Onderzoek onder RD-lezers en kerkenraden: twee jaar crisis laat kerk niet onveranderd
Al twee jaar domineren de gevolgen van de coronacrisis het kerkelijk leven. Tijd om de balans op te maken: hoe staat het ervoor in de kerk? Uitkomsten van twee onderzoeken onder RD-lezers en kerkenraden, in acht thema’s.
1. Achtergronden
Hoe staat het ervoor in de kerk na twee jaar coronacrisis? Om daar een beeld van te krijgen, heeft de kerkredactie half januari twee vragenlijsten verstuurd. Eén onder lezers van het RD, en één onder kerkenraden van zes kerken uit de achterban van de krant.
Dat was niet voor het eerst: ook tijdens het begin van de crisis, in mei 2020, zijn deze twee doelgroepen geënquêteerd. Doordat een deel van de vragen nu opnieuw is gesteld, ontstaat een aardig beeld van ontwikkelingen in de afgelopen crisisjaren.
Tegelijk is dat beeld beperkt, want zulke onderzoeken kennen hun grenzen. Zo is de RD-achterban niet hetzelfde als ”de kerk in Nederland”, en ook niet als de hele gereformeerde gezindte. Het is daarom belangrijk bij het lezen van deze resultaten een beeld te hebben van de respondenten: wie zijn het die de antwoorden geven?
Dat zijn 1617 lezers van de krant (zowel papier als digitaal). Hun kerkelijke achtergrond is representatief ten opzichte van eerdere RD-onderzoeken (zie grafiek 1). Wel ligt de gemiddelde leeftijd met 60 jaar relatief hoog. Jongeren zijn wel degelijk vertegenwoordigd onder de respondenten, maar dit houdt in dat bij het uitsplitsen van resultaten naar leeftijd terughoudendheid op zijn plaats is.
De kerkenraden –er reageerden 249 scriba’s namens hun gemeente– zijn net weer anders samengesteld op de kerkelijke kaart (zie grafiek 2). De cijfers uit deze vragenlijst moeten ook op een andere manier worden gewogen dan die van de lezersenquête. Terwijl meerdere lezers uit dezelfde gemeente kunnen komen, spreken de kerkenraadscijfers juist voor gemeenten als eenheden. Ze liggen te laag om per kerkverband stevige conclusies aan te verbinden, maar bieden juist wel weer een mooi inzicht in de praktijk van het ambtelijk werk tijdens de crisis.
2. Kerkbezoek
Vragen naar kerkgang en maatregelen in een enquête lijkt weinig zin te hebben, die situatie kan immers met de week verschillen. En zo was het ook in januari: toen de vragenlijsten werden verstuurd, kondigde het kabinet juist de eerste versoepelingen uit de lockdown aan en zaten kerken middenin veranderingen.
Toch zijn zowel lezers als kerkenraden gevraagd naar de actuele situatie, om precies te zijn die van zondag 23 januari. Want de cijfers geven als momentopname wél een beeld van de veelkleurigheid waarmee kerken en plaatselijke gemeenten inmiddels met maatregelen omgingen.
Eigenlijk is dat direct de meest in het oog springende conclusie. Zowel de enquête van 2020 als die van 2022 is ingevuld tijdens een lockdown, maar ze leveren een totaal verschillend beeld op. In 2020 zaten op zondag bij zeker 93 procent van de lezers minder dan dertig mensen in de kerk, terwijl in 2022 ongeveer driekwart van de respondenten ten minste één keer op zondag fysiek naar de kerk kon (zie grafiek 3). Daaruit blijkt dat de ene lockdown de andere niet is, maar vooral ook dat kerken in de afgelopen twee jaar steeds meer hun eigen beleid zijn gaan hanteren.
„Met de veranderde kerktijden is er minder tijd voor een spel met het hele gezin, wat we voorheen elke zondagmiddag deden.”
„We ontbijten later en uitgebreider, daarna zetten we een onlinedienst aan. Voordeel is dat er meer rust is in ons gezin. Het is echt een mooi moment samen, wat we koesteren.”
Het vaakst konden leden van een kleine gemeente (<250 leden) twee keer per zondag naar de kerk. In grote gemeenten viel dan ook het meest de keuze om méér diensten te gaan beleggen per zondag, dat gebeurde bij een kwart van de lezers en met name in de GG.
Ziet zo’n zondag er nu heel anders uit dan voor de crisis? Uiteraard wel waar het kerkbezoek betreft, maar verder is de zondagsbesteding eigenlijk niet veranderd, geeft 77 procent van de lezers aan. Waar dat wel gebeurde, zijn respondenten (13 procent) vooral vaker naar buiten gegaan voor een wandeling.
