Urk stond volop in de belangstelling in 2021. Brand in een tijdelijke GGD-locatie, onrust rond kerken, veel media-aandacht. Jan van Haaften, scriba van de gereformeerde gemeente, blikt terug. Diepe ernst bezet hem, grote zorg drijft hem. „De Heere roept ons terug. Tot Zijn Woord en dienst. Moeten we dan niet juist nu naar Zijn huis, naar de kerk, gaan?”
Jan van Haaften (43) kwam als twaalfjarige in Urk terecht vanwege het werk van zijn vader. Maar inmiddels is hij vergroeid met het vissersdorp. Zijn vrouw is een echte Urkse. Hij praat als een Urker en denkt als een Urker. Maar hij weet ook heel goed wat er buiten de gemeentegrenzen leeft. Als docent werktuigbouwkunde en godsdienst, en als onderwijsontwikkelaar aan het Hoornbeeckcollege in Amersfoort, heeft hij veel contacten binnen en buiten de reformatorische gezindte.
„Of ik me een Urker voel? Wat is dat precies? Urk heeft een cultuur die zich heeft gevormd door de ervaringen door de tijd heen. Ik voel me hier hartelijk thuis. Een Urker is puur, leeft laag bij de grond, is nuchter. Door de visserij hebben Urkers altijd met tegenslagen te kampen gehad. Dat stempelt hun opstelling. Dat zie je ook rond corona. Urkers onderschatten de ziekte niet, maar ze gaan er nuchter mee om.” De inwoners van Urk zijn er ook voor elkaar, ze kijken naar elkaar om, ziet Van Haaften. „Ook dat is een kenmerk. Dat kom je in die mate elders weinig tegen.”
Net als voor veel Urkers neemt de kerk een grote plaats in in het leven van Van Haaften en zijn gezin. Hij is scriba van de Sionkerk. „De Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland zijn me overigens beide lief”, zegt hij wijzend op zijn boekenkast. Daar staan de boeken van ds. F. Mallan en ds. W. C. Lamain gebroederlijk naast elkaar. „Zo ligt het bij mij ook. De pijn van de scheuring ervaar ik.”
Koninkrijk
Pijn deed ook 2021. Bij de Urker gemeenschap, bij de kerk en bij Van Haaften zelf. „Het leek in het begin, toen het virus nog alleen in China was, niet zo ernstig te zijn dat we massaal ziek zouden worden en sterven. Ik heb toen niet gedacht aan een bijzonder oordeel van de Heere over de aarde.” Dat veranderde al snel toen de besmettingscijfers snel opliepen. „Toen ging ik ermee over de kop. Alles kwam tot stilstand, wereldwijd. Dat was een schok. De Heere sprak, zo zag ik dat. Hij sprak in een wereld die bezig is een koninkrijk op te bouwen los van God.”
In totaal stierven in Urk 24 mensen aan corona. „Ook uit onze kerkelijke gemeente zijn er mensen overleden. Zelf hebben we het ook gehad. Het hele gezin. Over het algemeen in een milde vorm. Mijn vrouw is wel flink ziek geweest. Sowieso zie je op Urk dat veel mensen milde coronaklachten hebben.”
Persoonlijk greep het Van Haaften vooral aan dat velen niet naar de kerk konden gaan. „We hebben in het begin snel afgeschaald, maar later kreeg ik daar grote moeite mee. Als de Heere roept: „Keer weder”, dan roept Hij terug tot Zijn inzettingen, terug naar Zijn dienst en Woord. Dat zie je ook steeds weer in de Bijbelse geschiedenis.
Zeker, we hebben zeer voorzichtig te wandelen. Maar hoe verhouden de maatregelen zich tot Zijn roepstem?”
Onlinekerkdiensten zijn geen alternatief voor de Urker. „Online is geen echt alternatief. Niet op school weten we nu wel uit ervaring, maar zeker ook niet voor de eredienst. Het is in mijn ogen niet goed geweest dat juist in het Reformatorisch Dagblad in allerlei toonaarden is gewezen op online als het goede alternatief.”
