Gevluchte Oekraïner als tolk aan de slag bij opvang Ontmoeting
Rotterdam gaat zo’n 2400 vluchtelingen uit Oekraïne opvangen. Een groot deel wordt onderbracht op een cruiseschip, anderen krijgen een plek in kantoorpanden. Stichting Ontmoeting biedt op diverse locaties begeleiding en schakelt daarvoor ook gevluchte Oekraïners in.
Voor een pand in het Rotterdamse havengebied staat een groot bord: ”Te koop/te huur. Volledig kantoorgebouw van ca. 2100 vierkante meter”. Aan het hek hangt een spandoek van Stichting Ontmoeting. De christelijke organisatie die „vastgelopen mensen ondersteunt om hun leven weer op orde te krijgen” biedt hier sinds ruim een week opvang aan Oekraïense vluchtelingen.
In de hal staat in het Engels en Oekraïens met witte krijtletters ”welkom” op een schoolbord. Door de gang rennen een paar kinderen. Op een groot vel papier in een speelkamer zijn molens, vissen en tulpen getekend.
Onder de eerste Oekraïners die hier geplaatst werden, zijn Galina (41) en haar dochters Elizabeth (8) en Diana (14). Galina’s 22-jarige zoon is nog in Oekraïne. In een kantoortje vertelt de alleenstaande moeder met hulp van de Oekraïense tolk Olena (30) haar verhaal.
Tot de Russische inval runt Galina een schoonheidssalon in een winkelcentrum in haar woonplaats Vinnitsa in centraal Oekraïne. Als ze op een vroege ochtend eind februari naar haar werk rijdt, belt een vriendin: „De oorlog is begonnen.” Ze kan het niet geloven, maar nieuwsberichten op internet bevestigen het. Galina rijdt terug naar haar flat, waar ze coördinator van de bewonerscommissie is. „De kinderen gingen niet naar school. Ze waren heel bang. De hele tijd klonken er overal sirenes.”
Veel mensen uit de omgeving willen schuilen in de kelders onder het flatgebouw, maar die zijn door reconstructiewerkzaamheden niet beschikbaar. „We waren niet voorbereid”, zegt Galina. De dagen erna gaat het oorlogsgeweld door. Haar werk kan de Oekraïense niet hervatten, omdat er geen elektriciteit is in het winkelcentrum waarin haar salon een plek heeft.
Geen eten
Vanwege de aanhoudende onveiligheid besluit Galina met haar dochters het land te verlaten. Ze kiest voor Nederland, omdat ze verwacht zich daar enigszins te kunnen redden in het Engels. De reis, via Polen en Duitsland, duurt vijf dagen. Uitvoerig vertelt de vluchteling over de moeilijkheden onderweg. Zo belandt ze in een menigte van ongeveer 6000 vluchtelingen om te voet de grens naar Polen te kunnen oversteken. „Mensen stonden in een lange rij. Er was geen eten, het was heel koud en je kon niet naar een toilet.”
Galina verlaat deze plek en zoekt een station, in een poging per trein het land te verlaten. Daar stuit ze eveneens op een menigte van duizenden wachtende vluchtelingen. „Ik was bezorgd om mijn kinderen, die heel moe waren. Gelukkig ontmoetten we een vrijwilliger die ons hielp aan een plek in een overvolle trein voor evacués. We zaten 26 uur in de trein, die er normaal anderhalf uur over doet om in Polen te komen. Onderweg stonden we vele uren stil.”
In Polen wachten vrijwilligers de Oekraïense vluchtelingen op. „We kregen soep, een simkaart voor onze telefoon, en we konden gebruikmaken van wifi.” De vluchtelingen vervolgen hun reis per trein naar Krakau. „We hadden geen treinkaartjes en ik bad tot God dat we niet uit de trein gezet zouden worden. Later kwamen er mannen binnen die gereserveerde plaatsen hadden. We moesten staan. Maar toen ze merkten dat wij Oekraïense vluchtelingen waren, gaven ze hun plaatsen aan ons.”
Vanuit Krakau reizen Galina en haar dochters per bus naar het Duitse Hamburg. Daar stappen ze op de trein naar Nederland. Op 9 maart komen ze vermoeid in Rotterdam aan, waar een particulier hun voor een nacht onderdak biedt. „Gelukkig heb ik onderweg steeds goede mensen ontmoet.”
Een dag na aankomst melden moeder en dochters zich bij sporthal De Wielewaal in Rotterdam, het eerste aanmeldpunt voor Oekraïners. Van daaruit krijgen ze tijdelijk onderdak in een hotel vlak bij Diergaarde Blijdorp. Eind maart worden ze overgeplaatst naar de nieuwe opvanglocatie aan de Smirnoffweg, in het havengebied.
De eerste nachten delen ze een kamer met een vrouw met kinderen en een poes. „Dat was heel moeilijk.” Inmiddels zijn Galina en haar dochters overgeplaatst naar een vierpersoonskamer. „Misschien komt er nog een vrouw bij.”
Douchecabines
Binnen twee weken werd het leegstaande kantoorpand geschikt gemaakt voor de opvang van 170 vluchtelingen, zegt directeur Gerard Stoop van Stichting Ontmoeting. Na overleg met de gemeente Rotterdam besloot zijn organisatie de opvang en begeleiding van circa 250 vluchtelingen in de Maasstad op zich te nemen, verspreid over drie locaties. Het kantoorgebouw aan de Smirnoffweg, door de eigenaar voor een jaar ter beschikking gesteld, ging als eerste open.
