Machiel van den Bosch (42) uit Elspeet kreeg in november een ernstige vorm van corona. Twee keer belandde hij in het ziekenhuis. Artsen vreesden voor zijn leven. „God werkt ook in 2021.”
„Corona kan een grillige ziekte zijn”, vertelt Van den Bosch in zijn woonkamer in Elspeet. Naast hem zit zijn vrouw Petra. „Mijn longen zijn voor 60 tot 80 procent opgeslokt door het coronavirus. Het duurt waarschijnlijk nog maanden voordat ik weer aan het werk kan. Maar ik leef in stille verwondering. Waarom heeft de Heere het op mij gemunt? Waarom mag ik nog in leven zijn?”
Beroerd
Zondag 14 november is zijn vrouw Petra „misselijk en moe.” „Ze deed boven een zelftest en testte meteen positief op corona. De maandag erna heb ik mijn baas gebeld; ik werk al 24 jaar bij een veevoederbedrijf in Speuld. Ik vertelde hem dat ik in quarantaine zou gaan.”
Vijf dagen nadat zijn vrouw positief is getest, krijgt Machiel van den Bosch zelf corona. „De koorts liep op. Op woensdag 24 november had ik in de vroege ochtend 39,6 graden.”
De Elspeter is uitgeput. „Ik was zó beroerd en had totaal geen kracht meer. Ik lag op bed te zweten en at niets. Zelfs een peer hield ik niet binnen.”
Op vrijdag 26 november komt de huisarts, Van den Bosch is zelf niet in staat om de deur uit te gaan. De dokter constateert een saturatiewaarde –zuurstofgehalte in het bloed– van 87 procent. Bij een gezond mens ligt die saturatiewaarde op 95 procent of hoger. „Hij beluisterde mijn longen en zei: „Dit is helemaal niet goed.” Ik was niet benauwd, dat is het gekke, ik ben tijdens mijn ziekte eigenlijk nooit benauwd geweest. Wel had ik een schrijnend gevoel achter in mijn keel als ik diep ademhaalde.”
De huisarts belt de ambulance. „Een kwartier later hoorde ik de ziekenwagen aan komen jengelen. Dat maakte veel indruk op me. Ook omdat precies zeventien jaar geleden, op 26 november 2004, mijn vader met loeiende sirenes met een hartinfarct was weggebracht. Hij kwam destijds in coma te liggen en overleed tien dagen later.”
In de ambulance maakt Van den Bosch „alles” bewust mee. Voor het eerst in zijn leven krijgt hij zuurstof toegediend. „Piep, piep, piep, klonk het in die ziekenwagen. Die saturatiemeter piepte iedere keer, want ik zat onder de 90 procent. De chauffeur gaf goed gas. „Hier staat file, maar we hebben spoed, dus rijden we over de vluchtstrook.””
Uitgedroogd
In het Gelre ziekenhuis in Apeldoorn wordt de zieke Elspeter onderworpen aan diverse onderzoeken. Zo wordt er bloed geprikt en een longfoto gemaakt. „Ik bleek te zijn uitgedroogd en werd aan het infuus gelegd.” Hij krijgt 6 liter zuurstof per minuut toegediend. Een penicillinekuur is erop gericht zijn koorts te verlagen.
In het weekend daarna lijkt Van den Bosch op de verpleegafdeling op te knappen. Met hulp van de zuurstof. „Ik voelde me niet meer zo verschrikkelijk beroerd.”
Maar op maandagochtend 29 november kantelt het beeld. „Toen begon de ellende. Een verpleegkundige kwam onder meer mijn saturatiewaarde meten. Ze keek me aan en zei: „Wat zie jij er slecht uit.” Ze had me vrijdag bij mijn opname in het ziekenhuis ook al gezien.
Normaal gesproken vertelt een verpleegkundige je meteen wat de saturatiewaarde is, maar nu gebeurde dat niet. Ik ben het ook nooit te weten gekomen. De verpleegkundige liep weg, pakte de telefoon en binnen vijf minuten had ik negen mensen rond mijn bed staan. Onder hen waren twee ic-artsen en een paar longartsen met hun assistenten. Ik dacht: wat gebeurt hier allemaal?”
„Het is echt niet best met je”, krijgt Van den Bosch te horen. „We gaan nu alles uit de kast trekken om je in leven te houden.” „Een arts noemde een heel lijstje behandelingen dat ze meteen zouden starten.” Hij krijgt onder meer antistoffen, kalium, prednison en een extra penicillinekuur toegediend. Verder wordt hij aan een Optiflow gelegd. Dat apparaat blaast zuurstof met kracht via een neusbril je longen in. „We geven je de maximale hoeveelheid zuurstof die we op de verpleegafdeling kunnen geven”, is de boodschap.
