Ergerlijk. Dat is het beste woord waarmee ik kan beschrijven wat ik vind van de beschuldigingen dat Europa racistisch zou zijn.
Gisteravond nog, uit de mond van een islamitische vriend –een pas afgestudeerde geleerde in de sharia– die Europa de maat nam. Waarom worden donkere mensen bij de Oekraïens-Poolse grens apart gehouden? Waarom schreeuwt het Westen moord en brand nu Oekraïne wordt aangevallen terwijl in Syrië al elf jaar hetzelfde gebeurt?
Beschuldigingen van racisme kent zo’n beetje iedere Europeaan wel. Ik kan wel wat hebben als het hierover gaat, anders had ik nooit op het Arabisch Schiereiland moeten gaan wonen, maar het is een keertje klaar. De Golfstaten waar ik woon kennen een mate van racisme waar Europa nog een puntje aan kan zuigen.
Iemand die deze landen bezoekt, zal het direct opvallen. Bengalen, Filipino’s, Pakistanen: ze staan hier op de laagste sporten van de maatschappelijke ladder. Daarna komt er een hele poos niets, dan komen andere nationaliteiten zoals westerlingen en ten slotte, boven aan de pikorde, de Emirati’s, de Qatari’s, de Koeweiti’s zelf.
Ik had dan ook mijn reactie al klaar, gisteravond met de islamitische wetsgeleerde. Over het institutionele racisme in de Arabische wereld. Over het feit dat alleen Duitsland al meer dan een miljoen Syriërs opgenomen heeft, terwijl je ze in de Arabische Golf met een lampje moet zoeken. Over het merkwaardige feit dat sommige mensen er nu eenmaal een duister genoegen in scheppen om Europa en Amerika hoe dan ook zwart te maken, terwijl ze er tegelijkertijd dolgraag heen zouden willen.
Maar ik zei niets van dat alles. Net op tijd bedacht ik dat zo’n discussie doorgaans vruchteloos is. Jezelf verdedigen aan de hand van theoretische concepten en abstracte ideeën, dat werkt nu eenmaal niet, zo is mijn ervaring. Wat beter werkt, is het klein houden. Bijvoorbeeld door te laten zien dat ik zelf geen racist wil zijn. In de praktijk van alledag.
Radicale verlossing
Intussen was het me wel duidelijk: mijn natuurlijke afweermechanisme werkt nog als een tierelier. Niet wij, maar zij hebben boter op hun hoofd. Ik voel me nationalistischer in het buitenland dan ik me ooit in Nederland heb gevoeld.
Ik maak me sterk dat ik daar niet de enige in ben. Sinds Rusland Oekraïne binnenviel, is het bizar om te zien hoe snel de nuance uit het oog verloren wordt en hoe snel de gelederen zich sluiten. Alles wat Russisch is, is verdacht.
Nu ben ik niet geroepen om Rusland of Poetin te verdedigen. Dat kan ook moeilijk, want hoe verdedig je iemand die een ander land binnenvalt en daar op grote schaal dood en verderf zaait?
Wat ik wél wil, is Poetin begrijpen. Net zoals ik een moslimextremist wil begrijpen en net zoals ik mijn vriend de shariageleerde wil begrijpen. Waarom doen zij wat zij doen?
Ik merkte al jaren geleden dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend werd gevonden om een jihadist te willen begrijpen. In een tijd waarin de dreiging van aanslagen reëel is, geldt maar één ding: hard aanpakken. In het hoofd van een extremist kruipen, dat moet je niet eens willen.
Maar die houding levert volgens mij een probleem op. Want hoe wil je mensen stoppen als je niet begrijpt waarom ze handelen zoals ze doen? Hoe weet je dan dat je niet nog meer olie op het vuur gooit in plaats van dat je bezig bent de brand te blussen?
