Praat in jeugdwerk over gender om verwarring te voorkomen
In de Volkskrant stond najaar 2021 een cartoon met twee peuters die samen in de zandbak aan het spelen zijn. Zegt de een tegen de ander: „Weet jij al welk gender je gaat nemen?”
Grappig bedoeld, maar de situatie is niet uit de lucht gegrepen. Als deze kleuters zouden opgroeien in de Verenigde Staten en ze zouden een Facebook-account aanmaken, dan konden ze kiezen uit 58 (!) verschillende genderidentiteiten!
Verwarring
Of je daar als jongere gelukkig mee moet zijn, is nog maar de vraag. Velen denken tegenwoordig van wel. Het ontdekken van je genderidentiteit is een manier om je uniciteit te vieren. De gedachte dat er in principe maar twee genders zijn –man of vrouw– wordt als veel te beperkend gezien. Je kunt ook transman, transvrouw, non-binair, androgyne, transseksueel, pangender en nog veel meer zijn.
Dat dit voor jongeren erg verwarrend kan zijn, blijkt in de praktijk. Ook in het werk voor de HGJB ontmoet ik steeds meer jongeren die zich afvragen of ze wel gewoon man of vrouw zijn. Een aantal van hen identificeert zich op een gegeven moment als transgender, non-binair of pangender, maar er zijn er ook die ermee blijven worstelen. „Wie ben ik nu?” Het voelt erg onzeker als je dat nog niet weet.
Het is belangrijk om de desbetreffende jongeren met de nodige pastorale fijngevoeligheid tegemoet te treden. Zeggen dat het „onzin” is, past niet, want hoe dan ook is er met deze jongeren iets aan de hand. Hun beleving van het man-zijn of vrouw-zijn is in de war en dat verdient serieuze aandacht.
Om onnodige verwarring te voorkomen, is het ondertussen zaak om dit onderwerp in het jeugdwerk, dus buiten de pastorale setting, impliciet en expliciet aan de orde te stellen. Vijf aspecten verdienen daarbij aandacht.
Biologie
In het moderne genderdenken is het gangbaar om te zeggen dat het biologische geslacht niet bepalend is voor je genderidentiteit. Het hebben van een penis maakt je nog geen man en het hebben van een baarmoeder geen vrouw. ”Het Gender Doeboek voor scholen”, een uitgave van Transgender Netwerk Nederland, adviseert dan ook om niet te praten over mannen en vrouwen, maar over „mensen met een penis” en „mensen met een baarmoeder”. „Erkenning van genderdiversiteit is ook realiseren dat er mannen zijn met eicellen en vrouwen met zaadcellen.”
Wetenschappelijk gezien is dat laatste onzin. De biologie leert juist dat het aanmaken van eicellen óf zaadcellen bepalend is voor het biologische geslacht. Met uitzondering van mensen die intersekse zijn of lijden aan genderdysforie, zijn er dan maar twee mogelijkheden: je bent een man óf een vrouw. Dat ontkennen is geen wetenschap, maar pure ideologie.
Bijbel en wetenschap zijn hier juist géén tegenstelling, maar sluiten bij elkaar aan! We mogen en moeten jongeren dus met vrijmoedigheid voorhouden dat het maar niet toevallig is welk biologisch geslacht ze hebben. Het heeft te maken met Gods bedoeling met hen als man óf vrouw. Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig, maar wel anders. Jongeren mogen trots zijn op hun man-zijn of vrouw-zijn.
Genderrollen
We moeten het onszelf misschien aanrekenen dat we mede schuldig zijn aan de verwarring over het man-zijn of vrouw-zijn. Wellicht maken we te gemakkelijk onderscheid in zogenoemde activiteiten voor jongens en voor meisjes.
Denk aan die leuke avond voor tieners met verschillende workshops. De meisjes mochten (moesten) kiezen uit beautytips, paardrijden en handletteren. De jongens konden wandklimmen, sterrenkijken en gamen. Het lijkt onschuldig, maar terecht zijn er jongens en meisjes die zich bij zo’n keuze erg ongelukkig voelen. Mag je als meisje niet liever wandklimmen? En is er wat mis wanneer je als jongen handletteren leuk vindt?
Culturele gevoeligheid betekent dat we hier rekening mee houden. Al te stereotype genderrollen kunnen als gevolg hebben dat jongens en meisjes ten onrechte gaan twijfelen aan hun genderidentiteit. Ook een jongen die beautytips leuk vindt, is nog steeds een man, zoals een meisje dat van voetballen houdt gewoon een vrouw is.
Zoektocht
Soms stellen tieners zichzelf vragen waar ze –áls die vragen al relevant zijn– nog lang niet aan toe zijn. Ze zitten midden in hun seksuele ontwikkeling, waarbij ook nog eens geldt dat hun psychische ontwikkeling vaak achterloopt op hun lichamelijke rijpheid. En toch denken ze dat ze het op vijftienjarige leeftijd moeten weten: ben ik nou hetero-, homo- of biseksueel? Of ben ik misschien transgender, non-binair, panseksueel of aseksueel? Het is goed mogelijk dat ze het op die leeftijd al helder hebben, maar er is geen enkele reden om te zeggen dat ze het dan helder moéten hebben.
We mogen jongeren hier enige nuchterheid en relativering voorhouden. Er is (bij wijze van spreken) 95 procent kans dat ze gewoon een heteroseksuele jongen of een heteroseksueel meisje zijn. Heel misschien zitten ze anders in elkaar, maar het is niet nodig om hierin duidelijkheid te forceren. Laat ze het enigszins ontspannen afwachten. Er zijn belangrijkere vragen om je als tiener mee bezig te houden.
Respect
Dat neemt niet weg dat er inderdaad tieners zijn die genderdysforie hebben of die op een andere manier moeite hebben met de beleving van hun man-zijn of vrouw-zijn. Misschien noemen ze zich –al dan niet terecht– transgender of non-binair. Deze mogelijkheid mogen en kunnen we niet uitsluiten. Misschien geldt het voor die jongere zelf, of voor leeftijdsgenoten in hun omgeving.
Als het gaat om jongeren in hun omgeving, moeten we tieners en jongeren leren om respectvol met hen om te gaan. Het past niet om hier lacherig of denigrerend over te doen. En als het henzelf betreft, mogen ze weten dat ze in het jeugdwerk een open oor zullen vinden voor hun vragen en onzekerheid. Ze mogen bij God, én dus ook bij ons, komen zoals ze zijn!
Identiteit
Dé belangrijkere vraag die we aan tieners moeten voorhouden, is: waarin vind jij je diepste identiteit? Een christen vindt die niet in zijn of haar seksualiteit of gender, maar in zijn relatie met Jezus Christus. Daarmee zijn niet alle gendervraagstukken opgelost, maar wat het belangrijkste is dan gezegd! Als Jezus door genade hun fundament mag zijn, zijn ze aangenomen tot Gods kinderen. Dan kan er nog steeds onzekerheid zijn, maar kunnen ze ook met overtuiging zeggen: „Mijn identiteit? Die ligt vast in Jezus Christus.”
De auteur is schrijver/redacteur bij de HGJB. Dit artikel is een voorpublicatie uit het HGJB-vakblad Generator over gender, dat op 15 juni verschijnt.