze de vreemde als vriend tegemoet. In de christelijke traditie hoort openheid voor de ander er van meet af aan bij.
Benedictus van Nursia (480-547), de vader van het kloosterleven, houdt er in de Italiaanse Abdij van Monte Cassino de volgende regel op na: „Alle gasten die aankomen, moeten worden ontvangen als Christus Zelf. Want Hij zal eens zeggen: „Ik kwam als gast en gij hebt Mij opgenomen.” Aan ieder wordt de eer bewezen die men hem verschuldigd is, maar heel in het bijzonder aan de geloofsgenoten en aan de vreemdelingen. Zodra een gast wordt gemeld, gaan de overste en de broeders hem tegemoet met de meest liefdevolle voorkomendheid. Eerst moeten zij samen bidden en dan begroeten zij elkaar met de vredeskus.”
Benedictus kent de aard van de mens wel. Daarom voegt hij er nog een vermaning aan toe voor mensen die liever vrienden ontvangen die cadeaus meebrengen dan lastige gasten: „Vooral aan het opnemen van armen en vreemdelingen moet men de grootste zorg besteden, omdat men in hen Christus meer in het bijzonder ontvangt; want het ontzag dat de rijken inboezemen leidt vanzelf wel tot eerbetoon.”
Kloosters zijn, mede door Benedictus’ voorschrift, gedurende de middeleeuwen toevluchtsoorden voor vermoeide reizigers. Het door heel Europa verspreide netwerk blinkt misschien niet uit in luxe, maar het schenkt wel geestelijke rijkdom en geen winstbejag.
Zwarte Klooster
Het is een millennium na Benedictus. In het Zwarte Klooster in Wittenberg wordt de gastvrijheid van het vaderhuis en het monastieke leven verenigd. Maarten Luther en Katharina von Bora maken daar met hun huwelijk duidelijk dat ze geen boodschap hebben aan het celibaat.
In Luthers woning is niet alleen ruimte voor hun eigen gezin met zes kinderen. Luthers zus, weduwe en moeder van vijf kinderen, trekt bij het echtpaar Luther in. Ook slapen er studenten die bij Luther in de collegebanken zitten. Käthe, zoals Maarten zijn vrouw altijd noemt, zorgt er samen met de andere bewoners van het huis voor dat er eten op tafel staat. Het komt uit haar groentetuin en van de varkens die ze op het erf houdt. Maarten houdt tijdens de maaltijd zijn tafelredes.
Beroemd is Luthers vrijgevigheid richting gasten, waar Käthe wel op moet reageren door de hand op de knip te houden. Soms hebben ze daar wel eens een conflictje over. „Lieve Käthe, als we geen geld meer hebben, moet je die zilveren bekers maar verkopen. Immers, als je iets wilt hebben, moet je eerst iets weggeven. God zorgt wel dat er weer iets anders voor in de plaats komt.” Dat is de logica van de reformator en zo formuleert hij de oplossing voor Käthes problemen.
Gereserveerd
In 1741 stapt theologiestudent Samuel Hopkins van zijn paard voor de pastorie van Jonathan en Sarah Edwards. De ontvangst is zo hartelijk en de band wordt zo hecht dat Hopkins later zijn waardering uit in een biografie over het leven van de opwekkingsprediker. Edwards zelf heeft een wat gereserveerd karakter, ontdekt Hopkins. Maar zijn vrouw Sarah maakt veel goed. Hopkins schrijft over de predikantsvrouw, vrij vertaald: „Zij stond bekend om haar vriendelijkheid voor vrienden en mensen die op bezoek kwamen om met haar man te spreken. Ze was extra vriendelijk voor vreemdelingen die hun huis aandeden. Ze had veel oog en zorg voor hun comfort. Meer nog deed ze haar best om het hart van de vreemdeling te leren kennen, zodat ze wist hoe ze hem of haar goed kon doen.”
Moeite
Het is niet moeilijk om in de geschiedenis van het christendom meer voorbeelden te ontdekken van open huizen en open harten. Verbazingwekkend genoeg komen ze uit een tijd waarin een maaltijd en slaapplaats voor gasten bereiden heel wat meer moeite kostte dan nu. Wellicht tekenen al die geschriften van toen een wat rooskleurig beeld van immer klaarstaande predikantsvrouwen en mensen die altijd tijd hebben voor de ander wanneer de bel gaat. De zuchten van Sarah Edwards voordat ze de deur weer opendoet voor de zoveelste bezoeker die dag, vermeldt Hopkins niet.
Saar van de Woestijne vermeldt die zuchten wel in haar columns in het Reformatorisch Dagblad. De moeder van vijf kinderen woont met haar gezin op het Arabisch Schiereiland. Soms snakt ze naar rust en tijd met haar gezin, te midden van al die baklava bakkende buurvrouwen die de deur bij haar platlopen. Het is eerlijk om die aarzelingen en negatieve gevoelens weer te geven. Saar laat de andere kant ook zien: „Maar soms gaat opeens de bel. Dan staat er een jongen voor ons huis met een glimlach van oor tot oor. „Khalid is er weer!” roepen we dan. En we heten hem welkom zoals altijd, deze zoon die vrede zoekt.”
Heimwee
Het Nederland anno 2022 is anders dan de cultuur daar en toen. De huizen staan soms een groot deel van de tijd leeg door werk, andere verplichtingen buiten de deur en vakanties. Het is gemakkelijk om te vervallen in een heimwee naar tijden waarin de gemeenschap een belangrijker rol speelde. Een beter begaanbare weg is om de uitdaging aan te gaan en mensen uit te nodigen of zelf over de drempel van een ander huis te stappen. FeelWelcome (zie kader) helpt graag om het touwtje weer uit de brievenbus te hangen.
Op dit moment zijn er veel huizen waar Oekraïners vriendelijkheid en bed, bad en brood krijgen. Deze huizen zijn bakens van hoop. De ervaringen van de betoonde gastvrijheid zijn wisselend. Soms is de relatie goed en wordt er geen wanklank gehoord. Soms is die ronduit moeilijk en moet er voor de gasten een andere plek worden gezocht.
De vragen van de Heere Jezus zijn niet aan tijd of plaats gebonden. Wie geeft de dorstigen te drinken? Wie geeft de hongerigen te eten? Wie herbergt de vreemdelingen? Wie geeft de naakten kleding? Wie daarop antwoordt: „Mag ik, met mijn huis?” opent een deur in de lange straat met open huizen. Een straat die herinnert aan en vooruitgrijpt op het huis van de Vader.