Dr. Kees van Ekris: Prediking kan toegankelijker zijn
De missionaire organisatie IZB wil de komende maanden met haar achterban in gesprek over de prediking. Programmaleider dr. C. M. A. (Kees) van Ekris schreef voor dit doel het boek ”Dialoog, dans en duel, preken voor tijdgenoten”, dat vanaf volgende week in de winkels ligt.
Uw boek vormt de weerslag van vijftien jaar werk voor Areopagus. Wat doet dit centrum voor contextuele en missionaire verkondiging van de IZB?
„Ds. Wim Dekker en ds. Paul Visser zijn met Areopagus begonnen omdat ze merkten dat er een kloof ontstond tussen de taal en thema’s van preken enerzijds en de dingen die luisteraars bezighouden anderzijds. Areopagus begeleidt predikanten en geeft preektrainingen. Toen ik Wim opvolgde, was het idee dat ik op papier zou gaan zetten hoe we denken over prediking. De ondertitel van het boek luidt: ”Preken voor tijdgenoten”. Dat is nog steeds ons grote verlangen. Areopagus wil de grondwoorden van de Bijbel en de traditie zo doorgeven dat tijdgenoten ze begrijpen en toegang vinden tot God.”
Hoe kwam u bij de titel ”Dialoog, dans en duel”?
„We stellen de prediking voor als een gesprek en als een duel. Er wordt gestreden in de preek, om het heil van mensen en tegen de machten. Met de dans bedoelen we de vervoering en de innerlijke beweging tot God.”
Het woord dans zou bevreemding kunnen wekken.
„Het is een metafoor voor de bevinding, voor het tijdens de preek aangeraakt worden door de Geest waarbij de hoorder zich innerlijk gewonnen geeft. In de preek wordt ‘op de fluit gespeeld’. Zouden wij dan niet ‘dansen’?”
Waarover gaat het boek?
„Bij het voorbereiden van een preek heeft een predikant verschillende rollen. Het boek is bedoeld om de prediker te oefenen in die rollen. Ik onderscheid de participant, exegeet, mysticus, mens, combattant (strijder), missionaris, theoloog en benedictus (hij die zegent). Ik schreef echter ook met het oog op kerkenraden. Het boek en de bijbehorende brochure zijn goed bruikbaar voor kerkenraadsgesprekken. Verantwoordelijkheid voor de prediking hoort ook bij de kerkenraad. Het is goed om in te zien hoe belangrijk, maar ook hoe veeleisend prediking is. Daarom staan er allerlei gespreksvragen in het boek. Zorgen de kerkenraadsleden goed voor hun predikant? Geven zij hem voldoende tijd? Weten zij hoeveel druk er op een predikant staat, hoeveel mails hij krijgt? Het is nodig om te praten over de prediking.”
Je zou denken dat dit gesprek al wel plaatsvindt.
„Als dat tot tevredenheid verloopt, is het mooi, maar in het algemeen horen we dat het ingewikkeld is om een waardig gesprek te voeren. Dat gaat namelijk verder dan het geven van een mening over de preek. Je zou bijvoorbeeld kunnen praten over de prediking in de afgelopen tijd. Welk thema hoorden kerkenraadsleden terugkomen? Sprak de Geest tot de gemeente? Werkt dat door in de kerkenraad? Op zo’n niveau wordt zelden gepraat, denk ik. In het najaar geven we over dit boek een kerkenraadstraining. We vragen een team –zoals een jeugdouderling, een evangelisatieouderling, een pastoraal ouderling en de dominee– naar Amersfoort te komen om hier met elkaar over te spreken. Het boek en de gespreksavonden vormen een appel aan kerkenraden om de prediking serieus te nemen.”
Waarom is zo’n appel juist nu nodig?
„Ik denk dat de prediking toegankelijker kan zijn, zowel voor niet-gelovige als voor kerkelijke tijdgenoten. Als de prediking geen wervende kracht heeft, wordt de gemeente in haar geloofsleven, maar ook in haar missionaire opdracht onvoldoende toegerust. We hebben elkaar nodig in het gesprek hierover. Dit kan niemand alleen. Ik denk dat een predikant er zijn winst mee kan doen als hij met ambtsdragers en gemeenteleden in gesprek is over hun dagelijks leven en de missionaire opdracht daarin. De uitdaging is niet zozeer aansluiten bij de actualiteit, maar samen zoeken naar de zeggingskracht van grondwoorden uit de Bijbel en de traditie in het leven van mensen vandaag. Daarvoor moet je zowel de grondwoorden goed begrijpen als het leven vandaag.”
Aan welke van de twee schort het vooral?
„Fijngevoeligheid voor de manier waarop die begrippen tijdgenoten iets te zeggen hebben. Iets waar ik zelf natuurlijk ook naar zoek. Daarom zeg ik: Praat met elkaar. Het heeft iets onbarmhartigs om al die eisen op het bordje van de dominee te leggen. Laat de jeugdouderling delen wat hij hoort en ziet onder jongeren, en zo de predikant helpen taal te vinden voor de zondag. Ik kom op voor de dominee. Het kan niet zo zijn dat je zijn agenda vol zet met ouderenbezoek, begrafenissen, bruiloften en catechese, en intussen verlangt dat hij de tijd peilt en relevante preken maakt.”