Afscheid
Van den Bosch voelt zich die maandagochtend „helemaal niet benauwd”, blikt hij terug. „De situatie was in het weekend enorm verslechterd, terwijl ik dat niet heb gemerkt.”
De Elspeter vraagt zijn behandelaars: „Heb ik wel een kans om dit te overleven?”
Een arts antwoordt: „We kunnen je geen garantie geven. Maar je bent jong en hebt geen onderliggende klachten.”
Van den Bosch: „Dat klopt. Ik ben in mijn leven vrijwel nooit ziek geweest. Wel heb ik ooit voor een ontsteking in het ziekenhuis gelegen. En begin november, dus een paar weken voordat ik corona kreeg, kampte ik een week met griep.”
Een uur lang is de spanning om te snijden. „Ik belde mijn vrouw Petra, terwijl die negen mensen om mijn bed stonden.” Petra is juf en is op dat moment aan het werk op haar school in Opheusden, voor het eerst weer sinds weken. Machiel zegt tegen haar: „Misschien leggen ze me straks op de ic en moeten we afscheid nemen. Ze kunnen me niet beloven dat ik het overleef.”
Later vertelt Petra dat ze erover nadacht wat er geregeld zou moeten worden voor de begrafenis.
Intussen blijven verpleegkundigen die maandagmorgen Van den Bosch vragen stellen. „Zodat ik maar bij kennis zou blijven.”
Tot zijn grote opluchting komt er dat spannende uur op maandagmorgen een kentering ten goede. „De saturatiewaarde steeg weer. Mijn longen knapten beetje bij beetje op.”
Die hele week, tot zondag 5 december, ligt Van den Bosch aan het Optiflow-apparaat. De hoeveelheid toegediende zuurstof wordt gaandeweg afgebouwd. Het apparaat houdt hem uit zijn slaap. „Zo’n apparaat maakt best veel herrie. Ik heb een ouderwetse telefoon, zonder internet. Mijn vrouw kocht een tablet voor me, zodat ik via die tablet orgelmuziek kon luisteren. Dan ben je even van dat constante gesis af.”
Bloed
Op donderdag 9 december mag hij weer naar huis, bijna twee weken na opname in het ziekenhuis. „Ik was blij weer thuis in Elspeet te zijn, maar voelde me nog heel zwak. Ik heb eerst een kwartier lang met mijn hoofd in mijn handen aan tafel gezeten. Even bijkomen, even wennen. Mijn bed was naar beneden verhuisd en er stond een rollator voor me klaar.”
Toch is de lijdensweg nog niet voorbij. „Ik had zere kuiten, al waren ze niet rood of dik. Een fysiotherapeut vertelde dat die pijn kwam doordat ik een paar weken mijn spieren nauwelijks had gebruikt. Ze raadde me aan oefeningen te doen, om mijn spierkracht weer op te bouwen.”
Tot zijn verbazing is de pijn in zijn kuiten in de nacht van vrijdag op zaterdag ineens weg. „Maar toen begon opnieuw de ellende.”
Op zaterdagmorgen 11 december hoest hij „puur bloed” op. De huisarts constateert even later een longembolie – waarbij een bloedvat naar je longen verstopt zit. „Stolsels schoten vanuit mijn benen naar mijn longen en hebben daar een verstopping veroorzaakt.”
Opnieuw moet de Elspeter de ambulance in en weer vertrekt hij naar het ziekenhuis in Apeldoorn. „Ik voelde me een paar dagen erg verdrietig dat ik daar weer lag. Al heb ik nooit opstand tegen God gevoeld.”
Korstje
In het ziekenhuis krijgt hij die zaterdag diverse hoestbuien waarbij hij bloed ophoest. „’s Avonds spuugde ik er in één keer een halve liter uit. Mijn bed zat onder het bloed. Een arts sprong aan de kant, ze had de spatten op haar broek. Ik was angstig. Het tegenstrijdige was: aan de ene kant deden bloedverdunners hun werk, ter voorkoming van trombose. Aan de andere kant genas door de bloedverdunners de verwonding aan mijn longen minder snel. Daarom gingen de artsen me vernevelen. Ik moest via een soort trompetje damp inademen. Die nevel moest ervoor zorgen dat op de plek van de longwond een korstje ontstond.”
De dagen daarna gaat het weer beter. Donderdag 16 december mag hij weer naar huis. In de periode daarna hoest hij nog steeds bloed op, maar daar maken de artsen zich niet zo veel zorgen over. „Er zit nog oud, zwart bloed in de longen. Dat moet eruit.”
Psalm 89
In geestelijk opzicht heeft Van den Bosch „een bijzondere en troostvolle tijd” achter de rug. „De woensdagavond nadat mijn vrouw positief was getest, zette ik Psalm 89 op. Zelf was ik toen nog fit. Ik ging die psalm niet beluisteren met de insteek: misschien word ik er nog eens door bekeerd. Ik houd van samenzang. Die geeft me rust. Ik vond het best spannend hoe het met Petra af zou lopen.
