GeschiedenisDen Briel
De geus opeens voor Den Briel

„In naam van Oranje doe open de poort!” De verovering van Den Briel door de watergeuzen –deze vrijdag 450 jaar geleden– was een kantelpunt in de Nederlandse geschiedenis. Al was dat helemaal niet wat de geuzen op dat moment op het oog hadden.

L. Vogelaar
1 April 2022 16:54
Brielle was de Eersteling der Vrijheid. beeld Sjaak Verboom
Brielle was de Eersteling der Vrijheid. beeld Sjaak Verboom

De geuzen hebben een heroïsche naam, maar Alva had niet helemaal ongelijk toen hij hen als „bouffen en piraten” aanduidde. Het was een samenraapsel van uitgeweken edellieden, protestantse vluchtelingen, vrijbuiters en criminelen. In de geschiedschrijving samengevat als „baronnen en bedelaars, jonkers in wie nog veel van de geest en het bloed der Hoeken huisde, wevers haastig van de weefstoel en de boeren zo van het ploegen. Maar allen verbonden door dezelfde doem en droom. Het ”Liever Turks dan Paaps” op de ronde viltmuts.” Sommigen waren ontkomen aan Alva’s Bloedraad en brandstapel.

Hun vloot? „Oude karvelen en verweerde koggen, de tweedehands kanonnen vastgenageld op het gebarsten dek, het gelapte zeil bol in de wind, van de steng de Oranjevlag met de Nassause leeuw.”

Ruw volk

En daar gingen ze, de breeveertien op. Sommigen was het vooral om eigen vrijheid of andermans goederen te doen. Zes jonkers hadden zich echter verbonden „met goederen, lijf en leven om weder in te voeren het waarachtige Woord Gods en dat overal te doen prediken.” Er voeren Franse hugenoten en werkloze Waalse arbeiders mee. Maar er waren ook ordinaire rovers aan boord, woest volk dat dankbaar gebruikmaakte van de kaperbrieven die Willem van Oranje had uitgereikt. Adriaen van Bergen, alias Dolhain, werd hun admiraal, totdat hij sneuvelde in juli 1572.

18118794.JPG
Beeldje van veerman Jan Coppelstock bij de haven van Brielle. beeld RD, Anton Dommerholt

De watergeuzen maakten niet alleen de zee, maar ook de kustdorpen onveilig. Mensenlevens hadden voor hen weinig waarde.

De zeerovers hielden de riviermondingen in het oog en kaapten wat hen voor de boeg kwam. Bij de Waddeneilanden maakten ze honderden schepen buit. Van de opbrengst zou een deel naar de oorlogvoering tegen Spanje gaan, maar daar kwam weinig van terecht.

Weggestuurd

Een tijdlang lagen er geuzenschepen in havens langs de Engelse oostkust. Een aantal van hen stond onder bevel van Willem II van der Marck, heer van Lumey, die overste Langnagel werd genoemd nadat hij had gezworen zijn baard en nagels te laten groeien totdat hij wraak had genomen voor de onthoofding van Egmont en Horne.

De Engelse koningin Elizabeth I kreeg steeds meer kritiek op haar gastvrijheid. Om een oorlog met Spanje te voorkomen, sommeerde ze de geuzen te vertrekken. Die maakten daarmee geen haast, maar eind maart 1572 kozen ze dan toch het ruime sop: 26 schepen, met 600 of 1200 –de bronnen zijn het er niet over eens– geuzen aan boord. Namen als Roobol en Ruichaver bleven bekend uit de schoolboekjes.

Lumey koerste naar de Hollandse kust. Op zoek naar een nieuwe uitvalsbasis. Naar buit. En de proviand raakte ook op. Hij wilde richting de Waddenzee, want daar kwam nog weleens een zwaarbeladen koopvaarder voorbij. Maar de wind liep om; het werd een noordwester die de geuzenvloot naar de Maasmond dreef.

Daar vluchtten twee koopvaardijschepen weg toen ze de kapers voor de kust zagen. Die durfden hen niet achterna, de rivier op. De geuzen streken het zeil voor het havenhoofd van Den Briel. Het was dinsdag 1 april 1572, „des achtermiddachs omtrent te twee uren.”

Opengeramd

En daar kwam Jan Pieterszoon Coppelstock aangeroeid. Hij had zijn mede-Briellenaren al verteld wat daar voor de kust lag: „Dat synder de geuzen.” En onder hen was een rasechte Briellenaar, Willem Bloys van Treslong, die enkele weken eerder met zijn schepen nog bij Wieringen vastgevroren lag en daar door de Spanjaarden belaagd was. Hij was ontkomen. Bij hem klauterde de veerman aan boord. Hij wist te vertellen dat er in heel Den Briel geen Spanjaard meer aanwezig was.