Wie zich veel moeite getroost om, tegen de stroom in, toch de ander in zijn hart te kijken, is prof. Beatrice de Graaf. Ze publiceerde vorig jaar het boek ”Radicale verlossing”, dat zich laat lezen als een poging om terroristen te begrijpen. Terroristen zijn haast zonder uitzondering op zoek naar verlossing, toont ze daarin aan. Verlossing die ze hopen te vinden via bommen en granaten, maar die hen vrijwel altijd leeg achterlaat – als ze hun aanslag of deelname aan een oorlog überhaupt overleven.
Ze laat nu haar licht schijnen op de oorlog in Rusland en vertelt het grote publiek wat Poetin drijft: een herstel van het ooit zo grote en machtige Russische rijk, waarin de Russisch-Orthodoxe Kerk een centrale rol speelt en Moskou na Rome en Constantinopel de vlam van het geloof brandend houdt – als derde Rome. En waarom Kiev en de Krim daar zo’n centrale rol in spelen.
Maar ook als je de ander echt wilt begrijpen, is dat nog niet zo makkelijk. Neem nu dat derde Rome: seculier denkende mensen zijn niet gewend aan het denken in termen van religieuze drijfveren, zeker niet als die onlosmakelijk met politieke doeleinden verbonden zijn. En dan hebben we het nog niet eens over cultuurverschillen gehad. Het is veel makkelijker om de ander gewoon de ander te laten in al zijn vreemdheid.
Ik en jij
Dwars daar tegenin klinken gelukkig steeds weer andere stemmen. De stem van een van de grootste Oekraïense denkers ooit, bijvoorbeeld. Dat is de 20e-eeuwse Joodse filosoof Martin Buber, die opgroeide in Lviv in het westen van Oekraïne. Hij maakte er zijn levenswerk van om bruggen te slaan tussen oost en west, tussen traditie en wetenschap, tussen Jood en christen.
Zijn meest invloedrijke werk heet ”Ich und Du”: ik en jij. Wij en zij. Maar het bijzondere is: bij Buber worden ik en jij geen tegengestelden van elkaar. De ”ik” kan alleen bestaan bij de gratie van de ”jij”, betoogt hij. De mens wordt pas echt mens als hij de ander werkelijk ontmoet. Of als hij de Ander werkelijk ontmoet. Bij Buber is een ontmoeting nooit alleen horizontaal en evenmin vrijblijvend.
Mooi klinkt dat, zo’n ontmoeting. Het probleem is echter dat we maar al te vaak alleen die mensen willen ontmoeten van wie we al weten dat ze denken zoals wij. Daarom is een kerk met allemaal gelijkgestemde zielen ook zo plezierig. De luiken kunnen dicht, we zijn het eens over de antwoorden. Maar soms breken andere stemmen opeens toch ons wereldbeeld binnen. Neem een dominee in Libanon die hartstochtelijk Hezbollah verdedigt. We hadden juist in blokletters uitgeschreven dat Israël per definitie goed is en Hezbollah per definitie fout en nu kunnen we de hele boel opnieuw gaan doordenken zeker? Veel makkelijker is om te zeggen dat de man het mis heeft, zodat we samen het front kunnen sluiten.
We horen allemaal wel bij zo’n soort groep waar aan de antwoorden niet getornd mag worden. Waar we bij horen, is bepalend voor onze identiteit. De beroemde psycholoog Abraham Maslov plaatst ”erbij horen” in zijn piramide van menselijke behoeften direct na fysieke behoeften als eten, drinken en veiligheid. Niet rationele afwegingen, maar deze diepst ervaren identiteit bepaalt vaak hoe we reageren. En dus zijn sommige mensen hier in het Midden-Oosten op dit moment automatisch voor Rusland en Poetin. Om de eenvoudige reden dat Rusland een groot aantal moslims telt binnen zijn grenzen en Oekraïne niet. Om de eenvoudige reden dat Poetin geen Jood is en de Oekraïense president Zelenski wel.
Dit principe komt overal terug. Bij de gratie daarvan kan het fenomeen van de opiniemaker bestaan. Wat zegt mijn club, mijn krant, mijn kerk over Rusland? Over Israël? Over moslims? Wie zich die antwoorden eigen maakt, zit goed. Wie er anders over denkt, moet bereid zijn veel tegenwind te verdragen.
We mogen dan bij een club behoren, dat betekent niet dat we onszelf als kuddedieren zien. Zeker in het Westen niet. Hoe je het ook wendt of keert, ook als christenen in West-Europa zijn we door het bad van de verlichting gegaan. We zijn individualistischer dan we zelf geloven. Het weerspiegelt zich zelfs in onze theologie. De westerse, individualistische nadruk op hoe ik in de hemel kom, vind je nergens anders ter wereld. Leg dat maar eens uit aan patriarch Kirill in Rusland, die zijn kerk juist aan de kant van de Russische gemeenschap plaatst. En dat begrijpen wij dan weer niet. Er is dus niet alleen een tegenstelling van wij versus zij, maar ook van wij versus ik. Waarbij de kant van het ik, het individualisme, doorgaans net doet alsof die veel machtiger is dan de kant van het wij, het collectivisme.
Sarah Lanier, expert op het gebied van cultuurverschillen, geeft daar in haar boek ”Waarom zijn wij anders?” (2012) een prachtig voorbeeld van. Op een conferentie werd de mening van de aanwezigen gepeild over simultaan vertalen of niet. Een Boliviaan stond op en vertelde waarom het beter was om zin voor zin te vertalen en niet tegelijkertijd. Daarna voerden diverse westerlingen het woord, die tijd wilden besparen en daarom voor simultaanvertaling pleitten. De voorzitter hakte de knoop door: de westerlingen kregen hun zin omdat ze schijnbaar in de meerderheid waren. De voorzitter miste echter het hele punt: juist de Boliviaan vertegenwoordigde de meerderheid. Hij had zijn zegje gedaan namens alle aanwezigen uit collectieve culturen, terwijl de mensen die voor simultaanvertaling waren alleen voor zichzelf hadden gesproken.
Alle genoemde elementen in dit verhaal draaien in feite om de tegenstelling tussen wij en zij, de tegenstelling die bij Martin Buber juist een voorwaarde voor echt leven wordt. Nu is dat mooi gezegd, maar hoe werkt dat dan? Zijn dit niet allemaal grote woorden over theoretische concepten en abstracte ideeën? Precies die dingen die doorgaans niet werken in de praktijk?
Klopt. En toch hebben die concepten en ideeën een enorme reikwijdte. In mijn gesprek gisteravond met de islamitische wetsgeleerde raakte ik er opnieuw van doordrongen dat die reikwijdte het beste zichtbaar wordt door het concreet te maken. Door het dicht bij jezelf te houden.
Dat is natuurlijk de ervaring van velen. Daarom denkt de redactie dat het een goed idee is om een rubriek te starten die niet over individualisme gaat, of over racisme, of over andere grote concepten, maar die deze grote ideeën vertaalt naar de behapbare praktijk van nu. Met vragen die niet pretentieus zijn; vragen die gewoon opduiken bij het nieuws van alle dag. Nieuws dat heel vaak over de ander gaat, maar ook over onszelf. Waarom is Kiev zo belangrijk voor de Russen? Wat is nu precies de dreiging die van kernwapens uitgaat? Waarom is het ene land zo nationalistisch en het andere niet? Of, zoals in de eerste aflevering vandaag: waarom is de NAVO een sleutelbegrip in deze oorlog?
De antwoorden zullen niet wereldschokkend zijn. Ze zijn –zo is de bedoeling– wel gebaseerd op betrouwbare informatie. Aan de hand van verifieerbare bronnen. In een tijd van nepnieuws is het belangrijker dan ooit om te laten zien wat die bronnen zijn. Denk aan hoor, wederhoor, feiten uit de geschiedenis, verslagen en documenten, uitkomsten van onderzoek. Informatie waar je van op aan kunt. Wie weet vormen deze artikelen zo een klein houvast in tijden waarin werkelijkheid en waarheid opties zijn geworden die je gerust links kunt laten liggen. Een houvast weliswaar vanuit westers perspectief, maar waarin hopelijk toch ook altijd de stem van de ander meeklinkt. Want die ander lijkt meer op ons dan we zelf voor waar willen houden.