Opiniespotlight

Wij, deugdzame mensen, hebben het weer goed gezegd

Het is heel terecht dat iedereen verontwaardigd is over de misstanden bij het tv-programma The Voice. Maar waarom bekruipt me zo’n ongemakkelijk gevoel bij al die verontwaardiging?

Enny de Bruijn
29 January 2022 08:58
beeld RD
beeld RD

Eindelijk was er iets wat ons afleidde van de voortslepende, stroperige discussies rond besmettingen, ziekenhuiscijfers, 2G, sluitingstijden van de horeca, het nut van boosterprikken en alle andere coronagerelateerde kwesties waar de krant elke dag opnieuw weer mee vol staat. Een groot schandaal rond de talentenshow The Voice of Holland. Bekende Nederlanders die zich schuldig bleken te hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Er kwamen heftige verhalen naar boven, verhalen waar de afgelopen dagen geen krant, geen tv-programma omheen kon. Hoe dapper, dat verschillende vrouwen met hun ervaringen naar buiten durfden komen – ik hoop dat dat iedereen die ooit met iets vergelijkbaars te maken had, helpt bij de verwerking. Helder was in elk geval dat er op dit punt in de westerse wereld een duidelijke moraal heerst, veel duidelijker dan een halve eeuw geleden: seksueel getint machtsmisbruik is een grote zonde.

Daar ben ik het natuurlijk mee eens. Het is goed als grensoverschrijdend gedrag aan de kaak gesteld wordt en nog beter als dat andere mogelijke slachtoffers helpen kan. Hoe meer erover gepraat en geschreven wordt, hoe minder kans dat een jongen of meisje nú zal denken dat zulk gedrag van machthebbers ”misschien wel normaal” is. Of het nu bij een tv-programma gebeurt of bij een sportclub, op het werk of in de kerk. Het gaat hier over zonden die je nooit moet goedpraten.

Daders zijn niet zielig, ze mogen niet wegkruipen achter vergoelijkende woorden of een ”seksverslaving” als excuus aanvoeren, ze zijn verantwoordelijk en moeten –áls ze schuldig zijn– daar ook de gevolgen van dragen. Dat mag best benoemd worden. Fout is fout, en veroordeling (na zorgvuldig onderzoek) is in zulke situaties belangrijk om de rechtvaardige orde te herstellen.

Scheldwoorden

Maar ook al is dat allemaal zo, toch bekruipt me soms een heel onbehaaglijk gevoel bij het lezen van de reacties op zulk nieuws. Reacties in de trant van: „Wanneer worden die hufters opgepakt? Wegwezen met hen!” „Ik kots hiervan!” „Natuurlijk herkent deze viespeuk zichzelf niet in de beschuldigingen.” „Ik zie al aan die kop hoe schijnheilig hij is.”

Trouwens, mensen die het beschaafd houden en geen scheldwoorden gebruiken, kunnen even hard oordelen. En dat oordeel wordt soms ook niet beperkt tot het enkele geval dat aan de orde is. Het is de schuld van alle mannen dat dit soort dingen gebeuren. Of het is de schuld van alle Marokkanen dat Ali B. zich misdragen heeft. Het komt door de religie, waardoor mannen onterechte superioriteitsgevoelens krijgen. Of het komt door de vele onzedelijke tv-programma’s. Enzovoort.

Ik kan er niet goed de vinger op leggen, wat hier nu misgaat. Strikt genomen heeft iedereen die zijn afschuw van alle misstanden uitspreekt, volkomen gelijk. Maar het is de sfeer die er hangt, de cultuur van om het hardst roepen hoe fout een ander is, het kicken op onze gezamenlijke afkeer van die ander. Ik voel bezorgdheid om de kwaadaardige nevels die op zulke momenten uit onze samenleving opstijgen. En ik denk dat die nevels ontstaan door de manier waarop we naar onszelf en de ander kijken.

We hebben geen enkele moeite met het kwaad aanwijzen in de buitenwereld, bij andere mensen. Maar het besef dat elk mens een zondaar is, ook ik, lijkt mét het christendom weggeëbd uit onze samenleving. En dat verhardt de sfeer, dat maakt dat we het kwaad buiten onszelf keihard veroordelen, onbarmhartig. Alsof we geen nederigmakende zelfkennis meer hebben. Alsof niemand nog stilstaat bij wat Paulus ooit schreef: ik, ellendig mens – het goede dat ik wil, dat doe ik niet, en het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.

Aandachtscultuur

Rond de jaarwisseling schreef Bas Heijne een prachtig essay in NRC, onder de kop ”Alles dient alleen nog als illustratie bij het ik”. Daarin beschreef hij hoezeer wij, mensen van de 21e eeuw, aan aandacht verslaafde zielen geworden zijn. „We leven allemaal in een aandachtscultuur – in de betekenis van aandacht zoeken, niet aandacht geven. Je wilt jezelf laten zien, aandacht vragen voor iets dat je hebt gemaakt of meegemaakt, iets verkopen of applaus krijgen.” Maar wat onze samenleving nodig heeft, zegt Heijne, zijn mensen die minder gezien willen worden, en meer kijken.

Dat lijkt me een kernpunt. Wat Heijne beschrijft is overigens niet uniek voor onze tijd, het is hooguit tegenwoordig zichtbaarder door bijvoorbeeld sociale media. Het krijgt meer de ruimte. Maar in feite gaat het hier om de menselijke conditie die Luther al schetste, met een uitdrukking die ik onlangs in een preek voor het eerst hoorde: ”incurvatus in se”. De Schrift, zegt Luther, beschrijft de mens als zo ”gebogen in zichzelf” dat hij niet alleen de natuurlijke maar zelfs de geestelijke gaven voor zijn eigen doelen gebruikt, en in alle dingen alleen zichzelf zoekt.

Heel paradoxaal dus: ergens kijken we te weinig naar onszelf, als het gaat om de zonde en het kwaad onderkennen in ons eigen hart. Maar tegelijk kijken we te veel naar onszelf, in onze behoefte om onszelf groter te maken dan we zijn en tot middelpunt en norm van de wereld te maken. We willen om strijd onze mening ventileren op de sociale media, we vinden overal iets van, en als anderen iets fout doen is dat voor ons een uitgelezen kans om onze eigen moraal te verwoorden en de wereld in te slingeren – zodat wíj, deugdzame mensen, het weer goed gezegd hebben.

In onze seculiere samenleving wonen veel zendelingen – mensen met een moraal die ze willen uitdragen in de wereld en waaraan ze de rest van de wereld ook afmeten. Maar er lijken maar weinig mensen te zijn die beseffen dat ze ook zélf bekeerd moeten worden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Spotlight

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer