Waarom niet-kerkelijk gezin kiest voor christelijke school
Hoewel ze niet naar een kerk gaan, kozen Josine van Schaik en haar man Danny van Eldik uit Lienden bewust voor de christelijke Eben-Haëzerschool. „Goed dat de school zo duidelijk is over zijn identiteit.”
Twee scholen telt het Betuwse dorp Lienden: een openbare en een christelijke. Toen het moment dat hun oudste dochter de kleuterleeftijd bereikte dichterbij kwam, gingen Josine en Danny op beide scholen langs voor een gesprek met de directeur en een rondleiding.
Josine groeide zelf op in een hervormd gezin in het nabijgelegen dorpje Ingen. Ze bewaart goede herinneringen aan haar christelijke opvoeding, de kerkgang en de zondagsschool. In hoeverre ze nu zelf nog gelooft, vindt ze „een megalastige vraag.” „Wat je hebt meegekregen, zit in je. Als puber had ik niet zo veel met het geloof. Nu ben ik milder in mijn mening.” Af en toe komt ze in de kerk, bij bijvoorbeeld de doopdiensten van haar neefjes. „En dan raakt het me wel negen van de tien keer.” Kortom: „Ik ben niet heel praktiserend, maar heb er wel wat mee.”
Haar man volgde het vak godsdienst op de basisschool en het voortgezet onderwijs. Hij vindt het goed dat zijn kinderen nu ook die basis meekrijgen, maar wil wel dat zij uiteindelijk vrij moeten zijn hun eigen keuze daarin te maken. Toen het stel langsging op de Eben-Haëzerschool vroeg hij honderduit naar de relatie tussen de christelijke identiteit en het onderwijs. Wat krijgen de kinderen mee? Hoe brengen de leerkrachten dat? Is er ruimte voor andere gedachten? „Een uur godsdienst, psalmen zingen, een Bijbelverhaal – hij vond dat best veel. Zelf vond ik zo’n invulling wel logisch. Het gaat immers om de identiteit van de school, dus hoe de school is.”
Respect
Tijdens het gesprek gaf de schooldirecteur duidelijk aan wat hij van ouders verwacht. „Iedereen is welkom, maar de school vraagt wel de identiteit en manier van lesgeven te respecteren. Niet dat wij als ouders gaan vertellen hoe dat moet.”
Van Schaik ervaart niet dat de school zijn identiteit oplegt aan ouders die niet kerkelijk betrokken zijn. „Ik vind het positief dat de school zo duidelijk staat voor zijn principes. En wie daar niet in mee kan komen, is vrij om naar een andere school te gaan.”
Wat de doorslag gaf in hun schoolkeuze, daar kan ze niet helemaal de vinger op leggen. „Vergelijk het met een huis kopen: iets voelt goed of minder goed. Zo voelde het goed toen wij door de gang van de Eben-Haëzer liepen. Er heerste rust.” Dat gevoel wordt bevestigd nu de oudste van hun drie kinderen in de kleuterklas zit. „Mijn dochter kreeg pas te horen dat ze niet zo veel moest kletsen”, lacht ze. „Goed dat de kinderen dat leren: eerst je vinger opsteken en op je beurt wachten. Gelijkheid en menselijkheid, dat krijgen ze mee.”
Op de website schrijft de school: „Het primaire doel van ons onderwijs is het vertellen van de Bijbelverhalen en brengen van de kinderen tot Jezus.” Van Schaik vindt dat prima en noemt het „logisch” dat de school dit zegt vanuit zijn identiteit. „Ik kan me wel voorstellen dat zo’n zin heftig klinkt voor iemand die niet met het christelijk geloof is opgegroeid. Maar nee, ik vind niet dat het geloof mijn kinderen op deze manier opgedrongen wordt. Wij zijn niet het type gezin dat zegt: Het zit niet zo, punt, klaar. Prima dat dit de basis is. Ik ga dat niet tegenspreken.”
De Betuwse moeder ziet dat de identiteit in de praktijk „als een rode draad overal doorheen loopt.” Bijvoorbeeld in de warme en liefdevolle manier waarop leerkrachten met de kinderen omgaan. „Dat komt toch uit het geloof. Je kunt wel een mooi rijmpje maken over bloemetjes, maar daarmee is liefde nog niet voelbaar en merkbaar.” Ook respect is volgens haar op de Eben-Haëzer een belangrijke waarde. „Juffen en meesters worden met u en de achternaam aangesproken. Die waarden willen wij onze kinderen ook meegeven.”
De identiteit zit in kleine dingen. Toen de kinderen een keer speelgoed mochten meenemen, vroeg de school ouders per brief of ze geweren en pistolen wilden thuislaten. Van Schaik appte er een fotootje van naar haar vriendin: „Kijk, ik houd van deze school!” Ze moet er niet aan denken dat haar kinderen met dat soort speelgoed rondlopen.
Peuterbijbel
Van Schaik vindt het belangrijk dat thuis wordt onderschreven wat er op school gebeurt. „Het is prima dat de kinderen op latere leeftijd discussiëren over het geloof. Maar wat ze op school leren, moeten we thuis niet ondermijnen. Onze normen en waarden moeten dezelfde zijn.”
Toen ze de keuze voor de christelijke basisschool maakten, maakte ze haar man al duidelijk: „Dan wordt er van ons ook wat verwacht. Wij moeten als ouders niet gaan discussiëren over de Bijbel. Gezin en school moeten een eenheid vormen. ” De lijn van de identiteit wil het echtpaar daarom in zekere mate doortrekken in het gezin. „Daarom bidden we nu voor het eten en lezen we aan tafel uit de peuterbijbel. Door de schoolkeuze hebben we daar een actievere rol in genomen.” Pas las ze over de ark van Noach. Haar dochter herkende het verhaal. „Dat is de boot van school”, zei ze. „Leuk toch?”
Ze beseft dat haar gezin misschien niet representatief is. „Er zullen ook ouders zijn die voor een christelijke school kiezen omdat de resultaten van een andere school tegenvallen. Als het deel dat er thuis een andere lijn op nahoudt doorslaat, heeft dat natuurlijk zijn weerslag op het karakter van de school.” Ze begrijpt daarom de huiver van christelijke ouders die vrezen dat de identiteit verwatert als een deel van de leerlingen geen kerkelijke achtergrond heeft. „Maar respecteren gaat wat mij betreft verder dan het schoolplein.”