Van Haaften liep aan het einde van de eerste coronagolf vast met de nagenoeg lege kerken. „Het werd nood in mijn ziel. Toen sprak een gastpredikant bij ons over Psalm 143:10. „Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide mij in een effen land.” Dat was voor mij persoonlijk onderwijs, maar ook in de omstandigheden: „Leer mij Uw welbehagen doen.” Ik mocht zakken en alles wat ik in handen probeerde te houden weer eens kwijtraken. De Heere toonde dat alles naar Zijn raad ging. De storm in mijn hart kwam tot bedaren, maar ik voelde dat er een zware tijd was aangebroken die zelfverloochening zou vragen en ook standvastigheid.”
Van Haaften wijst op voorbeelden uit de kerkgeschiedenis waaruit volgens hem blijkt dat het bezoeken van de kerkdienst niet zomaar mag worden nagelaten. Hij pakt een boek uit de boekenkast en citeert daarbij Wilhelmus à Brakel in de ”Redelijke godsdienst”. „Brakel wijst erop dat Gods kinderen met hun komst naar Gods huis getuigenis aan de wereld afleggen van hun gemeenschap met Christus en met Gods kinderen onderling, samen met alle belijdende leden.”
Het moet eerst gaan om het dienen van de Heere, daarna pas over al het andere, zag Van Haaften. „We moeten niet in eerste instantie solidair zijn aan het beleid vanuit het oogpunt van de tweede tafel van de wet –onze naaste liefhebben als onszelf– maar het moet eerst gaan om de eerste tafel – God lief te hebben boven alles, Hem te eren. En van daaruit moeten we voor onze naaste zorgen. In die volgorde. Dat gebeurt te weinig. Er zijn, vrees ik –ook in de gereformeerde gezindte–, zo veel christenen die alleen bij de tweede tafel van de Tien Geboden leven.”
Dat de kerk juist in tijden van nood weinig kon en mocht, vond Van Haaften „onbegrijpelijk.” „We mochten niet naar mensen toe, niet naar weduwen, niet naar stervenden. Dat klopt niet. De kerk moet juist dan er voor deze mensen zijn.”
Over ons
Een- en andermaal onderstreept de ouderling dat deze opstelling „niks te maken heeft met ontevredenheid of boosaardigheid naar de overheid. Nee, het gaat me om de dingen waar het in het leven werkelijk om draait. Ik lees nergens in Gods Woord dat heel de samenleving niet meer naar de tabernakel, tempel of later een bijeenkomst mocht komen. Wel bij bepaalde persoonlijke omstandigheden. We weten uit de vaderlandse en kerkgeschiedenis dat zelfs tijdens ontzettende ziekten, zoals tijdens de pest, kerken voller waren dan ooit, vanwege het besef van Gods oordelen.”
Wel snapt Van Haaften dat veel Urkers kritisch staan tegenover de overheid. „Er worden vaak besluiten genomen die óver ons gaan en vergaande gevolgen hebben voor ons dorp. Als de overheid een besluit neemt over de visquota waardoor je 15 procent van je omzet gaat verliezen, zonder duidelijke onderbouwing, dan doet dat veel met een gemeenschap.”
Kort voor Pasen besloot de kerkenraad van de gereformeerde gemeente de gemeenteleden weer alle ruimte te bieden om naar de kerk te gaan. Toen sommige media dat ontdekten, leidde dat tot veel aandacht. Die zondag stonden veel journalisten voor de kerk en bevroegen kerkgangers.
Van Haaften wil er niet te veel over zeggen. Terugblikkend spreekt hij van een „aangrijpende” dag die veel veranderde. „Ik had in mijn hart een bijzondere rust. Maar het was voor de gemeente een moeilijke zondag. De gemeente was vooraf geïnstrueerd om rustig te reageren. Maar als journalisten hun microfoon voor je mond houden, terwijl je nietsvermoedend naar de kerk komt, en zelfs met je mee blijven lopen tot bijna in de kerk, is dat zeer vervelend. Zeker als ze dat ook bij je kinderen proberen. De politie wilde niet voor niets een persvak maken.”
Als scriba heeft hij veel zien gebeuren. „Ik stond buiten om mensen te woord te staan. Eén ding is duidelijk: de kerkgangers hebben zich over het algemeen voorbeeldig gedragen. Naar mijn beleving was er een bewuste agenda: de media wilden onrust. Media moeten de feiten weergeven. Toch? Dat is niet gebeurd. Aan onze persverklaring na die zondag is amper aandacht besteed. Waarom? Het ging de media vooral om sensatie, niet om wat ons bewoog.”
Bedreigingen
Als scriba kreeg Van Haaften na deze zondag veel over zich heen. „Bedreigingen, scheldpartijen. Honderden mails. Nu is het rustig, maar ik ontvang nog steeds dit soort berichten.”
Het ergste vindt hij de grote overlast die zijn gezin –hij en zijn vrouw hebben zeven kinderen– ervan ondervond. „Denk je eens in wat het met je dochter doet als zij de telefoon opneemt en vervloekingen naar zich toe krijgt geslingerd. Iemand dreigde me de keel door te snijden. Maar de Heere ondersteunde kennelijk. Ik had nooit kunnen denken dat ik mijn kinderen op zo’n situatie zou moeten trainen. Want het maakte hen angstig. We hebben veel met ze gesproken. We hebben veel Gods aangezicht gezocht, dan gingen we samen op de knieën voor de bank. We hebben gebeden dat de kinderen er niet wakker van zouden liggen en het alles in Gods hand gelegd.” Telefoongesprekken van zijn vaste nummer schakelde Van Haaften door naar zijn mobiele telefoon, zodat zijn gezin er geen last meer van zou hebben en hij meteen kon antwoorden.
Hij prijst het optreden van de politie. „Die kwamen zelf. Ze hadden het goed in de gaten. Dat was zeer attent.”
En wat werkte het allemaal uit? De gereformeerde gemeente te Urk is sinds de mediastorm hechter dan ooit, constateert Van Haaften. „En het consistoriegebed waarin gevraagd wordt of de Heere de gemeente wil bewaren, wordt een nieuwe werkelijkheid, met diepte.”
Dat alle onrust in combinatie met het in vlammen opgaan van de GGD-post en de bedreigingen van de nieuwe burgemeester Cees van den Bos en zijn gezin een bepaald beeld oproept van Urk, begrijpt Van Haaften wel. „Ik ga niet goedpraten wat fout is. Wat verkeerd is, is verkeerd.” Maar hij wijst vooral naar de beeldvorming door de media. Die hebben een veel te eenzijdig beeld van de Urker gemeenschap getoond, vindt hij. „Er zijn hier zo’n 6000 jongeren. Een groep –volgens de wijkpolitie enkele tientallen jongeren– misdraagt zich, maar de meesten gaan rustig hun gang. In de media is Urk afgeschilderd als een rebels dorp, maar dat is niet de werkelijkheid”, zegt hij met een stem die zijn woorden onderstreept.
Verlichting
Van Haaften maakt zich grote zorgen over de „machten en krachten” die achter de pandemie een rol spelen. „Als je terugkijkt in de wereldgeschiedenis zie je steeds weer dat de duivel altijd de zaken naar zijn hand wil zetten. Hebben we wel in de gaten dat het de laatste dagen zijn, dat de duivel rondgaat als een briesende leeuw? Dat beweegt mijn innerlijk. Het is een hoogst ernstige tijd. Velen in ons land gaan nooit of amper naar de kerk. Als de duivel het voor elkaar kan krijgen nu ook de mensen die wél naar de kerk gaan thuis te houden, heeft hij zijn zin.”
De Urker ambtsdrager analyseert de tijd. „We leven in een tijd van vrijheid, de vrijheid van het liberalisme. Maar die vrijheid is verworden tot: doe wat je wilt.”
Er lopen lijnen van het huidige liberalisme naar de verlichting, stelt Van Haaften. „Het socialisme is de gelijkheidsvariant van de verlichting. Alles wordt genivelleerd: sportvereniging en kerk worden gelijk gesteld, man en vrouw, de burger met een vak en de wetenschapper. Men ziet geen verschil meer tussen een ambtsdrager en een leider van een vereniging. De gelijkheid is doorgeslagen. Daardoor is er geen gezag meer.
