Hoewel de aankomst van Oekraïners in Hongarije ordelijk verloopt, heerst bij veel vluchtelingen ontreddering, ziet ZOA-ambassadeur Joël Voordewind. „Het gaat hier zo traag. Er moet meer grenspolitie komen.”
Voordewind kwam donderdagmiddag, samen met ZOA-medewerker Hielke Zantema, aan bij de Hongaars-Oekraïnse grensovergang Záhony. Hoewel al dertig jaar betrokken bij vluchtelingenwerk –hij bezocht overal ter wereld brandhaarden en opvangkampen–, trof hem ook nu weer het verdriet en de ontreddering van de ontheemden. „Veel huilende mensen. Vrouwen die hun man moesten achterlaten in Oekraïne, omdat hij daar moet vechten tegen de Russen. Een jonge moeder, tijdens haar vlucht bevallen van haar baby, die me in tranen haar relaas doet.”
Dagelijks trekken zo’n 18.000 Oekraïners via een drietal grensovergangen Hongarije binnen. Van die drie is Záhony de belangrijkste. Voordewind valt met name de stroperigheid van de controles op. „Ik hoor van mensen die 28 uur in een bus of auto voor de grens hebben staan wachten. En dan moet de grootste vluchtelingenstroom waarschijnlijk nog komen. Op de plek waar ik nu ben, loopt slechts zes of zeven man grenspolitie. Daardoor duurt alles veel te lang.”
Het oud-CU-Kamerlid hoopt dat de EU Hongarije gaat helpen. „Wellicht kan het inschakelen van Frontex, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, soelaas bieden.”
Dat het Nederlandse kabinet geld overmaakte naar VN-hulporganisaties waardeert Voordewind, maar zijn advies aan het kabinet luidt om bovendien „ngo’s in stelling te brengen.” Particuliere hulporganisaties zoals KOEH, Dorkas of ZOA „rijden, zoals we zien, heel snel hierheen, gaan meteen tot actie over en hebben veel expertise.” Financiële steun aan deze clubs „geeft dus snel concreet resultaat”, zegt Voordewind, die niet alleen voor ZOA, maar ook voor het zogeheten Christelijk Noodhulpcluster poolshoogte neemt in Hongarije, om te bezien welk type hulp het meest nodig is.
De oud-politicus was van plan deze vrijdag en zaterdag met de bestelbussen van ZOA voedsel, matrassen, dekens, kleding en hygiënemiddelen te gaan kopen om die daarna in Hongaarse opvangcentra naar behoefte te gaan uitdelen. „Mensen hebben soms maar één tasje met spullen bij zich.”
ZOA-medewerker Zantema gaat vermoedelijk de komende dagen ook de grens over, Oekraïne in. „Dit deel van Oekraïne, Transkarpatië, waar ook zo’n 150.000 etnische Hongaren wonen, is tot nu toe relatief veilig. Dorkas was daar de achterliggende jaren al werkzaam. Zo proberen we samen, in nauw contact met lokale partners, zoveel mogelijk hulp te bieden.”