3. Persoonlijk
Half januari had iets minder dan de helft van de RD-lezers zelf corona gehad, een kleine groep kreeg het meer dan één keer (zie grafiek 4). Inmiddels zullen de cijfers door de omikronvariant hoger liggen. Zo’n 2 procent van de lezers lag in het ziekenhuis na een coronabesmetting.
Ook op een andere manier heeft corona zijn sporen getrokken in de achterban van de krant: één op de tien respondenten (10 procent) leed als gevolg van een coronabesmetting verlies in de nabije familiekring. Dat betreft (groot)ouders, broers en zussen of (klein)kinderen. Voor 2 procent van de lezers ging dit zelfs om meerdere nabije familieleden. De groep mensen die ook in breder verband naasten heeft verloren, zal nog een stuk groter zijn.
De meeste respondenten hebben geen bijzonder beroep gedaan op een vorm van kerkelijke bijstand vanwege corona. Waar dat wel gebeurde, was het meestal (5 procent) het vragen van voorbede.
Wezenlijke, existentiële vragen –bijvoorbeeld over het geloof of de zin van het leven– zijn bij een meerderheid van de lezers (52 procent) meer gaan leven door de crisis. Dat herkent een deel van de kerkenraden, van hen geeft 44 procent aan dat zulke vragen „iets meer dan voorheen” leven in de gemeente.
En ook op ambtsdragers zelf heeft de crisis zijn weerslag gehad. Ongeveer twee op de drie scriba’s geven aan dat binnen de kerkenraad „aanzienlijk meer druk” is ervaren als gevolg van de coronacrisis. Daarnaast had een kwart van de kerkenraden te maken met uitval. Meestal betrof dat periodes van ziekte en quarantaine. Maar er zijn ook ingrijpender voorbeelden: zo moesten enkele kerkenraadsleden het ambt neerleggen door Long Covid en zijn ook ambtsdragers overleden na een besmetting.
4. Financiën
„Ons jongste zoontje (vijf jaar) weet niet meer dat diakenen collecteren”, schrijft een 42-jarige vader uit de GGiN in de enquête. En zijn kind zal niet het enige zijn: de collecte als rondgang tijdens de eredienst is bijna overal (meer dan 99 procent) verdwenen. Op één uitzondering na: een paar lezers schrijven dat in hun gemeente de collectezak met lange stok weer in ere is hersteld. ‘Hengelen’ kan nu eenmaal contactloos.
Maar de grote meerderheid kiest tussen twee opties: er vinden alleen digitale collectes plaats (39 procent) of er is een collecte bij de uitgang (57 procent). Die laatste optie is vaak door te collecteren met bakken bij de deur, een offerblok of de collectezakken in een standaard – al dan niet met een diaken ernaast.
Relevanter is de vraag hoe het zit met het geven zélf sinds de crisis. Mijn geefgedrag is onveranderd, denkt de helft van de RD-lezers. Waar dit wel veranderde, is men meestal meer gaan geven dan voorheen (zie grafiek 5).
Dat zien ook kerkenraden terug. Terwijl die begin 2020 vooral nog een afname in collecte-inkomsten signaleerden, zien nu twee van de vijf kerkenraden een structurele toename (zie grafiek 6). Vooral in de GG is deze stijging zichtbaar.
„In 2020 lag het beduidend hoger dan in 2019”, aldus een scriba, „2021 is lager dan 2020 maar hoger dan 2019.” Daarbij zag zo’n 9 procent van de kerkenraden de inkomsten juist dalen. Wel geldt, zo schrijven verschillende scriba’s, dat de cijfers over 2021 vaak nog niet helemaal in beeld zijn.
Rode lijn in alle reacties: digitaal geven mensen al snel een groter bedrag dan zij fysiek in de collectezak stopten. Hoe groot de verschillen precies zijn, loopt per gemeente sterk uiteen. Het gemiddelde van alle schattingen die scriba’s hiervan geven, ligt op een toename van 14 procent of een daling van 11 procent.
5. Overheidsbeleid
Met regelmaat stonden kerken de afgelopen twee jaar in de schijnwerpers. Met name vanwege hun uitzonderingspositie, die zowel benut als fel bekritiseerd is. En ook binnen de kerk en binnen gemeenten klonken veel verschillende geluiden over de houding tegenover de overheid, de erediensten en de maatregelen.
