Mens & samenlevingPsychologie
Psychische stoornis treft vaak ook zoon of dochter

Een moeder die altijd somber is en veel op bed ligt. Een vader die in manisch-psychotische periodes nachtenlang opblijft en geld over de balk smijt. Voor ruim 400.000 Nederlandse kinderen is het de harde realiteit.

Hanneke den Hertog
9 May 2022 17:07
beeld iStock
beeld iStock

Van de hele bevolking krijgt zo’n 1 à 2 procent een bipolaire stoornis, een aandoening waarbij depressieve periodes afgewisseld worden door manische periodes. Bij kinderen die een vader of moeder hebben met een ernstige psychiatrische aandoening, gebeurt dit tien tot twintig keer zoveel. De helft van deze kinderen ontwikkelt bovendien een stemmingsstoornis, zoals depressie, weet prof. dr. Manon Hillegers van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam.

De kinder- en jeugdpsychiater doet al meer dan twintig jaar onderzoek naar kinderen met een ouder die een ernstige psychiatrische aandoening heeft. Haar doel? „Tijdig de problemen signaleren. Want hoe eerder we erbij zijn, hoe beter de prognose.”

Veerkracht

Tijdens het Voorjaarscongres van de Nederlandse vereniging voor Psychiatrie zit Hillegers een symposium voor over kinderen van ouders met een ernstige psychiatrische aandoening. Tijdens dit congres zal het MARIO-project worden gepresenteerd, wat staat voor Mood and Resilience in Offspring, oftewel stemming en veerkracht bij nakomelingen. Het onderzoek, dat in 2017 startte, richt zich op kinderen die een ouder hebben met depressie of een bipolaire stoornis. Hillegers is een van de hoofdonderzoekers, samen met prof. dr. Brenda Penninx.

18233161.JPG
Manon Hillegers, kinder- en jeugdpsychiater.  beeld Manon Hillegers

Doel van het project is om beter te begrijpen hoe de overdracht van een stemmingsstoornis of bipolaire stoornis tussen generaties werkt, vertelt Hillegers. „Daarbij spelen genen een rol, en daar kunnen we niets aan veranderen. Maar ook omgevingsfactoren kunnen extra risico’s met zich meebrengen. Denk aan een ouder die vanwege psychische klachten wordt opgenomen, of een gezin dat in de financiële problemen zit. Dat heeft zijn weerslag op een kind. Wij willen begrijpen waarom sommige kinderen desondanks gezond en zonder stoornissen opgroeien, en anderen niet.”

Om eerder ondersteuning te kunnen bieden aan kinderen die een stemmingsstoornis dreigen te ontwikkelen, maakte het onderzoeksteam de zogenaamde MARIO-check. Door kinderen een korte online vragenlijst te laten invullen en een aantal vragen te laten beantwoorden tijdens een telefonisch gesprek, hoopt Hillegers dat „milde problemen” eerder aan het licht komen. „We willen deze check onder zoveel mogelijk jongeren uitzetten. Als de MARIO-check tijdig jongeren met stemmingsproblemen identificeert kan mogelijk erger worden voorkomen.”

Emotiedagboek

Vervolgens wil het team er ook voor zorgen dat de jongeren worden behoed voor bijvoorbeeld een depressie. Daarvoor ontwikkelden Hillegers en haar collega’s de app ”Grow It!”. In de app geven kinderen en jongeren vijf keer per dag aan hoe ze geslapen hebben, hoe ze zich voelen, waar ze zijn en met wie.

„Zo maken ze hun eigen emotiedagboek”, legt Hillegers uit. „De gebruikers krijgen bovendien opdrachten, bijvoorbeeld om te sporten, emoties te delen, of op pad te gaan met een beste vriend of vriendin. Zo ervaren ze dat je je beter gaat voelen als je fysiek actief bent of je problemen deelt.”

Is het niet belastend voor een kind om vijf keer per dag zo’n vragenlijst te doorlopen? Nee, vindt Hillegers. „Het invullen duurt minder dan een minuut per keer.”

Jongeren die meedoen aan het MARIO-project kunnen ook op twee andere manieren hulp krijgen. Zo is er een website met uitleg over de stoornis van de ouders, en kunnen ze online adviezen krijgen van een panel van psychologen.

„We zijn benieuwd waar de jongeren behoefte aan hebben, en wat voor effect de drie opties hebben”, aldus Hillegers.

Netwerk

Vaak is in de omgeving niet bekend dat een ouder psychische problemen heeft, aldus Hillegers. Kinderen kunnen het hierdoor zwaar hebben en zich zorgen maken over hun vader of moeder. Een netwerk om het gezin heen waar een kind naartoe kan, is in ieder geval belangrijk, vertelt de psychiater. „Dat kunnen buren zijn, een broer of zus, ooms en tantes of opa’s en oma’s.”

Daarbij is het voor alle betrokkenen van cruciaal belang om het kind duidelijk toestemming te geven steun te zoeken bij een vertrouwd iemand in de omgeving. „Een kind is vaak loyaal aan zijn ouders. Een ouder moet daarom nadrukkelijk zeggen: naar die buurvrouw mag je altijd toegaan als het met mij niet goed gaat.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer