Kerken die op zondag grotendeels leeg bleven en activiteiten die noodgedwongen stillagen: gemeenteleden ontmoetten elkaar in coronatijd veel minder dan voorheen. De vraag wat dat betekende voor de band met de gemeente, levert een divers beeld op.
Spontane ontmoetingen rond de kerk en elke twee weken samen koffiedrinken na de ochtenddienst, dat heeft Marlies Vriesema (64) de afgelopen twee jaar erg gemist. Ze is sinds 1987 lid van de hervormde gemeente in Rotterdam (Maranathakerk). „Het is een gemeente waarin we met elkaar meeleven. Er is enthousiasme in de kerk, op zondag en door de week.”
Vanaf het begin van de coronacrisis was Vriesema „heel voorzichtig” in het contact met mensen. „Ik werkte als transferverpleegkundige in een ziekenhuis. Tijdens de eerste golf ben ik drie maanden naar de ic-afdeling gegaan. Ik heb aan het bed van coronapatiënten gestaan en alle ellende gezien. Zelf heb ik gelukkig geen besmetting gehad”, zegt Vriesema, die sinds augustus met pensioen is.
Haar band met de kerkelijke gemeente is in de achterliggende twee jaar niet veranderd, zegt Vriesema. Ze geeft aan dat ze door vrijwilligerswerk relatief vaak in de kerk is geweest, ook in periodes dat een beperkt deel van de gemeente de diensten kon bijwonen. Zo is ze een van de (medische) kerkhulpverleners. „Dezen zitten verspreid door de kerk en moeten optreden als er bijvoorbeeld iemand onwel wordt. In de periode dat vijftig gemeenteleden de dienst konden bijwonen, was er één kerkhulpverlener die ook de zitplaatsen aanwees.”
Voedselbank
Doordeweeks kwam Vriesema eveneens geregeld in de kerk, als lid van de schoonmaakploeg. „Dat ging door, ook al gebruikten we het gebouw minder. Als coördinator van het uitdeelpunt van de voedselbank in onze kerk was ik ook vrijwel iedere week, met enkele andere vrijwilligers, aanwezig. Wekelijks komen 120 tot 150 mensen een pakket halen. Het contact was anders, door de afstand en de mondkapjes, maar je sprak elkaar toch.”
Vanuit een bezoekteam van de Maranathakerk had ze gedurende de pandemie geregeld contact met oudere gemeenteleden. „In het begin gingen we niet op bezoek, maar belden we de ouderen op. Zodra het weer kon, ging ik naar mensen toe. Als ze liever niemand over de vloer hadden, gaf ik een bloemetje af en maakte een praatje bij de deur. Ook heb ik wat meer kaarten gestuurd.”
Vriesema is blij dat het kerkelijke leven nu weer grotendeels wordt hervat, al vindt ze de versoepelingen die de overheid recent afkondigde wel erg snel gaan in korte tijd. „Er zijn nog veel besmettingen. Sommige mensen worden nog steeds behoorlijk ziek, ook al belanden ze niet in het ziekenhuis. Het is zeker geen gewoon griepje. Ik blijf voorzichtig.”
Voorleesuur
De 76-jarige G. S. Both uit ’s-Gravenpolder is al 36 jaar lid van de gereformeerde gemeente in zijn woonplaats. „Alles was de laatste twee jaar anders. In het begin was er geen publiek in de kerk, alleen de koster, de organist en de dominee. Er waren predikanten die het verschrikkelijk vonden om voor lege kerken te preken. Maar er was ook een student die zei: „Het valt nog wel mee, ik preek weleens voor één man.” Hij doelde natuurlijk op de school in Rotterdam.”
Huisbezoek kregen Both en zijn vrouw lange tijd niet en het avondmaal werd „heel lang uitgesteld.” Wat hij de afgelopen twee jaar het meest heeft gemist? „Ik wil het liever positief houden”, reageert de Zeeuw. „De kerkenraad doet erg zijn best om de band met de gemeente te bestendigen. Er wordt regelmatig van alles georganiseerd. Dat waardeer ik erg.”
Both noemt als voorbeeld een onlinevoorleesuur voor de ouderen. „Een ouderling las bijvoorbeeld een zendingsverhaal of een verhaal uit de vervolging voor. Ook waren er regelmatig meditatieve momenten. Een ouderling sprak een meditatie uit en een clubje van ongeveer tien kinderen van het jeugdkoor zong er iets bij. Dat werd uitgezonden met beeld en geluid.”
Leden van de vrouwenvereniging lieten eveneens regelmatig van zich horen, zegt Both. „Ze hielden een tweespraak of vertelden een levensverhaal van bijvoorbeeld Leendert Potappel. De lidmatenkring organiseerde onlangs nog een quiz. Ook waren er muziekavonden met jongeren en zongen leden van het mannenkoor diverse keren. Het is heel knap wat er allemaal is verzonnen.”