Verder zie je meer en meer de ongehoorzaamheidsvariant van de verlichting, het anarchisme. Gods Woord typeert deze tijd zo: de mensen zijn liefhebbers van zichzelf geworden, zegt 2 Timotheüs 3. En deze tijdgeest doortrekt onze gereformeerde gezindte ook. Het is voor mij een worsteling voor Gods aangezicht of onze opstelling als kerken in de pandemie ook niet hierdoor is beïnvloed, of gaat het ons wezenlijk om het dienen van God zoals Hij dat van ons vraagt? Dat moet je heel zorgvuldig afwegen: gaat het om een vrome vorm van de tijdgeest of zit het dieper, levend vanuit een levende Godsvreze?”
Drie woorden vragen om bezinning na alle gebeurtenissen van 2021, stelt Van Haaften: liefhebben, luisteren en lezen. „Het gaat me om liefhebben in de zin van: God lief te hebben boven alles, en onze naaste als onszelf. In díé volgorde. Dat betekent ook dat de liefde soms scherp is. Daarom moeten we ook eerlijk zijn tegenover overheid en volk. We moeten de overheid terugroepen tot de getuigenis. Gods Woord moet klinken.
Dan het luisteren. Het is een van de ernstigste dingen dat we niet meer luisteren naar elkaar. Luistert de overheid nog? Luisteren wij nog naar de overheid? Luistert het Reformatorisch Dagblad nog naar Gods volk?
Dan lezen. Ik ben ervan overtuigd dat we niet meer eerlijk lezen. We lezen niet wat er staat. En in onze gezindte maak ik me zorgen over de ontlezing. We gaan de goede bronnen missen.
Dit alles bij elkaar leidt er ook toe dat we niet meer kunnen luisteren naar de prediking van Gods Woord. Daarom vormen deze ontwikkelingen samen een frontale aanval van de duivel op onze gezindte en erger, op onze kinderen. Ik kan het niet anders zien.”
Maar er is ook een andere kant, benadrukt Van Haaften. Als hij hierover spreekt, klinkt in zijn stem de ontroering door. „Er is er Eén die regeert. Daar heeft de Heere me met betrekking tot de omstandigheden zo mee vertroost onder een preek van onze dominee over Openbaring 4:1: „Na dezen zag ik, en ziet, een deur was geopend in den hemel; en de eerste stem zeide: Kom hier op, en Ik zal u tonen, hetgeen na dezen geschieden móét.” Er staat móét! Het gaat zoals het moet. Het lot ligt niet in de golven. Het gaat zoals Hij het wil. Dat geeft zo’n rust. Dat is geen vrijbrief om onvoorzichtig te zijn. Nee, dat niet, maar de Heere waakt en stuurt.”
Hondje
En wat zijn de gedachten van Van Haaften als het over de toekomst gaat? Hij denkt even na en haalt dan een herinnering op. „Eerder deze maand was ik in Leeuwarden, bij de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten daar. Aan het begin van de dag hebben we gelezen uit Psalm 63. David zingt die psalm in de woestijn. Hij verlangt naar de Heere. Dat raakte me. We gingen daarna naar buiten om de kar klaar te maken die we gebruiken op de markt. Er gebeurden twee bijzondere dingen. Op het dak tegenover de post waren drie mannen aan het werk. Even later verdwenen er drie Bijbels in hun bouwvakkersbus. En er passeerde een vrouw. Haar hondje trok aan de lijn en wilde naar binnen bij de post. Hij bleef trekken. Ik zei: „U mag ook wel naar binnen hoor.” Ze zei: „Daar is geen plaats voor mij. Jullie zijn van de Bijbel en zo.” Ze sprak over haar vader en moeder, die jaren geleden waren gestorven. Moeder stierf met hoop op God. Ze zei: „Dat mis ik. Nu wacht ik op een teken.” Ik zei tegen haar: „Het teken krijg je nu. Heb je nog een Bijbel?” Die had ze wel, maar lag ergens op zolder. Ik zei: „Het teken is: zoek je Bijbel op en lees maar Psalm 63. Dat hebben wij net ook gedaan. En als je uitleg nodig hebt kom je maar.” Ze kreeg nog een paar folders mee. Met tranen in de ogen ging zij weg.
De wereld is ten diepste in nood. De wereld moet God leren kennen. Daar moeten we haast mee maken. De vraag is of wijzelf wel gegronde hoop op God mogen hebben. We moeten gericht zijn op de ander, en op onze omgeving, maar bovenal op dé Ander. Ook in de kerk.”