Forum voor Democratie gaat eigen basisscholen oprichten, zo bleek afgelopen woensdag. Het moeten scholen zijn die „klassiek onderwijs” geven, vertelde Forum-Statenlid Ralf Dekker en het is het eerste bouwsteentje van een bredere beweging, „een nieuwe zuil, een netwerk van activiteiten.”
Bij zo’n bericht besef je het weer: we leven in een bijzonder land. In principe mag iedereen in Nederland een eigen school oprichten en daar lessen geven die aansluiten bij de eigen levensbeschouwing. Die vrijheid van onderwijs, vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, is uniek in de wereld. De overheid betaalt scholen op gelijke voet ook al hebben ze een heel uiteenlopende signatuur, terwijl ze ook zelf mogen bepalen wie ze toelaten als leerkracht en als leerling.
Deze vrijheid van onderwijs is in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw zwaar bevochten en aan het begin van de eenentwintigste eeuw ligt die opnieuw onder vuur. Was die vrijheid reden tot dankbaarheid, de huidige spanning is reden om zuinig te zijn op ‘onze’ scholen. Neutraal onderwijs bestaat niet. De oprichters van christelijke scholen beseften maar al te goed wat het belangrijkste doel van onderwijs is: leerlingen vormen vanuit Gods Woord, in lijn met opvoeding en onderwijs in het gezin en in de kerk. Kerk, school en gezin vormen de identiteit, de persoonlijkheid, het denken, doen en laten van kinderen en jongeren.
Deze driehoek is de basis geweest voor een hechte christelijke gemeenschap in ons land. In de achterliggende decennia werd deze zuil steeds vaker onderwerp van discussie. Heeft het wel zin om krampachtig een vermolmde gemeenschap in stand te houden die vooral uitblinkt in vorm zonder inhoud? Kijk eens naar kerkverlating, materialisme, verdeeldheid over Bijbelvertalingen, mediagebruik, vaccinatie, de visie op de doop? Wat is er terecht gekomen van de idealen van de oprichters? Hoe staat het met het „aankweken van godsvrucht”, „het vervullen van tere kinderzielen met ernst en eerbied voor God, met ware kennis van Hem door Jezus Christus”, de eerste taak waar een leraar zich volgens Philips Marnix van Sint Aldegonde op moet richten? Leidt navelstaren in de zuil niet tot lauwheid, schijnveiligheid en oppervlakkigheid? Kinderen staan toch steviger in hun schoenen door ze te confronteren met de andersdenkende buurman, de hedendaagse cultuur en de digitale wereld?
Zulke kritische vragen zijn begrijpelijk. Daar staat tegenover dat het gure seculiere klimaat van de eenentwintigste eeuw extra reden is om hechte christelijke gemeenschappen te koesteren. Niet om zich erin terug te trekken als in een bastion en te kiezen voor het isolement, maar om vandaaruit een zoutend zout te zijn in deze samenleving.
Deze fundamentele vragen hangen nauw samen met keuzes waarop het reformatorisch onderwijs zich nu bezint. Het Reformatorisch Dagblad begint zaterdag met een serie artikelen over vrijheid van onderwijs, toelatingsbeleid en acceptatieplicht. Eén ding is al duidelijk: er zijn geen simpele antwoorden op de vraag of een school de voorkeur moet geven aan een open of een gesloten toelatingsbeleid.
Reageren? Hoofdredactie@rd.nl