Juli 2021: laatste pulsvissers moeten stoppen
Donderdag 1 juli stond gemarkeerd in mijn agenda, en niet omdat ik op die datum jarig ben. Deze dag kwam er een einde aan de pulsvisserij, ook wel elektrisch vissen genoemd. De laatste groep van 22 Nederlandse Noordzeekotters raakte zijn vergunning kwijt. Eerder moesten al 62 andere stoppen met ”pulsen”.
Een zwarte dag voor de Nederlandse visserij en dus ook voor Urk, de vissersplaats met de grootste kottervloot. In dat dorp ben ik geboren en getogen en woon ik nog altijd. Dan kan het haast niet anders of je hebt familie die zijn brood op zee verdient en door zo’n besluit wordt geraakt.
Zo ook een aantal neven van mij, broers uit één gezin. In de aanloop naar juli brachten ze hun kotter naar Urk. Dat is op zichzelf al bijzonder. Vissers blijven liever in een echte zeehaven zoals Harlingen liggen: dat scheelt tijd en dure brandstof. Deze keer stoomden ze naar de thuishaven om daar het schip om te bouwen naar de traditionele boomkortechniek.
De pulskor (kor = net) is voorzien van elektroden die bodemvissen zoals tong met stroomstootjes opschrikken zodat ze omhoog zwemmen en in het net terechtkomen. De boomkor doet dit ”wekken” van de vis met kettingen die over de zeebodem slepen. Pulsvissen is een Nederlandse uitvinding. De visserij op platvis –een Nederlandse specialiteit– verloopt met een pulstuig veel efficiënter dan ”bokken” met de boomkor. Het levert minder bijvangst van ongewenste vis op, de zeebodem wordt minder beroerd en het kost minder trekkracht en dus brandstof. Daardoor is ook de CO2-uitstoot lager.
Allemaal voordelen, zowel voor de vissers als voor de natuur, die inmiddels door wetenschappelijk onderzoek zijn bevestigd. Maar EU-politici, aangevuurd door een lobby van jaloerse Fansen en een activistische milieuclub, oordeelden in 2019 anders. Zij besloten tot een verbod. Tegengas van de Nederlandse overheid, inclusief een gang naar het Europese Hof van Justitie, mocht niet baten.
De Nederlandse vissers hebben het nakijken. De pulskor werd vanaf 2010 voor tientallen vissersfamilies de reddingsboei. Het water stond hen aan de lippen door een combinatie van hoge gasolieprijzen –de belangrijkste kostenpost in de kottervisserij– en lage visprijzen. De 84 vergunningen die opeenvolgende Nederlandse visserijbewindslieden tot 2014 in Brussel wisten los te peuteren, werden met gejuich ontvangen. Maar Nederland verkeek zich op de tegenkrachten.
Achter vissersloodsen in Arnemuiden, Stellendam, in Den Helder, Texel en Urk liggen vandaag de pulstuigen te roesten, in afwachting van een Brusselse heroverweging die misschien nooit gaat komen. Intussen blijft er op de Noordzee steeds minder ruimte over voor de visserij. De sector moet wijken voor een toenemend aantal windparken en afgeschermde natuurgebieden. Het coalitieakkoord van Rutte IV onderstreept die koers.
Wie vrijwillig stopt, kan een beroep doen op een relatief bescheiden pot saneringsgeld. Op de dag dat ik dit artikel schrijf, vertelt een andere visser –ouderling in mijn kerk– dat hij met Kerst zijn schip „voor de kant legt.” De kotter is aan een nieuwe motor toe en eigenlijk moet er nog meer geïnvesteerd worden om het schip up-to-date te maken. „Dat zie ik niet meer zitten”, zegt de visser. Hij is 56 en heeft zijn hele leven gevaren. Wat voor werk gaat hij straks doen? „Ik weet het nog niet. Misschien iets in de binnenvaart.”
Het grijpt me aan. Hoe lang blijft Urk nog een echte vissersplaats?
Dit artikel is onderdeel van de oudejaarsbijlage.