Nieuwe ministersploeg geen garantie voor nieuwe cultuur
Het jaar 2022 is nog maar drie dagen oud en waarschijnlijk zijn de eerste goede voornemens al gesneuveld. Vaak gebeurt dit omdat de echte motivatie ontbreekt en omdat omstandigheden dwingen tot het voortzetten van het oude patroon. Met als gevolg: teleurstelling bij mensen.
Toch hebben goede voornemens een functie. Wie ze maakt, beseft kennelijk dat er iets niet goed gaat. Er moet verandering komen, want zo kan het niet langer. Er moet een wissel om.
In het achterliggende jaar is dat laatste meermalen gezegd door politici. De bestuurscultuur moet veranderen. Er is behoefte aan meer transparantie en aan verbetering van het spel tussen kabinet en Kamer. De achterkamertjes moeten worden ontruimd en –vooral– oude rotten in het politieke vak dienen te vertrekken.
Voor dat laatste heeft premier Rutte wel gezorgd, bij het samenstellen van de nieuwe ploeg ministers en staatssecretarissen. Zijn beoogd kabinet telt veel nieuwe gezichten. Het zal nog wel even duren voordat het nieuwe rijtje namen met bijbehorende ministeries zich heeft vastgezet in de hoofden van parlementariërs, media en burgers. Zo ingrijpend is de wisseling van de wacht wel.
Toch is met een rij nieuwe gezichten nog geen grote verandering tot stand gebracht. Evenmin is een bestuurlijke omwenteling bereikt nu er meer vrouwen dan ooit deel uitmaken van de regeringsploeg. Zeker, er zijn zeer bekwame vrouwelijke bestuurders en vrouwen hebben inderdaad vaak een andere manier van optreden en besturen dan mannen. De dames kunnen de heren goed aanvullen en zo nodig corrigeren. Maar met dat alles is er nog niet de zo dringend gewenste nieuwe bestuurscultuur. Daarvoor is meer nodig.
Rutte heeft beloofd dingen anders te gaan doen. Hoe? Dat heeft hij nog niet concreet omschreven. Behalve dat hij nieuw elan beloofde. Dat is echter slechts een open deur. Stel je voor dat hij zonder fris enthousiasme aan de slag zou gaan. Dan zou ons land nog verder van huis zijn. Maar het is nu wachten op de daden.
Tegelijk is er ook voor de Kamer werk aan de winkel. Want een nieuwe bestuurscultuur wordt niet alleen tot stand gebracht door het kabinet. Ook de parlementariërs zullen zich anders dienen te gedragen. Zij moeten zich ontworstelen aan de scoringsdrift om over elk wissewasje vragen te stellen, nodeloos spoeddebatten aan te vragen en elk foutje van bewindslieden uit te vergroten. Iets meer bezonnenheid en voorzichtigheid in hun oordeel zou de politiek aan waarde doen winnen. En vooral, iets meer fatsoen in debatten.
Het zou winst zijn als politici aan het begin van het nieuwe jaar en bij de start van een nieuw kabinet echt een wissel omzetten. Wellicht dat ze er goed aan doen dat niet op voorhand als een goed voornemen uit te venten, maar het vooral uit hun daden te laten blijken. Dat komt het vertrouwen in de politiek zeker ten goede.