Rumoer rond de schoolbus
Lange reistijden, overprikkelde kinderen. De Kinderombudsvrouw vraagt terecht aandacht voor de problemen in het leerlingenvervoer, vinden scholen voor speciaal onderwijs.
Ergens tussen Apeldoorn en Zwolle kwam midden in de jaren negentig een bus met pech langs de snelweg te staan. De kinderen waren niet meer te houden en liepen even later op de vluchtstrook. Levensgevaarlijk. Het was reden om naast de chauffeur voortaan ook een begeleider mee te sturen.
Die oplossing –tot nu toe zeldzaam– bepleitte Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer deze week voor al het leerlingenvervoer naar het speciaal onderwijs. „Een mooi ideaal, maar een luchtkasteel”, vreest directeur Arco Hak van de Eliëzer- en Obadjaschool in Zwolle. „Voor gemeenten en vervoersbedrijven is dat veel te duur.”
Al zo lang Hak in het onderwijs werkt –sinds 1984– maakt hij moeilijkheden in het leerlingenvervoer mee. „De basisschool in Teuge waar ik werkte, had tien of elf bussen op de weg. Sommige leerlingen zorgden voor problemen. In het speciaal onderwijs speelt dat nog meer. Soms denk ik: Hoe kunnen jullie nu déze drie kinderen naast elkaar op de achterbank van een taxi zetten. Waarom vragen de vervoerders de school niet om advies? Als een chauffeur één telefoontje met een leerkracht pleegt, weet hij hoe hij met een bepaald kind moet omgaan. Nu trekken de bedrijven pas aan de bel als er gedoe is.”
Slechte start
De Kinderombudsvrouw krijgt ook tal van klachten. Vervoerders houden onvoldoende rekening met de individuele behoeften van kinderen, zegt Kalverboer. „Met als gevolg dat een kind dat geen prikkels verdraagt met een kind in het busje terecht kan komen dat juist heel veel lawaai maakt. Daardoor komen kinderen oververmoeid en gestresst op school.”
In Zwolle gebeurde het eerder wel dat kinderen een half uur moesten bijkomen van „het gedoe” in de bus. „Een slecht begin van de dag”, zegt Hak.
Ook directeur Jan Koppelaar van De Wijngaard, de reformatorische school voor speciaal basisonderwijs in Barendrecht, signaleert dat kinderen soms vol onrust uit de taxi komen. „Reistijden zijn onnodig lang en de routes niet zo efficiënt, doordat de vervoerder vooral kijkt in welke taxi er nog plek is.”
Op de vluchtstrook
Een onderzoeksrapport van belangenorganisatie Ouders & Onderwijs somde eind maart de problemen op: lange reistijden, de vele wisselingen onder de chauffeurs en onveiligheid in het taxibusje. „Iedere investering in kwalitatief goed speciaal onderwijs en gespecialiseerde begeleiding wordt snel tenietgedaan door de vermoeidheid en overprikkeling waarmee leerlingen op school aankomen na een rit.”
In een KRO-reportage kwamen deze week nog meer problemen aan bod: busjes die te laat komen, of helemaal niet; slechte communicatie van vervoersbedrijven; pestgedrag onderweg.
„Negen van de tien keer verloopt het vervoer goed”, zegt Koppelaar. „We hebben echter weleens meegemaakt dat een chauffeur op de vluchtstrook moest stoppen omdat hij eerst de kinderen weer in het gareel moest krijgen. Ik heb met de chauffeurs te doen: ze moeten op de weg letten én op wat er achter hun rug gebeurt. Vaak kunnen de kinderen goed met elkaar overweg. Maar ook weleens niet.”
Filmpjes kijken
De situatie in de bus is dikwijls onveilig en stressvol, stelt het rapport van Ouders & Onderwijs. Daarom vindt de Kinderombudsvrouw dat er een pedagogisch begeleider mee moet die zich met de kinderen kan bezighouden.
„Zo zou het moeten zijn”, beaamt Hak. „Als een chauffeur onderweg orde moet houden, wordt zijn aandacht afgeleid. Dat kan ongelukken veroorzaken. Maar in de praktijk wordt er nooit een begeleider meegestuurd. Sommige ouders zouden wel meewillen, maar ze hebben dan geen vervoer naar huis. In de praktijk worden kinderen zoetgehouden met hun mobieltjes. Onderweg zitten ze filmpjes te kijken. Het is de vraag hoe wenselijk dat is. Ze worden er wel rustig van, maar wat bekijken ze dan allemaal? Mijn vader zei vroeger weleens: De kinderen zijn veel te stil; ga eens kijken wat ze aan het doen zijn.”
Directeur Koppelaar in Barendrecht maakte wel mee dat een gemeente tijdelijk een begeleider meestuurde. „Maar dat werd snel weer afgeschaald.”
Lange reistijden
Van de gezinnen die door Ouders & Onderwijs werden ondervraagd, wonen de meeste kinderen niet ver bij de school vandaan: 30 procent minder dan 10 kilometer en bijna 70 procent minder dan 20 kilometer. Toch is de helft van de kinderen een uur tot twee uur per dag onderweg en 27 procent meer dan twee uur.
Schooldirecteur Hak is sinds kort gemeenteraadslid in Voorst, als eerste SGP’er in de geschiedenis. Het leerlingenvervoer is een van de eerste onderwerpen die hij aan de orde stelt. „Ik heb er maandag vragen over ingediend, want reistijd en -afstand staan soms in geen verhouding tot elkaar.”
