Rinke van der Valle (1950), voormalig wiskundeleraar, is hobbymatig gefascineerd door Bach. Hij kan naar eigen zeggen geen dag zonder het muzikale genie uit Leipzig. Van der Valle speelt zelf orgel en zong mee in diverse uitvoeringen van Bachs muziek. En toen was er de wens om allerlei Bachkenners en -liefhebbers te interviewen voor een boek. Het resultaat ligt er nu: ”Geen dag zonder Bach”.
Het is een divers gezelschap dat de revue passeert: organisten als Leo van Doeselaar en Kees van Houten, dirigenten als Jos van Veldhoven en Ton Koopman, wetenschappers als Christoph Wolff en Jan Luth, uitvoerenden als bas Peter Kooij en hoboïst Martin Stadler. Maar ook liefhebbers als Wim Faas en Maarten ’t Hart. En kunstenares Marte Röling, die voor Jos van Veldhoven een eigentijds portret van Bach maakte.
Steeds kiest de auteur voor eenzelfde opzet. Hij begint en eindigt met een persoonlijke noot –vaak een eigen ervaring met de geïnterviewde: een concert dat hij bijwoonde, of een lezing die hij meemaakte– met daartussen het eigenlijke interview. Dat zijn boeiende gesprekken geweest, zo veel wordt duidelijk. Alleen wordt de uitwerking wel wat ontsierd door slordigheden en amateuristische dingen. Heel willekeurig worden bijvoorbeeld allerlei termen die mensen bezigen in een voetnoot verduidelijkt. Tot en met: Maarten ’t Hart zegt „cantate 80”, hij bedoelt de cantate met het BWV-nummer 80. Ook de afgedrukte vragen zijn vaak slap: „Hebben jullie in Bolsward ook een concert gegeven?” Daarbij is Van der Valle verre van objectief-kritisch. Zo mag Kees van Houten –de man van de getallensymboliek in Bachs muziek– helemaal leeglopen over zijn controverse met de ”heren musicologen” die zijn theorieën niet willen geloven. Overigens komt de tamelijk aanmatigende uitspraak in de kop boven het interview met Van Houten –”Ik ken Bach zijn keukentje…”– helemaal niet terug in het verhaal…
Intussen komen er genoeg boeiende dingen langs in dit boek. Over Peter Kooij, die ooit bij het Utrechts conservatorium werd weggestuurd omdat hij niet genoeg talent had. Hij werd een wereldberoemde zanger en voerde inmiddels 387 keer de ”Matthäus Passion” uit. Maar de ”Messiah” van Händel doet hij niet meer. „Dan zit ik halverwege te denken: wat voor wijntje zal ik straks opentrekken? Die muziek is voor mij niet interessant genoeg.” Of over de Zwitserse barokhoboïst Martin Stadler, die in een hotelkamer onder de dekens een nieuw riet moest uitproberen.
Leuk is dat ieder gesprek afsluit met de vraag hoe de geïnterviewde een dag met Bach zou doorbrengen. Veel gegeven antwoorden: hem meenemen naar bekende orgels, hem vragen hoe het zit met de ”Hohe Messe” of de ”Kunst der Fuge”. Stadler geeft een bijzonder antwoord: „Het lijkt me het mooiste om met hem de natuur in te gaan en stil te wandelen. Ik denk namelijk dat ik geen vraag voor hem heb.”
Geen dag zonder Bach. Vijftien gesprekken over een geniale componist, Rinke van der Valle; uitg. Damon; 243 blz.; € 19,90