In korte tijd maakten gemeente en bedrijven het pand geschikt voor opvang. De lege kantoorruimtes werden voorzien van extra wanden en gevuld met IKEA-meubilair. Behalve slaapkamers zijn er woon- en speelkamers. Ook is er een eetzaal. In de voorraadruimte zijn zaken zoals kleding, shampoo en luiers te vinden. Naast het pand, aan de voet van opgestapelde zeecontainers, staan acht douchecabines. „We willen een corridor maken, zodat mensen niet eerst naar buiten hoeven als ze gaan douchen”, zegt Stoop.
Een week na de opening zijn de eerste slaapzalen bezet. De verwachting is dat het gebouw op korte termijn volledig in gebruik zal zijn. Een cateringbedrijf levert de maaltijden. „We willen ervoor zorgen dat er een keuken komt, zodat de mensen zelf kunnen koken.”
Ontmoeting is dagelijks van 7.00 tot 22.00 uur met zes personen aanwezig om de Oekraïners begeleiding te bieden. Een deel van het personeel en de vrijwilligers is afkomstig van andere locaties van Ontmoeting, maar de organisatie trok ook nieuwe mensen aan. Zo gaf Stoop dinsdag een contract aan drie Oekraïense vluchtelingen, onder wie Olena, die goed Engels spreken en een belangrijke functie als tolk vervullen. „Deze christenen zijn zelf gevlucht en hebben een enorme drive om vanuit het Evangelie dienstbaar te zijn aan hun landgenoten. In de praktijk zijn ze behalve tolk ook sociaal werker.”
Bommen en raketten
In een van de kantoortjes zitten de tolken Inna (35) en Liana (18) te overleggen, terwijl Olena elders in gesprek is. „We maken het rooster voor de komende maand”, zegt Liana. Ze vertelt dat ze met zeven zussen en een broer opgroeide in een christelijk gezin in Zjitomir. „Eén zus is een maand geleden getrouwd, tijdens de oorlog.”
Het grootste deel van het gezin is sinds enkele weken in Nederland. Liana rondde net een maand geleden een modeopleiding af. Ze was babysitter en werkte in een callcenter. „En ik diende in de kerk. Ik was actief in het kinderwerk en in de muziekgroep. Ik mis de mensen van de band”, zegt Liana, die bij familie in Hendrik-Ido-Ambacht verblijft.
Inna is afkomstig uit Irpin, dichtbij Kiev. „We hadden veel last van bommen en raketten. Ongeveer 60 procent van de stad is vernietigd. Veel mensen zijn omgekomen.” Ze is directeur van een christelijke school met 180 leerlingen, van wie er nu 3 in Nederland zijn.
De leerkrachten geven voor zover mogelijk online les aan de leerlingen, die verspreid zijn over diverse landen. „Door corona hebben we ervaring met online lessen.” Ook de chapels, korte vieringen, gaan online door. „Ongeveer de helft van de kinderen komt uit niet-christelijke families. We willen dat zij ook horen over God. Dat is onze missie. Sommige leerlingen zien we veranderen. In de eerste klas zeggen ze: Ik geloof niet in God. In de zesde klas bidden sommigen zelf en zeggen ze dat ze ook in God geloven.”
Via-via kwamen de vluchtelingen in contact met directeur Stoop van Ontmoeting. Inna: „Het is voor Oekraïners belangrijk om landgenoten te spreken, in hun eigen taal hun ervaringen en zorgen te delen. Maar we helpen mensen ook bij allerlei praktische vragen, zoals: hoe vind ik werk, of waar kunnen mijn kinderen naar school? We kunnen alleen nog niet overal antwoord op geven, want we wachten op informatie van de gemeente.”
Evangelie delen
Een paar dagen na aankomst in de opvanglocatie moet Galina nog erg wennen aan haar nieuwe onderkomen. Intussen volgt ze het nieuws in haar land op de voet en maakt ze zich zorgen om haar moeder en zoon in Oekraïne. „Het is heel moeilijk. Niemand weet wanneer de oorlog ophoudt.”
Haar kinderen doen overdag zelf wat schoolwerk. Galina hoopt dat ze binnenkort fysiek les kunnen krijgen. „Ik wacht op informatie over onderwijs. De kinderen willen ook graag Engels leren.” Zelf hoopt ze werk te vinden, mede omdat ze nog belasting moet betalen voor haar bedrijf in Oekraïne. „Ik heb een BSN-nummer, dus ik kan hier aan de slag.”
Tolk Liana is blij dat ze in de opvang voor haar landgenoten van betekenis kan zijn. „Ik wilde graag iets doen voor de vluchtelingen hier. Misschien kan ik ook het Evangelie met hen delen. Ik wil dat mensen weten dat God leeft en dat ze op Hem vertrouwen.”
Ze sprak onder anderen een ouder echtpaar, afkomstig uit de zwaar getroffen stad Boetsja, dat erg verdrietig was vanwege de situatie daar. „Ik heb hun verteld dat ik christen ben en waarom ik op God vertrouw. Ik heb ze ook een link gegeven naar een videoboodschap van een predikant in Oekraïne. Nadat ze die gezien hadden, waren ze minder somber.”
Stoop is zichtbaar blij met zijn gedreven nieuwe werknemers. „Hun drive om het Evangelie te delen ontroert me. Ik krijg meer van hen dan ik hun kan geven.”