18118793.JPG
De hertog van Alva, geschilderd door Antonie Mor. beeld Wikimedia

Coppelstock moest de stad gaan opeisen, besliste bevelvoerder Lumey. Op het stadhuis liet de veerbaas Treslongs zegelring zien. De bestuurders kenden het wapen, want Treslongs vader was baljuw van Voorne geweest. Maar ze aarzelden, want ze vreesden de wraak van landvoogd Alva.

Ze wilden weten hoeveel geuzen er voor de stad lagen. „Vijfduizend man”, loog Coppelstock. Burgemeester Koekebakker wilde uitstel. Een deel van de bevolking gebruikte die tijd om weg te vluchten, de Zuidpoort uit. Met die wilde geuzen wist je het maar nooit.

De Noordpoort bleef intussen dicht, uur na uur. Totdat de geuzen het mooi genoeg vonden en met brandend hout en buskruit de toegang probeerden te forceren. Toen dat niet hielp, ramden ze de poort open met een scheepsmast, een robuuste actie die nog vaak is naverteld en nagespeeld.

Blijven of gaan

Inmiddels was Treslong om de stad heen getrokken en door de Zuidpoort, die wagenwijd openstond, zijn geboortestad binnengestapt. Hij kwam de baljuw nog tegen, die er met de stadskas –met daarin 6000 gulden– vandoor wilde. Treslong, zijn oude vriend, haalde hem over in Den Briel te blijven.

18118796.JPG
Willem Bloys van Treslong keerde met de geuzenvloot terug in zijn geboortestad. beeld Wikimedia

De volgende morgen werd korte metten gemaakt met de rooms-katholieke eredienst: de kerken werden leeggeroofd, de kloosters verbrand, de beelden stukgeslagen. Daar hadden de geuzen ervaring mee, en meestal vertrokken ze daarna weer. Maar nu haalde Treslong –die al weleens eerder had gedacht aan verovering van Den Briel– Lumey over de vesting in handen te houden: „Wat moedt konden de verlangende landtzaaten, welker hoop op de beloofde en t’elkens gemiste verlossing ten eynde adem was, oover houden, iendien men dus een sleutel des landts, willends, uit der hand worp?”

Sneeuwbal

Het bleek een besluit van strategisch belang. Den Briel was voor de prins – die dat overigens weken later pas hoorde en het nogal overhaast vond. De historici dr. Anne Doedens en Jan Houter noemden Den Briel bijvangst, tweede keus, een gelukstreffer. De sleutel van Holland lag volgens hen niet bij de Maas, maar bij het Vlie en het Marsdiep. Amsterdam en West-Friesland waren veel belangrijker dan Voorne-Putten.

Den Briel betekende niet veel, maar de inname van het stadje had psychologische invloed. Dat een reeks andere steden snel het voorbeeld van Den Briel –min of meer vrijwillig– zou volgen, was aanvankelijk niet te voorzien, maar de ongeplande actie in de Maasmond had een sneeuwbal- of domino-effect, al gebeurde dat allemaal niet in een paar weken tijd.

Bril

Alva heeft volgens overlevering dan wel met een „No es nada” –het is niets– gereageerd, maar daarmee onderschatte hij wat hier gebeurde. „De hertog kreget een bril op die Neuse.” Daar werd snel een rijmpje van gemaakt: „Den eerste dach van April verloor Duc d’Alva sijnen Bril.”

Dat lijkt een verbastering van Den Briel, maar er werd een neusklem bedoeld. Een geschiedschrijver schreef het in lange zinnen neer: „Aan de watergeuzen behoort de lof der dwaasheid vóór alle anderen en met schitterende uitslag, een daad verricht te hebben welke in de ogen der wijzen en verstandigen onzinnig moest schijnen. De volksverbeelding bemint zulke waaghalzen en vlecht hun lauweren.”

En dat door een eenzame roeipartij van een veerman. De geuzen hadden hem wel uit zijn bootje kunnen schieten.

De namen van de betrokkenen werden de eeuwen door doorverteld. En 1 april was vóór 1572 al grapjesdag; wie niet uitkijkt, krijgt een bril op die Neuse.

www.geboortevannederland.nl

In 2018 publiceerden Anne Doedens en Jan Houter ”De watergeuzen. Een vergeten geschiedenis, 1568-1575” (uitg. Walburg Pers; 192 blz.; € 20,99).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Den Briel

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer