Lokale partij wint raadsverkiezingen
Welke trends zijn zichtbaar in de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen? En hoe kunnen we die duiden?
Doorgaande groei lokalo’s
Lokale partijen zijn opnieuw de winnaars van de gemeenteraadsverkiezingen. Na het tellen van 98,5 procent van de stemmen blijkt dat zij ruim 36 procent van de kiezers achter zich kregen.
De trend van de groei van de lokalo’s is al lang aan de gang. In 1990 stemde een kleine 13 procent van de kiezers op een lokale partij, in 2002 groeide dat uit tot een kwart. Daarna steeg hun aandeel geleidelijk tot circa eenderde in 2018.
De grote gevestigde politieke partijen slagen er op plaatselijk én nationaal niveau steeds minder goed in om kiezers achter zich te krijgen. Wellicht doordat ze te weinig onderscheidend zijn. Ook zal meespelen dat steeds minder burgers zich kunnen vinden in een van drie traditionele stromingen: de christendemocratie, het liberalisme en de sociaaldemocratie.
Kiezers blijven thuis
Landelijk lag het opkomstpercentage voor de raadsverkiezingen op 50,3 procent. Dat is een historisch dieptepunt. Lager nog dan in 2018 (bijna 55 procent) en in 2014 (53,8 procent). Vooral in de grote steden in de Randstad was de opkomst laag; in Rotterdam nog geen 40 procent. In het Gelderse Rozendaal daartegen kwam 80 procent van de kiezers opdagen, in Staphorst en Urk ruim 75 procent.
Dit patroon past bij een conclusie uit de ”Atlas van afgehaakt Nederland” van René Cuperus en Josse de Voogd: in hechte gemeenschappen, zoals in de Biblebelt, zijn burgers het minst afgehaakt.
Minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken kondigde woensdagavond meteen een onderzoek aan naar de oorzaken van de lage opkomst. Een groot verschil met andere jaren is in elk geval de bescheiden campagne die is gevoerd. De aandacht ging nu meer uit naar de oorlog in Oekraïne.
Verdere versplintering
Van de landelijke partijen is de VVD opnieuw de grootste met zo’n 11,5 procent van de stemmen. Bij de verkiezingen van 2018 kregen de liberalen 13,1 procent van het electoraat achter zich. Het CDA maakt een vergelijkbare ontwikkeling door. De partij daalt van 13,5 naar 11,2 procent. D66 verlies 0,4 procent van de aanhang.
Relatief nieuwe partijen, zoals FvD, PvdD en Bij1 daarentegen krijgen nu in een aantal gemeenten een voet tussen de deur. In het geval van de FvD gaat dit wel ten koste van de PVV.
Al met al lijkt de steeds grotere diversiteit in de samenleving zich te weerspiegelen in een voortgaande, want ook in 2018 al zichtbare, versplintering van gemeenteraden. Een negatieve ontwikkeling? Niet in zoverre burgers een keus maken voor precies die partij die bij hun overtuiging past. Wel in zoverre meer kleinere partijen coalitievorming doorgaans lastiger maken.
Haagse partijen verliezen licht
Hoewel SP-leider Marijnissen hoopte dat de partijen van Rutte IV klop zouden krijgen, vallen de verliezen van de regeringspartijen mee. Zeker, VVD en CDA zakken wat terug, maar minder dan peilingen voorspelden. Het zure voor de SP is dat kiezers die partij wel afstraften, wellicht ook vanwege het geruzie in de achterliggende maanden met de eigen jongerenbeweging.
Regeringspartij ChristenUnie verliest 0,2 procent van de aanhang; een terugval met zo’n 30 zetels. De SGP wint 0,2 procent en krijgt er zo’n 30 zetels bij.
Opvallend is dat de PvdA de weg naar boven weer lijkt te vinden. In Amsterdam werd zij, dankzij de populariteit van lijsttrekker Marjolein Moorman, weer de grootste. Blijkbaar doen lijsttrekkers er bij verkiezingen wel degelijk toe.