Burgerschapsonderwijs moet leerlingen de competenties bijbrengen om mee te doen in een „diverse en democratische samenleving die voortdurend verandert”. Leerlingen leren bijvoorbeeld hoe de democratie in elkaar zit, hoe je met verschillen en conflicten omgaat en wat maatschappelijke verantwoordelijkheid is. De inspectie vindt dat heel belangrijk. Samen met taal en rekenen vormt burgerschap „het geheel aan basisvaardigheden dat je nodig hebt om je te kunnen redden in de maatschappij”.

Ook de meeste leerkrachten en schoolleiders vinden volgens de inspectie dat het onderwijs over burgerschap op hun school „verder ontwikkeld moet worden”. Op ongeveer de helft van de scholen hebben de lessen geen concrete leerdoelen. De ontwikkeling van leerlingen hierin wordt niet systematisch gevolgd, zoals bij andere vakken wel gebeurt.

„De dagelijkse focus in het burgerschapsonderwijs ligt op persoonsvorming en sociale omgang. Leerdoelen als het ontwikkelen van maatschappelijke betrokkenheid en kritisch leren nadenken over de samenleving komen veel minder aan bod”, schrijft de inspectie.

Om het onderwijs te verbeteren op dit punt moeten scholen onder meer de juiste lesmaterialen inslaan. Ook de expertise van leerkrachten moet worden verbeterd, zowel op de lerarenopleidingen en door nascholing, raadt de inspectie aan.