Shireen staat gegrift in Palestijnse geheugens
Mijn lerares Arabisch was verbaasd. In het lesboek kwam een bedrijf voorbij dat Al-Durrah heette, en ik stelde een vraag over de betekenis van die naam. „Al-Durrah?” zei ze. „Dat is natuurlijk een verwijzing naar Mohammed al-Durrah.” Toen er bij mij nog steeds geen lampje ging branden, legde ze vertwijfeld uit: „Die jongen die door Israël werd vermoord!”
Thuis zocht ik het op, en schaamde ik me dat de gebeurtenis mij zo onbekend was. De 12-jarige Mohammed al-Durrah werd op 30 september 2000 doodgeschoten in de Gazastrook tijdens de tweede intifada, terwijl hij wanhopig met zijn vader dekking zocht achter een betonnen constructie.
Tot op de dag van vandaag wordt er gestreden over de vraag wie Mohammed doodschoot. Waren het inderdaad militairen van het Israëlische leger, zoals mijn lerares zeker dacht te weten? Of waren het Palestijnse militanten? In de loop der jaren verscheen een handvol rapporten, die tegengestelde dingen zeggen – in één geval zelfs dat Mohammed überhaupt niet was geraakt en dat hij nog steeds ergens moet leven. De conclusie is bijna 22 jaar later dat het niet met volkomen zekerheid te zeggen is.
Maar dat is ook allang niet meer het punt. Het punt is dat de hartverscheurende beelden van Mohammed, die in doodsangst met zijn vader dekking zoekt, een eigen leven zijn gaan leiden. In het Midden-Oosten werden postzegels uitgebracht met Mohammeds beeltenis erop. Hij leeft voort in de namen van straten en op muurschilderingen door het hele Midden-Oosten. En vooral in het collectieve Arabische geheugen, zodat een lerares op het Arabisch schiereiland –duizenden kilometers van Gaza verwijderd– later verbaasd is dat haar westerse student de naam van Mohammed al-Durrah niet kent.
En Mohammed is natuurlijk niet de enige. Het conflict tussen Israël en de Palestijnen is hét wij-zij-verhaal van onze tijd, en aan dat verhaal zijn in de loop van de tijd steeds nieuwe iconische beelden toegevoegd die bekend zijn bij vrijwel iedereen in de Arabische wereld, maar vaak heel onbekend daarbuiten.
David tegen Goliath
Neem de foto van een jonge Palestijnse man met ontbloot bovenlijf uit oktober 2018. In zijn rechterhand houdt hij de Palestijnse vlag, in zijn linkerhand draait hij een slinger rond waarmee hij stenen naar het Israëlische leger gooit. Het is moeilijk om er níét de strijd van David tegen Goliath in te kunnen zien – al is David in dit geval dus een Palestijn.
Ahed Tamimi is een ander voorbeeld. Het roodharige Palestijnse meisje ging op de vuist met Israëlische militairen – ook al zo’n David-en-Goliath-associatie.
Het laatste beeld dat zich zomaar kan ontwikkelen tot het kaliber van Mohammed al-Durrah en Ahed Tamimi werd vorige week gecreëerd toen de in de regio vermaarde Palestijnse journaliste Shireen Abu Aqleh werd doodgeschoten.
Ook nu is het, net als in het geval van Mohammed, wachten op een eindeloze stroom van rapporten over wie de kogel afvuurde. En ook hier voorzie ik blijvende onduidelijkheid – hoewel het eerlijk is om te zeggen dat de nu beschikbare aanwijzingen tamelijk eenduidig in de richting van Israël wijzen. Wie daar niet van overtuigd is, doet er goed aan het grondige en objectieve rapport van onderzoekscollectief Bellingcat te lezen.
Maar ook hier geldt dat het antwoord op de vraag ”Wie deed het?” er feitelijk niet eens meer zo veel toe doet. Shireen is nu al, net als Mohammed destijds, een Palestijns icoon geworden. Dat ze christen was, doet daar niets aan af. Integendeel, Palestijnen noemen dat als bewijs dat Israël álle Palestijnen onrechtvaardig behandelt, ongeacht hun religie.
De iconische status van Shireen werd nog verhoogd sinds haar chaotisch verlopen begrafenis, waarbij Israëlische ordetroepen insloegen op onder anderen de dragers van de kist. De beelden daarvan zijn afschuwelijk. Op zeker moment gaat de kist naar de grond; de dragers weten ondanks de klappen die ze krijgen nog net te voorkomen dat hij helemaal valt. Het zijn van die beelden waarvan je nu al weet dat ze in het collectieve Arabische geheugen terechtkomen.
En ja, ook hier is er een verhaal van de andere kant: de Israëlische overheid had naar eigen zeggen afspraken gemaakt met de familie dat de kist niet rondgedragen zou worden. Ook werden de ordetroepen bekogeld vanuit de onmiddellijke kring van dragers. Maar opnieuw: dat maakt niet meer zo veel uit. Israël heeft de slag om de publieke opinie sowieso verloren.
Woede tot een kookpunt
Ik zie al voor me hoe een toekomstige westerse student Arabisch over pakweg twintig jaar de naam Shireen tegenkomt en de context niet begrijpt. Zijn leraar zal verbaasd zijn over zo veel onbenul, en uitleggen dat zij in een lange rij staat van voorbeelden van Israëlische onderdrukking van en moord op de Palestijnen.
Waar of niet, eenzijdig of niet – nogmaals, dat is hier niet aan de orde. Wat telt is dat het historische narratief steeds opnieuw gevoed wordt door deze doden die te voorkomen waren geweest. Wat telt is dat beelden als deze veel sterker zijn dan welk genuanceerd verhaal dan ook. Niemand hoeft dus verbaasd te zijn als de Palestijnse woede steeds opnieuw tot een kookpunt komt. Met het levensgrote gevaar dat alles een keer overkookt.
Dat hoeft trouwens geen twintig jaar te duren. De afgelopen week stond niet alleen in het teken van Shireen, maar ook van de ”nakba”. Dat woord betekent ”ramp” en verwijst naar de honderdduizenden Palestijnen die huis en haard moesten verlaten bij de stichting van de staat Israël in 1948. De nakba werd afgelopen week voor de 74e keer herdacht en is traditioneel een recept voor volkswoede. Als er iconische Palestijnse beelden toegevoegd blijven worden aan de al zo lange reeks, wie zal zeggen wat er dan volgend jaar gebeurt, tijdens het jubileum dat grote vreugde betekent voor de één en diepe rouw voor de ander?
Journalist Jacob Hoekman speurt in de geschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws