Nieuws is relatief, leert elk beginnend journalist. Een aardbeving in Azië met vele doden? Het raakt je minder dan het tragische overlijden van één persoon, bijvoorbeeld wanneer hij jouw buurman was.
Daarom sloeg begin november de boodschap dat oud-SGP-leider Bas van der Vlies (79) gestorven was, stevig bij mij in. Omdat ik hem als Kamerlid vaak geïnterviewd had? Ja, ook. Maar vooral omdat hij begin jaren negentig mijn gewaardeerde ‘baas’ was. Als medewerker van de Kamerfractie van de SGP schreef ik voor hem speeches en moties, hield ik zijn dossiers bij –niks digitaal, alles nog op papier en in uitpuilende hangmappen geordend–, en haalde ik voor hem koffie.
Ook plakte ik vrijdags ijverig alle krantenknipsels in (uit RD, Utrechts Nieuwsblad, Trouw of de Telegraaf) waarin zijn naam genoemd werd. Het ”boek van ikke”, noemde hij het met zelfspot. IJdelheid, zo’n plakboek? Nee, gewoon een handige vorm van registreren van zijn publieke leven; als herinnering aan thema’s waarmee hij zich ooit bezighield.
„Ze zullen me in Den Haag wel vergeten zijn”, zei hij ooit tegen zijn zoon Arie, nadat hij alweer zo’n tien jaar van het Binnenhof verdwenen was. Niets bleek na zijn overlijden minder waar. Alle grote media besteedden royaal aandacht aan zijn persoon, zijn beminnelijk karakter, zijn betekenis voor de SGP én voor de Haagse politiek.
Mooi en waardig was de herdenking, op 23 november, in de Tweede Kamer. Daar werd niet teruggeblikt op het leven van een amper bekend figuur uit een grijs verleden, maar op een persoon die bij velen nog volop gedachten opriep. Zo roemde Kamervoorzitter Vera Bergkamp Van der Vlies’ „stuurmanskunst” en zijn kwaliteiten als „bruggenbouwer.” Vaardigheden die hij hard nodig had om de eenheid in zijn achterban te bewaren en om als kleine partij binnen een democratisch systeem toch nog iets te kunnen bereiken.
Ook verwees zij naar zijn „hoffelijke debatteerstijl” en de respectvolle wijze waarop de vroegere SGP-leider zijn medepolitici tegemoet placht te treden – voor de goede verstaander een hint naar de huidige generatie Kamerleden en hun soms grove en denigrerende onderlinge bejegening. Ook premier Rutte sprak tijdens de herdenking over de „waardigheid, de beschaving en de kalmte” die het optreden van Van der Vlies kenmerkten en over diens adagium ”Soli Deo gloria”. En zo sprak deze christen-politicus christenpoliticus nog in ‘s lands vergaderzalen, ook nadat hij al gestorven was.
Nee, vergeten was en is Van der Vlies niet. Wel heeft ieder zo zijn eigen herinneringen aan de overledene. Waar gaan mijn gedachten heen als ik op de publieke tribune sta en de speeches van Bergkamp en Rutte hoor? Of als ik, anderhalve week daarvoor, in de sobere dorpskerk van Maartensdijk beschenen door gouden najaarslicht, samen met andere oud-medewerkers de rouwdienst bijwoon? Of als ik, kort daarna, zwijgend meeloop in de stoet naar de begraafplaats, omringd door vergankelijkheid predikende herfstkleuren?
Het zijn vooral kleine, menselijke dingen: voorvallen, uitspraken, momenten. Een samen afgelegd werkbezoek aan Urk; het onder hoge tijdsdruk uittypen van en schaven aan zijn jaarlijkse partijrede (steevast een zware bevalling); zijn vermaning aan fractiemedewerkers om beter te plannen en niet zo „voor de voet op te werken” (een ondeugd waar hij zelf ook niet geheel aan ontkwam). Maar ook denk ik aan wat hij nog recent –zo hoorde ik– een andere fractiemedewerker welgemeend toevoegde: „Jongen, zorg je dat het goed is tussen jou en de Heere? Want dat is het belangrijkste, heus waar.”