Opinie
Zonder naastenliefde geen recht in de kerk

Door de polarisatie in de samenleving dreigt ook in de kerk de relatie tussen recht en naastenliefde vermalen te worden. Met aandacht voor het recht van de ander nemen we het gebod tot het liefhebben van de naaste serieus.

Prof. Leon van den Broeke
15 December 2021 16:25
„Als ons onrecht wordt aangedaan, mogen we opstaan en voor ons recht te strijden, maar dan in de stijl van het Koninkrijk van God.” beeld iStock
„Als ons onrecht wordt aangedaan, mogen we opstaan en voor ons recht te strijden, maar dan in de stijl van het Koninkrijk van God.” beeld iStock

Het gebod „Heb uw naaste lief als uzelf” valt in menige kerkdienst te horen. Of het klinkt anderszins als opdracht om barmhartig te zijn jegens mensen. We horen dat welwillend aan. Niet alleen omdat wij zo goed zijn, maar omdat er een ander gebod aan voorafgaat: de Here God lief te hebben met hart, ziel, verstand en kracht. In de praktijk vertillen we ons nogal eens aan dit Bijbelse gebod. De naaste staart ons afgewezen of op z’n minst onbegrepen aan. Onze naaste liefhebben vinden we prima om in de eredienst aan te horen, zolang het in de praktijk maar niet ten koste gaat van de eigen baan, macht, (rechts)positie of het inkomen. Onze vrome woorden blijken in onze dagelijkse strijd om meer lege hulzen te zijn.

Op vrijdag 10 december was het de 73e verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die zag in 1948 het licht door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Op diezelfde dag was het 501 jaar geleden dat Maarten Luther de kerkelijke wetboeken en de pauselijk bul verbrandde. Het was de laatste dag waarop hij zijn opvattingen over de toenmalige Rooms-Katholieke Kerk kon herroepen.

Met voeten getreden

Beide momenten markeren de noodzaak van vrijheid, de eigen (rechts)positie en die van de ander. Veel mensen ervaren wereldwijd dat hun rechten met voeten worden getreden. Voor Luther vormde de vrijheid van een christen een belangrijke thema. Spanningen in de samenleving leiden niet zelden tot onvrijheid, onherstelbare menselijke verhoudingen, zonde. Als er geen vertrouwen is in de kerkelijke rechtsgang volgt soms een gang naar de wereldlijke rechter. De heilige kerk betekent niet altijd een veilige kerk. Een mens mag, moet zelfs opkomen voor zichzelf als diegene onrecht is aangedaan. Het ligt anders als de mens door rechtsegoïsme het recht van de ander niet meer ziet en de Bijbelse opdracht om aandacht te hebben voor ”weduwen en wezen” parkeert. De balk in ons eigen oog verhindert een heldere blik.

Vreemdeling

In een verjuridiserende en gepolariseerde samenleving dreigt de relatie tussen recht en liefde, specifiek naastenliefde, vermalen te worden. Dat zien we soms ook terug in de kerk. Vanuit dat perspectief kan het geen kwaad de aandacht ook te richten op het recht van de naaste. Dat is geen pleidooi voor formalisme en evenmin voor wolligheid, zoals we dat vaak verwarren met recht respectievelijk liefde. Het is niet moeilijk in de kerk smalend te doen over naastenliefde. Toch is de naaste Bijbels gesproken zowel de Israëliet als de niet-Israëliet, (Leviticus 19), de vriend(in), metgezel als de vreemde ander (bijvoorbeeld Markus 12).

Bij naastenliefde kunnen we ons nog wel wat voorstellen, maar bij naastenrecht? Erik Wolf was een van de drie Duitse juristen die een grondslag voor het kerkrecht ontwierpen. Voor hem was dat het naastenrecht. De relatie tussen God en mens kan niet los gezien worden van de relatie van de gelovige met anderen. De mens geeft antwoord op Gods stem door solidair te zijn met de medemens. Wolf volgde hierin de theologie van de Zwitserse systematisch theoloog Karl Barth die hij kerkrechtelijk uitwerkte.