Wie let op al die meningen zou bijna over het hoofd zien dat het grootste deel van de RD-lezers –bijna driekwart– tevreden is met de manier waarop de eigen gemeente omging met de overheidsmaatregelen (zie grafiek 7). Anderzijds: in 2020 was 93 procent van de respondenten nog tevreden. Meningen kwamen dus meer verdeeld te liggen in deze twee jaren, waarbij zowel de groep die de eigen gemeente te streng vond, als de groep die het beleid te vrij vond, is gegroeid.
„Er wordt qua leer de kerken niets in de weg gelegd, dus ik vind dat er geluisterd moet worden naar de overheid in tijden van pandemie. Hoe kun je de catechismus preken en zelf de overheid ongehoorzaam zijn?”
„Het CIO ging wel erg makkelijk mee met de overheid, waardoor je bijna een angstcultuur krijgt. Het is veiliger in de kerk dan boodschappen doen in de supermarkt.”
De meeste kerkenraden volgden het beleid van het landelijk kerkverband (zie grafiek 8). Waar dat afweek, was men vooral vrijer dan de landelijke adviezen. Dat gebeurde met name binnen de PKN (GB) en HHK. Binnen de GG zijn relatief de meeste kerkenraden (6 procent) die juist een strikter beleid volgden dan de landelijke kerk. Bij deze gegevens speelt uiteraard een rol dat de adviezen van de landelijke kerken, zeker later in de crisis, sterk uiteenliepen. Binnen de (O)GG(iN) werd vanuit het landelijk verband de verantwoordelijkheid steeds meer bij de plaatselijke kerkenraad gelegd.
Zowel van lezers als van scriba’s krijgt de overheid een krappe voldoende voor haar houding richting kerken tijdens de crisis (zie grafiek 9).
Over de rol van het CIO zegt iets minder dan de helft (45 procent) van de lezers dat dit overlegplatform de belangen van kerken op een goede manier behartigt bij de overheid, terwijl ongeveer een op de vijf lezers negatief over de rol van het CIO is. Ook een aanzienlijk deel van de lezers (28 procent) staat neutraal tegenover de stelling.
Tevredenheid verschilt flink per kerkverband. Zo is bijvoorbeeld in de PKN (GB) ongeveer een op de tien lezers negatief over het optreden van het CIO, terwijl zo’n twee op de vijf lezers dat zijn in de GGiN en de OGGiN.
6. Praktische maatregelen
Net als bij de kerkgang levert vragen naar de toepassing van coronamaatregelen in de kerk vooral een momentopname op. En ook die laat zien dat het beeld divers is in allerlei gemeenten. Met uiteraard een aantal grote gemene delers. Het meest werden op zondag 23 januari toegepast de afstandsregel (bij 89 procent van de respondenten), het ontsmetten van de handen (78 procent) en het dragen van een mondkapje bij verplaatsingen (71 procent). Bij ruim een op de drie lezers is er nu of in het verleden in de gemeente voor gekozen om aparte zitplaatsen te reserveren voor mensen die afstand wilden houden, terwijl dat elders in het kerkgebouw niet (meer) gebeurde.
Ongeveer een op de vijf kerkenraden heeft financieel geïnvesteerd in ventilatie, naar aanleiding van de coronacrisis. Nu is dat een breed begrip –een van de scriba’s noemt als voorbeeld van zo’n investering het plaatsen van „klemmetjes zodat de deur open blijft staan”– maar duidelijk wordt dat op een heel aantal plaatsen forse aanpassingen zijn gedaan. Dit gebeurde met name in de CGK, GG en HHK. In de meeste gevallen gaat het om het plaatsen of renoveren van een ventilatiesysteem of een ionisator. Bij de voorbeelden komen bedragen langs van 60.000 of zelfs 90.000 euro.
Terwijl de heilige doop veelal doorgang kon vinden, stelde de bediening van het heilig avondmaal kerkenraden wel voor moeilijke keuzes, waarin ook heel verschillend is gehandeld. Bij ongeveer een op de zeven RD-lezers is het heilig avondmaal sinds het begin van de crisis, nu zo’n twee jaar, helemaal niet bediend (zie grafiek 10). Waar dat wel gebeurde, was dat meestal –in 85 procent van de gevallen– in aangepaste vorm. De meest toegepaste aanpassingen zijn: het gebruiken van kleine bekers voor iedere avondmaalganger persoonlijk, het verspreiden van de bediening over meerdere diensten en het houden van afstand tussen de zitplaatsen.
Als alternatieve vorm van pastoraat kozen kerkenraden het vaakst (88 procent) voor telefonisch contact. Op ruime afstand volgen ontmoetingen buiten (door 23 procent van de kerkenraden) of beeldbellen via bijvoorbeeld Zoom (door 18 procent van de kerkenraden). En er zijn meer alternatieven benut, schrijven de scriba’s. Zoals „stoepgesprekken” bij de voordeur, het versturen van kaarten of „digitaal koffiedrinken.”
