Op 1 april 1572 verloor Alva zijn bril. Met de inname van Den Briel legden de watergeuzen de kiem voor de onafhankelijke Nederlandse Republiek.
„Toch moeten we ons realiseren dat noch Alva, noch Oranje, in de gebeurtenissen in Den Briel meteen een keerpunt zag”, schrijven de historici Raymond Fagel en Judith Pollmann in ”1572. Burgeroorlog in de Nederlanden”.
Onze herinnering aan de tachtigjarige strijd tegen Spanje is sterk gekleurd door de ervaringen van de latere overwinnaars, zegt Judith Pollmann, hoogleraar vroegmoderne Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. „Dat waren het gewest Holland en de Gereformeerde Kerk. We denken dat de verovering van Holland hoog op de agenda van Willem van Oranje stond, maar dat was niet het geval. De opstand in Holland en Zeeland was in eerste instantie niet meer dan een zijtoneel van een strijd die ging om de controle over het veel rijkere en machtiger Brabant. Als je je dat realiseert, begrijp je ook waarom het zo’n ontzettende chaos werd in de jaren na de inname van Den Briel.”
Eigenlijk was de inname van Den Briel helemaal niet zo’n heroïsche gebeurtenis, stelt Pollmann. „Er waren al sinds 19 november 1571 geen Spaanse troepen meer in de stad. Alva richtte zijn aandacht volledig op het zuiden, waar het meeste gevaar was te duchten. Lodewijk van Nassau, de broer van Willem van Oranje, bereidde met steun van Franse hugenoten een invasie voor. De Spaanse hertog wilde bovendien controle houden over Walcheren en daarmee over de Schelde, die toegang gaf tot Antwerpen, de belangrijkste stad van de Nederlanden op dat moment. Alva was ook niet echt onder de indruk van de inname van Den Briel; hij dacht dat probleem met zijn militaire overmacht later wel te kunnen oplossen. Dat Vlissingen op 6 april in opstand kwam –de allereerste stad die dat uit zichzelf deed– was erger voor hem, want vanuit hier kon de Schelde worden beheerst.
Net als Alva richtte Willem van Oranje richtte zich op het zuiden, waar het regeringscentrum zat en hijzelf omvangrijke bezittingen had – zijn voornaamste residenties waren het Nassaupaleis in Brussel en het kasteel van Breda. Toen de geuzen Den Briel innamen, liet hij dat aanvankelijk een beetje op zijn beloop, al had hij wel contacten met de opstandelingen. Hij stuurde in elk geval geen troepen die kant op. Geuzenleider Lumey kon daardoor als een soort krijgsheer in Holland optreden.”
Heeft Alva het gevaar dat in Holland ontstond onderschat?
„Door zijn troepen uit het noorden weg te halen, dreef Alva de Hollandse steden als het ware in de armen van de watergeuzen. Het was echt niet zo dat die overal met open armen werden ontvangen. Veel steden wilden in eerste instantie geen kant in het conflict kiezen. De meerderheid van de bevolking zat zeker ook niet op een protestantse kerkhervorming te wachten. Vaak was de beslissing om verzet te gaan bieden een keus tussen twee kwaden. Omdat Alva de steden onvoldoende bescherming bood, was het binnenlaten van de watergeuzen in veel gevallen het enige alternatief.”
U schrijft in uw boek dat er eerder sprake was van een burgeroorlog dan van een gezamenlijke opstand tegen Spanje…
„Omdat Alva en Oranje zich op Brabant richtten, ontstond er in Holland, maar ook in Gelderland en Friesland, een machtsvacuüm, waar lokale krijgsheren vrij spel hadden. In bijna elke stad ontstond er spanning tussen burgers die zich bij de opstandelingen wilden aansluiten en burgers die de vorst trouw wilden blijven. Krijgsheren, stadsbestuurders en burgers kwamen tegenover elkaar te staan, met plundering, afpersing, gewelddadige afrekeningen en willekeur als gevolg. In deze chaotische tijd was niemand veilig. In de veroverde gebieden kregen de calvinisten vrijheid van eredienst, maar overal werden rooms-katholieke priesters opgejaagd, gekidnapt, verminkt en vermoord. Legers van de rebellen plunderden het platteland en brachten chaos en onrust in de steden. De inwoners werden meegesleurd in een conflict waar ze liever buiten waren gebleven. Aansluiting bij de Opstand bleek in de praktijk een keuze voor chaos, anarchie, plundering en grootschalig geweld tegen priesters en geestelijken.”
