In preken moet er aandacht zijn voor het thema zorg voor de schepping en duurzaamheid.
Dat vindt meer dan tweederde (69 procent) van de ondervraagden in een onderzoek naar duurzaamheid in de achterban van het Reformatorisch Dagblad. Uitgesplitst naar kerkverband verschillen de resultaten iets (zie grafiek 3), maar in ieder denominatie vindt meer dan de helft dat er aandacht moet zijn voor duurzaamheid.
Kundert de Wit, docent werktuigbouwkunde aan het Hoornbeeck College en lid van de gereformeerde gemeente in Nederland in Gouda, merkt dat de aandacht voor de schepping een ondergeschoven kindje is in de prediking. „Dat is wonderlijk, want zowel de aarde als de ziel zijn onderdeel van Gods herschepping en daarmee een belangrijk thema in Gods Woord.”
De kerken die leven vanuit de reformatie moeten zich herbezinnen, aldus De Wit. „De zorg voor de schepping was in de tijd van de reformatie namelijk niet zo prangend als nu. Toen leefden er een paar honderd miljoen mensen op aarde die vochten met de natuur om te overleven. Nu zijn we met miljarden en onderdrukken we waar mogelijk de krachten van de natuur. Tegelijkertijd kunnen we ook putten uit de oudvaders. Ze hebben genoeg te zeggen over een wereldse en vleselijke levenswandel, waar duurzaamheidsvraagstukken alles mee te maken hebben.”
Handvatten
De Wit ziet in de resultaten van het onderzoek dat er een grote vraag is naar handvatten rond het thema duurzaamheid. Als belemmering om duurzamer te zijn, komen de respondenten vooral met gemak en automatisme (zie grafiek 4). „Hoewel geld wel genoemd wordt als belemmering, is dat in onze gezindte met vooral bovenmodale inkomens niet zozeer het probleem. Gemakzucht en automatisme zie ik overigens eerder als een gebrek aan kennis of wil. Want doorgaans is het: waar een wil is, is een weg, ondanks alle belemmeringen. De uitslag laat zien dat gedragsverandering nodig is”, aldus de voormalige auteur van duurzaamheidscolumns in het RD.
Ondertussen valt op dat de opdracht tot rentmeesterschap vooraan staat als het gaat om redenen om duurzamer gedrag te vertonen (zie grafiek 5). Dat velen toch gemak boven hun principes stellen, is een bekend fenomeen, zegt de Wit. Hij verwijst naar de stadia van moreel redeneren van de Amerikaanse psycholoog Lawrence Kohlberg. „Kinderen laten keuzes vooral afhangen van beloning en straf. Jongeren gaan voor groepsregels en -wetten. En de meeste ouderen volgen de maatschappelijke mores. Slechts een klein deel van de volwassenen –zo’n 10 procent– richt zich op morele principes en persoonlijke idealen. Mensen met zulke principes zullen zich niet snel door gemakzucht en automatisme tegenhouden.”
De Wit ziet een rol weggelegd voor onder meer predikanten. „Het gros –ruim driekwart– van de mensen loopt doorgaans gewoon achter de kopgroep aan. De kopgroep zijn vaak de morele leiders. De voormannen en -vrouwen van de gereformeerde gezindte, waartoe ook de predikanten behoren, zouden in hun gedrag kunnen laten zien op welke manier duurzaam leven praktisch gemaakt wordt. Dat heeft impact, dat biedt handvatten. Tegelijk legt dat wel een grote verantwoordelijkheid bij deze leiders.” Dat ruim tweederde van de mensen zelf aangeeft dat er aandacht moet zijn in de prediking voor duurzaamheid, onderstreept volgens De Wit de verlegenheid rond het thema.
Groter vertrouwen
In 2015 deed het Reformatorisch Dagblad ook onderzoek naar duurzaam gedrag en denken in de achterban. Een deel van de vragen komt overeen. Daaruit blijkt dat het aandeel van de mensen die zich meer zorgen maakt om klimaatverandering licht is gestegen (zie grafiek 1). Toch ligt dat nog steeds een stuk lager dan het landelijke gemiddelde. De Wit herkent dat in zijn eigen omgeving niet direct. Hij maakt zich wel zorgen om klimaatverandering en de gevolgen ervan. „De lagere bezorgdheid komt wellicht door de media die men tot zich neemt, maar mogelijk is het allereerst te verklaren vanuit een groter vertrouwen op de onderhoudende hand van de Heere over Zijn schepping.”
Dat vooral hoger opgeleiden de urgentie van de klimaatcrisis onderkennen (zie grafiek 2), valt te begrijpen, aldus ingenieur De Wit die zelf een universitaire studie duurzame energietechniek deed. „Het klimaatvraagstuk gaat vaak over abstracte onderzoeken, waardoor het een ver-van-mijn-bed-show lijkt. Die studies doorgronden vereist kennis en een langetermijnblik. Dat zijn zaken die vooral matchen met mensen met een hogere opleidingsniveau.”
Daarom is het volgens hem zaak om niet alleen aan te sluiten bij de belevingswereld van hogeropgeleiden. „Een mbo’er bijvoorbeeld leeft meer bij de dag en vanuit wat hij of zij meemaakt. Het kan helpen om effecten van klimaatverandering meer visueel en voelbaar te maken.”
Het stemgedrag is voor De Wit geen verrassing (zie grafiek 6). „Voor de achterbanners die kiezen voor de CU lijkt de aandacht voor het milieu doorslaggevend te zijn.”
De zorg voor het milieu valt volgens De Wit samen met gemeenschapszin. „Het gaat om een vorm van ascese die gericht is op het welzijn van de leefgemeenschap. Waarbij niet het niet-doen van allerlei dingen centraal staat, maar het doen van alle dingen tot de grens van het nodige. Tot de grens van het overleven. Dat schept vervolgens veel tijd en ruimte om bezig te zijn met het goede te zoeken voor de naaste en de schepping. Iets wat cruciaal is in een tijdsgewricht waarin miljarden mensen de aarde bevolken.”
Serie Week van de Schepping
Dit is het eerste deel in een serie artikelen in de Week van de Schepping.