De regel „Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen” uit Psalm 89 vers 8 raakte me erg. Voorheen worstelde ik ook al wel met die woorden. Dan dacht ik: ik kan mezelf niet redden. Ik maakte me er mooi makkelijk vanaf en dacht: op Gods verkiezing heb ik toch geen grip. Maar deze woensdagavond ging er een kramp van mijn hart. Ik dacht: ik hoef het niet doen, want Hij doet het, Hij werkt de zaligheid. Met stille verwondering in mijn hart ging ik naar bed.”
Als hij de volgende donderdagochtend met Petra dankt na het ontbijt, wordt hij getroffen door het vervolg van het vers uit Psalm 89. „Daar staat: „Want God is ons ten schild in ’t strijdperk van dit leven.” Óns, staat er. Ik ben geen profeet, maar mijn verwachting was dat ook ik corona zou krijgen. En dat God als een schild rondom Petra en mij zou gaan staan. Maar ik dacht: mijn schuld en zonden moet ik toch inleven? Ik dacht aan de laatste woorden van het vers uit Psalm 89. „En onze Koning is van Isrels God gegeven.”
Ik moest denken hoe een predikant in onze hervormde gemeente in Elspeet zijn armen breed spreidde om aan te geven hoe welkom zondaars zijn bij Jezus. Hoe gewillig Hij is. Ik zag mijn zonden én mijn gerechtigheden en kon ze kwijt bij het kruis.
Al snel die donderdag werd ik beroerder en beroerder. Ik was als het ware te ziek om een gebed te doen of mijn zonden te overdenken. Maar ik was al vertroost voordat ik ziek werd.”
Puriteinen
„Later heb ik daar verder over doorgesproken met mijn predikant en met mijn broer, die ook de Heere mag kennen. Zij wezen me erop dat ik al jaren worstelde om deel te krijgen aan Christus. Dat klopt. Ik heb er soms halve nachten wakker van gelegen, ook vaak niet hoor.”
Dat ene uur op maandagmorgen 29 november, als er negen mensen om zijn ziekbed staan, is Van den Bosch „niet in de koude kleren gaan zitten.” „Aan de ene kant mag je schuilen achter het schild van Psalm 89. Aan de andere kant realiseer je je dat je nog jong bent en een fijne familie en vriendenkring hebt.
Van een schoonzusje kreeg ik een bemoedigend boekje met citaten van puriteinen. Zo zegt John Newton: „Verblijd u erover, worstelende ziel, dat Jezus van tevoren heeft gezien in wat voor situatie u zou komen, en dat Hij bij voorbaat voor u heeft gezorgd.” Die uitspraak geeft in een notendop weer wat ik heb beleefd.”
Rouwkaart
Het verdriet en leed van andere coronapatiënten in het ziekenhuis grijpen hem aan. „Al meteen toen ik voor het eerst de verpleegafdeling binnenkwam, begon een oude vrouw te huilen. Ze vertelde dat haar man de dag ervoor was overleden. Ze was niet bij zijn overlijden en zou misschien niet eens bij zijn begrafenis zijn. Later liet een dochter van de vrouw haar de rouwkaart zien. Ze was slechtziend en bekeek met een loep de kaart. Snikkend.
Zwaar vond ik ook het lijden van een coronapatiënt van begin vijftig. Toen die man nog in staat was te praten, vroeg hij mij of je op tv de sportzender Ziggo kon ontvangen. Zodat hij naar autoraces van Max Verstappen kon kijken. Nou, ik had geen idee en heb die tv niet aan gehad. Die man werd steeds zieker en heeft geen raceauto gezien. ’s Nachts gingen er allerlei lampen branden, verschenen artsen aan zijn bed, en is hij naar elders gebracht. Ik weet niet hoe het met hem is afgelopen.”
Bijbeltje
In het ziekenhuis vertelt hij sommigen over de troost van het geloof. „„Jij hebt een Bijbeltje liggen”, zei een verpleegster. „Wat doet dat geloof nou met je?” Toen mocht ik vertellen dat God me vertroostte voordat ik ziek werd. „Mooi verhaal”, reageerde iemand op mijn relaas. Ik moet er dan voor oppassen dat ikzelf in het middelpunt kom te staan. Je hoort weleens dat de Heere niet meer werkt. Ik weet zeker dat Hij ook in 2021 werkt. Hij wilde mij overmeesteren. Als het voor mij kan, is het voor een ander ook mogelijk. Maar Hij wil er wel om gesmeekt worden.”
Dit artikel is onderdeel van de oudejaarsbijlage.