Geen ideale situatie voor een opstand…
„Dat hieruit een levensvatbare politieke gemeenschap kon groeien, was inderdaad zeer onwaarschijnlijk, maar dat was in 1572 ook nog niemand van plan. Daarvoor waren de Nederlanden nog te veel versplinterd. Onderlinge solidariteit sprak helemaal niet vanzelf. Na de massale moord op de hugenoten in Frankrijk, tijdens de Bartholomeüsnacht eind augustus, zag het er inderdaad heel erg somber uit voor Willem van Oranje. Het Franse front stortte in en Alva kon met zijn tegenoffensief in het noorden beginnen. Hij heroverde in sneltreinvaart een groot aantal steden en gebruikte daarbij veel geweld ter afschrikking – onder meer in Zutphen. Voor Willem van Oranje werd het onvermijdelijk dat hij zijn aandacht op het gewest Holland richtte; in oktober stonden alleen Holland en Zeeland nog aan zijn kant. Intussen had hij hier te maken met Lumey, die zijn gezag niet accepteerde. En terugkerende ballingen hadden hun eigen agenda; zij wilden vooral de rol van de gereformeerde religie in de steden bevestigen en laten zien dat de rollen waren omgedraaid. Dat leidde tot allerlei conflicten over kerkelijke bezittingen. Van de beloofde religievrede kwam in de praktijk weinig terecht. De oorlog verscheurde de samenleving.”
Waarom slaagde Alva er dan niet om de Opstand definitief neer te slaan?
„Om zijn gezag te vestigen en Lumey uit te schakelen maakte Willem van Oranje in Holland afspraken met de steden over zaken als openbare orde en de financiering van zijn troepen. Op de Statenvergadering in Dordrecht had hij zich op 20 juli als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht laten erkennen, maar hij kreeg maar zeer ten dele controle over de opstand. Hij had de steden nodig om zijn gezag te laten gelden. Maar die waren kwetsbaar en vaak verdeeld.
Het omslagpunt kwam toen de Spaanse legerleider Don Fadrique Naarden liet plunderen en uitmoorden. Alva’s idee was om, met de winter in het vooruitzicht, een doorbraak te forceren. Strenge bestraffing van de eerste Hollandse plaats op de route van het regeringsleger zou wellicht de grotere steden in Holland tot overgave kunnen bewegen. Het omgekeerde gebeurde, het besluit om zo veel geweld te gebruiken keerde zich als een boemerang tegen Spanje. De angst verhardde het verzet; ontevreden burgers, geuzenlegers en aanhangers van Willem van Oranje in de steden sloten de gelederen en besloten de opstand voort te zetten. Voor het eerst was op hoog bevel gericht geweld tegen ongewapende burgers gebruikt; dat maakte diepe indruk op tijdgenoten, er was een grens overschreden.
Haarlem sloot vervolgens de poorten voor de Spanjaarden en de opmars van het koninklijke leger liep dood. Aan het eind van 1572 was in Holland en in Zeeland een opstandig bolwerk ontstaan en kwam voorzichtig politieke samenwerking van de grond. Dat laatste zou de kiem leggen voor een nieuwe staat.
Geleidelijk kreeg de oorlog een meer economisch karakter, omdat er ook commerciële belangen op het spel stonden en met de strijd geld was te verdienen. Denk aan de blokkade van Antwerpen, die tot 1795 zou duren; in Holland en Zeeland profiteerde men hier volop van. Het is opmerkelijk hoe weinig in 1572 nog over religie werd gesproken. In de chaos van dat jaar stond dit niet meer bovenaan.”
Boekgegevens
1572. Burgeroorlog in de Nederlanden, Raymond Fagel en Judith Pollmann; uitg. Prometheus; 248 blz.; € 22,50