Drie diensten
Het echtpaar Both kon het grootste deel van de coronacrisis wekelijks naar de kerk. „We hadden in onze kerk al drie diensten, sinds 1924. De gemeente werd verdeeld in drie groepen die zich konden inschrijven voor dienst a, b of c. Als er plekken overbleven, kon je ook inschrijven voor een andere dienst. Omdat ik een van de zeven hulpkosters ben, kon ik vaak twee keer naar de kerk. Ik doe altijd dienst op de galerij en begeleidde de mensen via een looproute naar hun zitplaats.”
Hoewel er veel anders ging dan voorheen, veranderde de band met de gemeente niet, zegt Both terugblikkend. „Ik was er ook niet zo bang voor dat die na 36 jaar verloren zou gaan.” Hij tekent er wel bij aan dat hij en zijn vrouw mobiel zijn. „Dat is anders dan wanneer je veel meer binnen zit, ook al is er vanuit de kerk veel voor de ouderen georganiseerd.”
De komende tijd zal duidelijk worden hoe het kerkelijke leven na het beëindigen van de meeste coronaregels vorm krijgt. „Ik denk dat we heel voorzichtig moeten blijven. Corona is nog lang niet weg. Maar de regering kon niet anders dan de regels afschaffen. Anders krijg je waarschijnlijk een soort burgeroorlog.”
Uitzending met beeld
Weduwe A. van den Akker-Jansen (72) uit Hoevelaken merkte dat haar band met de gemeente de afgelopen jaren zwakker is geworden. Ze is lid van de hersteld hervormde gemeente in haar woonplaats, die op zondag samenkomt in het Van Lodenstein College in Hoevelaken. „We kregen vrij snel uitzending met beeld. Dat heb ik als alleengaande als een zegen ervaren, want het geeft meer betrokkenheid bij de dienst dan alleen geluid.”
Toch ervoer ze het niet kunnen opgaan naar de kerk als een groot gemis. „De zondag duurt ook lang als je alleen thuiszit en de diensten op de computer volgt.” In het begin kon ze helemaal niet naar de kerk, later één keer per zondag. „Ik was dankbaar voor de mensen die ik dan zag, maar je miste de helft van de gemeente en na de dienst moest je direct weg. Je kon geen praatje maken in de hal, even met iemand napraten over de preek. Wel belt mijn zoon elke zondagavond. Dan nemen we de preken door. Dat doet hij al dertien jaar, sinds mijn man is overleden. Daar ben ik dankbaar voor.”
De laatste maanden kon Van den Akker af en toe twee diensten op zondag fysiek bijwonen. „Er gold een maximumbezoekersaantal van vijftig. Als gemeenteleden zich vanwege Covid of quarantaine hadden afgemeld, belde de koster alleengaanden om die plaatsen op te vullen. Dat was heel fijn.”
Niet alleen op zondag, maar ook doordeweeks miste ze de ontmoetingen met gemeenteleden. „Er was geen vrouwenvereniging en de maandelijkse contactmiddagen voor ouderen lagen stil. Ook het meeleven na het overlijden van een gemeentelid was heel moeilijk. Ik ben een keer wezen condoleren. Dan sta je op afstand en geef je een knikje, dat is zo koud. En de rouwdienst kon je niet bijwonen maar alleen via de stream volgen.”
Mondkapjes maken
Hoewel Van den Akker de afgelopen twee jaar in het gemeenteleven veel heeft gemist, toont ze zich dankbaar voor wat er wél mogelijk was. „De Woordverkondiging ging door, elke zondag. Ook was er regelmatig een bezinningsuur op donderdagavond. De dominee hield een meditatie en je kon voor gemeenteleden een psalm of een geestelijk lied aanvragen. Op die manier dacht je aan elkaar.” In periodes met wat meer versoepelingen kreeg ze „op anderhalve meter afstand” huisbezoek, evenals een bezoek van haar predikant na haar verjaardag.
Tijdens de eerste lockdown, voorjaar 2020, knipten vrouwen uit de gemeente uit oude lakens mondkapjes voor de thuiszorg. „We brachten ze op een centraal adres in het dorp –aanbellen en tas voor de deur zetten–, waarvandaan ze naar Nijkerk werden gebracht om genaaid te worden. Hoewel iedereen er thuis mee bezig was, werkte het toch samenbindend. Je wist van elkaar dat je voor hetzelfde doel actief was en had tussendoor telefonisch of op afstand even contact. De thuiszorg was er heel blij mee.”
De recente verruimingen stemmen Van den Akker dankbaar. „Sinds een paar weken kunnen we eeer met de hele gemeente naar de kerk. We hebben in de Lodenstein een grote zaal, waar we toch nog enige afstand houden, en er is goede ventilatie. Zondag konden we voor het eerst zonder mondkapje naar de kerk. Ook de vrouwenvereniging is recent weer gestart.”
Vooruitkijkend is Van den Akker hoopvol gestemd. Ze heeft er vertrouwen in dat de verzwakte band met de gemeente de komende periode weer wordt versterkt. „In het begin van de coronacrisis zei een emeritus predikant: „God heeft de aarde met één vinger aangeraakt.” Dit trof me. Zo groot is Zijn almacht. Het mag rust geven dat de Heere alles regeert.”
De redactie kerk ondervroeg lezers en kerkenraden over de gevolgen van twee jaar coronacrisis op het kerkelijk leven. Dinsdag deel 3: de liturgie