Bij de school in Zwolle meren dagelijks zo’n 35 taxi’s en bussen aan. „Voor een deel van de leerlingen is er een goede verhouding tussen afstand en reistijd. De bussen uit Urk en Damwoude rijden bijvoorbeeld regelrecht naar school. Maar bij andere kinderen duurt de reis naar verhouding veel te lang. Ik rijd met mijn auto in een half uur van de gemeente Voorst naar Zwolle, maar een van de leerlingen deed over diezelfde afstand anderhalf uur, doordat het busje omwegen maakte om andere kinderen op te pikken.”
Het kan nog extremer. „Van een andere school in Zwolle hoorde ik dat een kind dat 3 kilometer bij de school vandaan woonde, een uur onderweg was. De bus ging kriskras door de stad. Door alle verkeerslichten en ander oponthoud waren de leerlingen lang onderweg.”
Aanbesteding
Volgens Kinderombudsvrouw Kalverboer bestaan de problemen „al heel erg lang”, maar lijken ze sinds 2015 „heftiger” omdat de aanbestedingen van het vervoer via de gemeenten lopen. „De bezuinigingen en de toename aan vraag noodzaken de gemeente tot financiële afwegingen.”
De Wijngaard, met 156 leerlingen, krijgt een kleine 40 taxi’s voor de deur. „Door het aanbestedingsbeleid overkwam het ons een keer dat een Limburgs bedrijf een deel van ons vervoer regelde”, zegt Koppelaar. „Het werd uitbesteed aan een vervoerder bij ons in de buurt. Als er dan problemen ontstaan, verwijzen de bedrijven naar elkaar.
Ouders bellen bij problemen naar de school. We proberen met de kinderen dan wel afspraken te maken over hun gedrag, maar verder kunnen we alleen maar naar het vervoersbedrijf of naar de gemeente verwijzen. Dat maakt het voor ouders extra spannend, want de drempel om daarheen te bellen, is hoger.”
Getouwtrek
Elk gemeentebestuur heeft zijn eigen beleid, zegt Hak. „In de bus die van Rijssen naar onze school rijdt, werd het aantal kinderen eigenlijk te groot. De gemeente heeft toen besloten een tweede bus te laten rijden. Prachtig. Maar niet elke gemeente is tot zo’n oplossing bereid.”
„Het is zoeken naar een goede samenwerking met gemeenten”, zegt Marlies Kole-de Koster, stagecoördinator bij de Speciale Scholen in Kapelle. „Voor leerlingen die naar een werkplek gaan, krijgen we zonder problemen vervoer, maar voor jongeren die naar dagbesteding uitstromen, blijkt dat soms veel lastiger. Kennelijk zien gemeenten daarvan de noodzaak niet altijd zo. In Zeeuws-Vlaanderen is het overleg met de gemeenten een moeizaam proces geweest, maar uiteindelijk kwam het vervoer er wel. Nu zijn de Zuid-Bevelandse gemeenten een nieuwe vervoersverordening aan het opstellen. We hopen dat ze daarover meer met de scholen overleggen dan tot nu toe soms gebeurde.”
In paniek
De school heeft geen invloed op het vervoer, constateert directeur Hak uit Zwolle spijtig. „De bedrijven proberen er financieel zo voordelig mogelijk uit te komen. Ze moeten de kinderen binnen een bepaalde tijd afleveren en willen die ruimte zoveel mogelijk uitbuiten.”
Niet dat het geld naar de chauffeurs gaat. „Die verdienen het zout in de pap niet. Ik hoorde van een uitkeringsgerechtigde dat hij dit werk moest gaan doen. Hij werkte 45 uur in de maand en dat leverde hem netto 450 euro op.”
Volgens de Barendrechtse directeur Koppelaar staat het leerlingenvervoer steeds meer onder druk. „Een gemeente voldoet aan de wet als ze een kind een ov-abonnement geeft. Gelukkig is er echter al heel lang taxivervoer voor deze leerlingen. We moeten echter steeds vaker onderbouwen waarom dat voor een bepaald kind nodig is. Je moet er toch niet aan denken dat een kind met autisme op station Rotterdam-Zuidplein een bus mist en in paniek raakt. Voor deze leerlingen is eigen vervoer echt nodig.”
Eigen oplossingen
De scholen proberen wel oplossingen te vinden. „Ik vraag gemeenten ons het geld te geven; dan regelen wij het”, zegt Hak. „Kampen heeft dat gedaan. Wij hebben vervolgens de vrijwilligers van Stichting Welzijn Kampen ingeschakeld. Die verzorgen vervoer van bijvoorbeeld ouderen. Nu rijden ze ook onze kinderen. Dat gaat fantastisch.
In Elspeet waren de ouders de problemen zat. Ze hebben zelf een busje gekocht, dat zonder omwegen naar de school in Zwolle rijdt. Inmiddels hebben ze een stichting opgericht en een tweede busje aangeschaft. De gemeente Nunspeet werkt royaal mee en de stichting heeft ook sponsors. Dat loopt als een trein.
Onderweg is er nooit meer gedoe in die busjes. Dat komt ook doordat het pedagogisch klimaat anders is: de chauffeur woont in het dorp en is een bekende voor de kinderen; dat maakt de drempel om te gaan klieren hoger.”
Lang niet alle ouders zijn in de gelegenheid hun kind te brengen en weer op te halen, zegt Hak. „De mogelijkheden van carpoolen zouden wel meer onderzocht kunnen worden. Als ouders zelf rijden, kunnen ze bij de gemeente aanspraak maken op een vergoeding.
Vervoersbedrijven vinden het niet leuk als scholen of ouders zelf iets regelen. Gemeenten zien de voordelen wel, maar zijn bang voor schadeclaims als ze het contract met een vervoerder openbreken. Het is een machtsspel.”