Zwerver onder een open hemel
„De Heere schouwt uit de hemel en ziet alle mensenkinderen.” Deze woorden op het schutblad van de roman ”Mensenkind” zijn allesomvattend en kernachtig. God maakt geen onderscheid tussen rijken en armen, voor Hem zijn we allemaal mensenkinderen. Hij ziet ons, en hoe rijk of arm we ook zijn, Hij wil ons inzetten in Zijn Koninkrijk.
In ”Mensenkind” van Monica Nieuwenhuijse-Thijsen gaat het over dit wonder van gezien en gered worden en de opdracht dit goede nieuws weer uit te delen. Hoofdrolspeler is Bas, die zichzelf Gert noemt. Zijn leven als Bas is verleden tijd. De tijd dat hij werd uitgescholden, ondraaglijk mishandeld en geslagen met een riem, die tijd is voorbij. Soms denkt hij nog aan die kleine kast waarin hij zich opsloot om een veilige plek te vinden.
Op zijn achttiende is hij door zijn moeder het huis uitgezet, en vanaf die tijd noemt hij zichzelf Gert, naar zijn beste vriendje van school, die zo’n lieve moeder had. Zijn enige bezit was een rugzak die hij had gekregen van zijn oude buurvrouw. Daarin zat zijn meest kostbare bezit: de brief van zijn vriend Emmanuel. Emmanuel was het Die hem uiteindelijk vond en hem aan Zijn borst drukte. Bij Hem had hij onuitsprekelijke vrede en rust gekregen.
Maar telkens was er ook de verleiding van Mefisto, met drank en drugs. Die lijken even te helpen om alle ellende te vergeten, maar uiteindelijk blijft er een veel grotere leegte over.
Verloren zoon
Gert slaapt op een bankje. Hij is dakloos, goor en vies en zit onder dikke korsten jeukend vuil. Maar Emmanuel stelt hem aan als wachter over Stef en Mike, twee andere zwaar verslaafde daklozen. En keer op keer, jaar in, jaar uit leest Gert voor uit het Boek en vertelt hij over zijn vriend Emmanuel. Wanneer Stef wordt neergestoken, wordt Gert erbij geroepen. Hij leest het verhaal van de verloren zoon, pleit voor Stef bij Emmanuel. „Hij kijkt naar het lichaam op het matras. Hij bekijkt de vodden om de magere benen alsof hij ze voor het eerst ziet. Stijf van aangekoekte plakken vuil. Veel vuil. Nergens een schoon plekje (…) „Vader, wilt U Stef nieuwe kleren geven? Vader? Net als bij die weggelopen zoon? Witte kleren? Stef heeft niets om aan U te geven, alleen deze stinktroep. Dat is toch genoeg? Hier is Stef, kijk dan. Emmanuel, kijk hem hier nu liggen. Hier is een verloren schaap. U bent toch de goede Herder? Vader, geef en vergeef. Neem hem op Uw schouders.”” En Gert mag delen in de bovennatuurlijke blijdschap die er is, wanneer een zondaar bij God mag thuiskomen.
Gert ziet ook elke dag een kleine jongen die hem herinnert aan hoe hijzelf vroeger was. Hij waakt ook over dit jongetje, dat Bas blijkt te heten. Bas woont tegenover een hoogbejaarde vrouw, Eleonora, die worstelt met foute keuzes uit haar verleden. Want haar jongen, haar oude buurjongetje, heeft ze niet kunnen beschermen tegen alle mishandelingen die hij thuis onderging. Op een ongekende manier komen alle personages bij elkaar en vindt Gert uiteindelijk een thuis bij zijn vader.
”Mensenkind” is een oprecht ontroerende roman. De schrijfster stelt Gods allesomvattende liefde voor de mens in alle hoedanigheden centraal. Gert mag dan tot het uitschot van de samenleving behoren, hij lijkt wel in alles op de goede Herder. Zijn woorden en daden getuigen van barmhartigheid en meelijden.
Ook de oude Eleonora geeft wijze levenslessen door. Wanneer je in het verleden blijft leven „vergeet je verder te leven, omdat je leeft in het toen in plaats van in het nu.” Ze leert een vastgestelde tijd te reserveren, het zogenaamde ”piecker-oogenblick”, om dan, en alleen dan, na te denken over zaken uit het verleden waaraan ze nu niks meer kan veranderen. Ze verkocht de oude viool van haar opa, die haar zo dierbaar was, om geld op te halen voor een project dat uiteindelijk mislukte. Maar zelfs die verkoop bleek een hoger doel te hebben.
De schrijfster laat afwisselend de twee hoofdpersonen aan het woord, waardoor je als lezer steeds meer verbanden gaat ontdekken en je benieuwd wordt naar de ontknoping.
Redder
”Mensenkind” laat fragmenten zien van het harde bestaan op straat, de verleiding van drugs en alcohol en de kracht van verslavingen. Het laat de emotionele kant zien van het harde zwerversleven, de oude wonden uit het verleden die vaak zo’n ondraaglijke pijn veroorzaken dat die verdoofd moet worden. Het maakt de lezer ook bewust van zijn eigen positie en gekleurde bril, waardoor er vaak naar zwervers en verslaafden wordt gekeken. God kijkt anders. Op een tere maar stellige manier geeft de roman hier woorden aan.
De schrijfster eindigt met een fragment van Eleonora, die een handgeschreven briefje vindt dat altijd in de vioolkoffer had gezeten. Daarop stond de inscriptie IHS: „Iesus Hominum Salvator – Jezus, Redder van mensenkinderen. Het klopt. Het klopt helemaal.”
Boekgegevens
Mensenkind, Monica Nieuwenhuijse-Thijsen; uitg. Den Hertog; 318 blz.; € 21,50