Hier klinkt een indringend geloofsgebed. Het komt uit de mond en uit het hart van de hoofdman. Het overweldigt hem dat Jezus komt. Ja, hij had Hem weliswaar zelf laten nodigen. Maar nu Jezus eraan komt, laat hij het Hem boodschappen: „Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.”
De hoofdman wordt hier in al zijn onwaardigheid als een rechteloze zondaar getekend. Wat een verschil met de ouderlingen die hij tot Jezus heeft gestuurd. Als echte farizeeërs hebben zij alles opgesomd wat in zijn voordeel zou kunnen pleiten. Maar waar deze ouderlingen de grond van zijn waardigheid in zoeken, daar kan deze hoofdman het niet mee doen. Zo hoog als zij over hem hebben opgegeven, zo laag denkt hij over zichzelf. Uit alles blijkt dat hij heeft geleerd wie hij is voor Gods aangezicht. Hij heeft alles verzondigd en hij is zelfs de minste zegen niet waardig.
Toch is dit niet het enige wat de hoofdman heeft geleerd. Terwijl hij zulke kleine en geringe gedachten van zichzelf heeft, heeft hij zulke grote en goede gedachten van de Heere en van de kracht van Zijn Woord. Zoals hijzelf in het leger met een enkel woord zijn bevelen kan geven, zo gelooft hij vast en zeker dat slechts een enkel woord van Christus’ gezegende lippen genoeg zal zijn om zijn zieke knecht te genezen. Hij is immers de Héére! De grote Gebieder over leven en dood. De Heere, aan Wiens wil alle dingen onderworpen zijn. De Heere, voor Wie niets onmogelijk is. Jezus hoeft toch zelfs niet eerst bij hem in huis te komen om die knecht te zien of aan te raken? Een woord zal al genoeg zijn!
Als de Zaligmaker deze geloofstaal hoort, is Hij verwonderd. Hij spreekt tot de omstanders over het grote geloof van deze hoofdman. Nee, dat zou de hoofdman nooit van zichzelf hebben gezegd. Maar de Héére zegt het van hem en Zijn getuigenis is waarachtig. Dit geloof is zo groot, omdat het zo groot van Christus denkt en zo klein van zichzelf.
Lezer(es), leg uw leven hier eens naast… Wat zou de Heere van u, jou en mij moeten zeggen? Van ons aan wie de woorden Gods wellicht al van jongs af aan zijn toebetrouwd? O, laat uw ongeloof u toch tot schuld zijn en worden. Verwacht niets meer van uzelf, maar alles van Hem alleen. Van deze Heere, Die niet alleen zo bekwaam en machtig, maar ook zo gewillig is om u te helpen. Als u niet tot Hem kunt gaan ín geloof, ga dan tot Hem óm dit geloof. Hij is immers niet alleen de Voleinder, maar ook de Bewerker van dit geloof.
Een van Gods knechten zei eens: „Tussen ons en de eeuwige zaligheid ligt slechts één woord.” Wat is dat waar. Want één woord van Zijn gezegende lippen is genoeg om u van dood levend te maken. Om het ware geloof te schenken. Uw zonden te vergeven. Het licht te maken in de duisternis van uw bestaan. Slechts een enkel woord. Het lijkt zo weinig, maar het is zo veel. Omdat ook dit ene woord zo duur betaald is aan Golgotha’s kruis. Daar ondervond de Borg Zelf een gesloten hemel en een zwijgende Vader. Daar heeft Hij dat ene woord voor Zijn Kerk verworven: het is volbracht.