7. Band met de gemeente
Ongeveer de helft van de lezers ervaart een zwakkere band met de eigen gemeente sinds de coronacrisis. Die groep is toegenomen sinds 2020, toen het om 40 procent van de respondenten ging. Van de kerkenraden schat zo’n 44 procent in dat de band van volwassen gemeenteleden zwakker werd. Over jongeren zijn de ambtsdragers duidelijk meer bezorgd: daarvan denkt 55 procent dat zij losser staan ten opzichte van de gemeente dan voorheen. Van de kerkenraden in een gemeente met meer dan 2000 leden denkt zelfs 88 procent dat de band van jongeren met de gemeente zwakker is dan voorheen.
„Veel mensen die ik voor corona zag in de kerk heb ik nooit meer gezien! Ook in verband met het groeperen op alfabet.”
„De crisis bood de gelegenheid om langere tijd met een andere gemeente mee te kijken. Dat gaf zoveel duidelijkheid dat een jarenlange zoektocht ten einde kwam en we zijn veranderd van gemeente.”
Dit verschil tussen kleine en grote gemeenten valt vaker op. Zo geven respondenten uit kleine gemeenten –met minder dan 250 leden– aanzienlijk minder vaak aan dat hun band met de gemeente is verminderd dan lezers uit grotere gemeenten. Dat kan meerdere oorzaken hebben. Wellicht was die band ook voor de crisis in kleine gemeenschappen al hechter. Maar ook kan meespelen dat het in kleine gemeenten voor lezers vaker mogelijk was om ‘normaal’, twee keer per zondag, naar de kerk te gaan dan in grote gemeenten. Lezers bij wie de band afnam, noemen juist vaak als oorzaak het gemis aan ontmoeting in de zondagse diensten.
Leidt de verzwakte band ook tot afhakers of overstappers? Op basis van deze enquêtes vallen geen grote conclusies te trekken over die vraag. Zo’n 9 procent van de kerkenraden zag meer mensen vertrekken dan voor de crisis, maar zo’n 8 procent zag er juist meer binnenkomen.
Zo’n 2 procent van de lezers veranderde de afgelopen twee jaar van kerk, maar bij die keuze speelde de crisis meestal geen rol. Waar dat wel het geval was, betrof het meestal onvrede over het plaatselijke coronabeleid, dat gezien werd als óf te soepel óf te streng. Incidenteel schrijven lezers dat het meeluisteren in een andere gemeente de doorslag gaf bij de keuze om van kerk te veranderen.
8. Duiding crisis
Eensgezind zijn respondenten in de overtuiging dat in de coronacrisis een roepstem van God doorklinkt: 96 procent van de lezers is het hiermee eens. Een fors deel ziet er een teken in dat wij onze levensstijl moeten veranderen. Wat meer verdeeld is men over de duiding van de crisis als een teken van de eindtijd of als een oordeel van God (zie grafiek 11).
Maar ook voor die laatste betekenissen geldt dat de meeste respondenten ermee instemmen. Wat daarbij vooral opvalt, is dat men blijkbaar meerdere betekenissen toekent aan de crisis, die elkaar veelal niet uitsluiten.
In de prediking bij de meeste respondenten wordt met enige regelmaat (46 procent) of soms (42 procent) ingegaan op de betekenis van de crisis. Veel vaker wordt daar in het gebed aandacht aan besteed.
Over vaccinatie gaat het bij de grootste groep lezers niet in de kerk, tenminste niet in kerkelijke uitingen (zie grafiek 12 en 13). Waar dat wel gebeurt, is vaccinatie meestal als vrije gewetenszaak benoemd. Bij een op de tien lezers wordt inenten tegen corona afgekeurd vanuit de kerk. Een aantal gemeenten organiseerde een voorlichtingsavond over vaccinatie, geregeld in samenwerking met de NPV.
Een meerderheid van de kerkenraden (61 procent) krijgt vragen over de duiding van de crisis vanuit de gemeente, al gebeurt dat in de meeste gevallen incidenteel.
„We doen nogal gewichtig over deze crisis en inderdaad, de impact is groot. Maar als je een beetje thuis bent in de geschiedenis, mag je dankbaar zijn dat we in deze tijd leven met zoveel zorg.”
„Telkens als wij dachten dat er weer iets kon, kwam er een nieuwe variant. Ik zie dat als de hand van God: „Jullie denken wel, maar Ik regeer.””