Contractrecht

Door kritiek ging het tijdperk van grondslagontwerpen voor het (Duitse) kerkrecht voorbij. Juist in de Angelsaksische context kwam er meer aandacht voor de relatie tussen liefde en recht. De Amerikaanse jurist Harold J. Berman 
wees op de ontwikkeling van het Europese contractrecht rond 
1200. Het verbreken van een overeenkomst werd beschouwd als zonde tegen God. Voor het zielenheil heeft God wereldlijke en kerkelijke rechtbanken ingesteld om te zorgen voor het nakomen van contractuele rechtvaardige verplichtingen.

Vanaf de negentiende eeuw is de religieuze context van het contract­recht door het rationalisme en individualisme, door de autonomie van partijen en de vrije wil steeds meer losgelaten. Daardoor raakte de notie van de ander zoals bijvoorbeeld Luther, Johannes Calvijn, Johannes Althusius en Johann Franz Buddeus die eerder hadden geformuleerd naar de achtergrond. Buddeus stelde in de vroege achttiende eeuw dat gelijkwaardigheid tussen partijen in het contractrecht niet alleen een juridische onderbouwing heeft, maar ook geworteld is en een expressie is van de christelijke genade of barmhartigheid. De ene partij helpt de positie van de andere partij te verbeteren, of op z’n minst niet te verslechteren.

Ruimhartigheid

Dorien Pessers zocht in haar dissertatie ”Liefde, solidariteit en recht” naar meer compassie en ruimhartigheid in het recht. Ze werkte het wederkerigheidsbeginsel uit en maakte daarbij onderscheid tussen de begrippen ”mutualiteit” en ”reciprociteit”. Mutualiteit gaat uit van het principe: ik geef iets als jij iets geeft. Ter illustratie: ik stuur een kerstkaart als jij er ook een stuurt. Reciprociteit gaat een stap verder: ik geef iets omdat mij iets gegeven is. Ik stuur een kerstkaart aan mensen die het nodig hebben, omdat ik een rijk leven ontvangen heb. Het recht heeft ook reciprociteit in zich, bijvoorbeeld in het privaatrecht, het arbeidsrecht en het bestuursrecht als het gaat om rechtsbeginselen zoals te goeder trouw, redelijkheid en billijkheid.

Kerkorde

Wellicht staat dit allemaal wat ver van ons kerkrechtelijke bed. Toch is het goed om af en toe de kerkordelijke proef op de som te nemen door ons af te vragen of onze kerk­orde gericht is op de rechtspositie van de kerk, de ambtsdrager, het gemeentelid of ook op de ander. Kerkelijk papier is geduldig. Maar het gaat ook om de toepassing van de kerkelijke rechtsregels om recht te doen aan de ander, onrecht te bestrijden en daarmee te laten zien het grote gebod serieus te nemen door God te dienen en onze naaste als onszelf. Als ons onrecht wordt aangedaan, mogen we opstaan en voor ons recht strijden, maar dan in de stijl van het Koninkrijk van God.

Fundament

De notie van het recht van de naaste stuitte als fundament en midden van kerkrecht op weerstand. Dat laat onverlet dat deze notie in het kerkrecht en in de toepassing ervan in het kerkelijk leven niet over het hoofd moet worden gezien. Niet in die zin dat je iedereen lief hoeft te vinden of jezelf moet wegcijferen. Daar gaat het ook niet over. Met liefde wordt de ”agapè” bedoeld, de naastenliefde die de ander recht doet door diens rechten te erkennen. Het is niet minder dan een Bijbels gebod om de naaste liefde te hebben als onszelf, ook in het (kerk)recht.

De auteur is buitengewoon hoogleraar rechtstheologie en kerkrecht aan de theologische Universiteit Kampen. Dit artikel is een samenvatting van zijn inaugurele rede die hij vorige week vrijdag uitsprak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Naastenliefde

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer