Geef ons heden ons dagelijks brood. Aan de vooravond van biddag zullen deze woorden vast vaker worden gepreveld. Of met meer nadruk dan voorheen worden uitgesproken. Vanwege de verschrikkingen in Oekraïne. Waardoor ook Nederlanders zich kwetsbaar voelen en ervan doordrongen zijn dat vanzelfsprekendheden even geen recht van bestaan hebben.
Met die broosheid van het leven werd ik al eerder geconfronteerd op het platteland van Malawi. Akkoord, daar is geen sprake van oorlogsgeweld en er zijn geen vluchtelingenstromen. En toch: ook daar is dagelijkse strijd. Omdat gezinnen er de grootste moeite hebben om aan voldoende eten te komen. En er altijd dreiging is van hongersnood.
De afgelopen weken kwamen ze op deze pagina geregeld voorbij: moeders, vaders, zonen en dochters. Zwoegend op akkers waarvan de grond vaak is uitgedroogd, bikkelhard is geworden en uitgemergeld. Waardoor het altijd weer afwachten is of er straks genoeg mais wordt geoogst om een jaar lang monden mee te vullen. In het zuiden van Malawi was er dit jaar extra tegenslag toen een tijd van hardnekkige droogte omsloeg in een periode met verwoestende overstromingen.
Geef ons. Als dit gebed ergens wordt gebeden, aanhoudend en vurig, dan is het in Malawi, óók in Malawi. In de hutjes en in de kerken. Omdat Malawiërs vanwege die niet-aflatende onzekerheid over de oogst zich steil afhankelijk weten van die gevende Vader.
Ik heb staan kijken bij hun dagelijkse gesloof, iets van hun bidden gehoord. En als weldoorvoede Nederlander aarzelde ik bij terugkeer of ik ooit nog biddag zou mogen vieren, maar in plaats daarvan er alleen nog dankdagen voor mij zijn. Onzin natuurlijk, want biddag is er niet enkel voor mijzelf, maar nu vooral voor anderen. Voor hen in Oekraïne en in Malawi. Waar het Onze Vader vast ook zal klinken, niet als een liturgisch gepolijst formuliergebed, maar als een schreeuw om leven.
Als de zaken zo liggen, rest mij morgen slechts één ding: in die verbondenheid achteraan aansluiten en meebidden.