Naast Cosa nostra, Camorra en ’Ndrangheta heeft Italië nóg een maffiose organisatie binnen zijn grenzen. Op bezoek in de stad van de vierde maffia, die tot voor kort onder de radar bleef.
Het is een ijskoude maartse avond, zo’n twintig jaar geleden. De klok wijst tien over zeven. Daniela Marcone komt na een studiemiddag in de bibliotheek aan bij haar ouderlijk huis. Blauw zwaailicht van een politieauto brandt. Bij de ingang van het appartementencomplex staan twee politiemensen die haar doorlaten. „Door de ruit van de toegangsdeur zag ik dat in het halletje het lichaam van een man op de vloer lag. Ik kon zijn gezicht niet zien. De man was gekleed in een overjas en de pijpen van zijn pantalon waren door de val een beetje omhooggeschoten. Ik wist niet wie dat zou kunnen zijn. Maar toen ik beter keek zag ik dat zijn kousen wit waren. Het waren de kousen van mijn vader.”
Deze scène speelt zich nog heel vaak af in de gedachten van de nu 54-jarige Marcone. „Mijn leven veranderde vanaf dat moment voor altijd.” Haar vader was een van de eerste slachtoffers van de georganiseerde misdaad van Foggia (spreek uit: fod-dzjaa) in Apulië, ook wel bekend als de ”vierde maffia” van Italië.
De maffia, een Siciliaans woord, is ontstaan op Sicilië. Het woord staat nu wereldwijd voor een georganiseerde criminele organisatie in het algemeen. Maar niet elke criminele bende is een maffia. De maffia onderscheidt zich onder meer door het gebruik van extreem geweld, het opleggen van zwijgplicht (omertà) en het hebben van inwijdingsrituelen en stichtingsmythen. Bovendien is er een sterke link tussen de onderwereld en de (legale) bovenwereld.
Naast de Siciliaanse maffia kent Italië nog twee andere criminele organisaties die wereldwijd bekend zijn. De ene is de Camorra, die in en rond Napels terreur zaait. De andere wordt beschouwd als ’s werelds meest gevreesde maffia en heet de ’Ndrangheta. Deze organisatie is van Calabrese bodem. Bijna niemand kent de vierde maffia. Hij is niet alleen een grote onbekende bij het grote publiek, maar tot voor kort ook bij justitie. De Società, zoals deze organisatie heet, heeft zijn actieradius in en om Foggia.
Treurig
Foggia is een van de treurigste steden van Italië. De stad met 150.000 inwoners heeft een weinig interessant centrum en ligt in een enorme vlakte die aan de Flevopolder doet denken. De nieuwbouw van de stad is lelijk en trekt zich niets aan van de basisregels van de ruimtelijke ordening. De werkloosheid is hoog, het gemiddelde inkomen laag. De zomers zijn er verzengend heet.
De allitererende uitdrukking ”Fuggi da Foggia” (Vluchten uit Foggia), die mensen uit deze streek weleens bezigen, zegt eigenlijk wel genoeg. Of wat te denken van het feit dat het gemeentebestuur afgelopen augustus op non-actief is gesteld wegens infiltratie van de maffia. Foggia staat nu onder toezicht van de Italiaanse regering. Op de jaarlijkse ranglijst van Italiaanse provincies met de hoogste levensstandaard bungelt Foggia steevast onderaan. In 2021 staat de provincie van Foggia op nummer 105. Napels doet het nog slechter.
Er is nog een link met Napels. Het was Raffaele Cutulo, de onbetwiste leider van de Napolitaanse maffia (Camorra), die in 1979 zijn organisatie wilde uitbreiden naar Apulië. Om die reden hield Cutulo, die op dat moment nota bene voortvluchtig was, een bijeenkomst met lokale bendeleiders uit Apulië. De ontmoeting vond plaats in Hotel Florio, zo’n 20 kilometer buiten Foggia. We weten ervan dankzij het getuigenverslag van een spijtoptant, een voormalige maffioso die meewerkt met justitie.
Het hotel is tegenwoordig gesloten. Dat is al een tijdje zo. Als je je langs de golfplaten wringt die als een muur om het hotel staan, zie je een gebouw dat erbij staat alsof er een aardbeving heeft plaatsgevonden. Vensters zijn dichtgemetseld, hekken voor de ingang, afbladderende muren en een algeheel gevoel dat de betonnen kolos elk moment kan instorten. In het lege zwembad achter het hotel groeit gras en de betonnen springplank is afgebroken. Er zijn hier en daar sporen van elegante, gele mozaïek en de gestileerde bloem uit het logo van het hotel (florio betekent bloemig). Hier stonden Cutolo en de lokale gangsters vast met champagne te toosten. Het is niet moeilijk je zo’n scène voor te stellen.
Die bijeenkomst zo’n 40 jaar geleden had zo zijn gevolgen. Weliswaar onttrokken de lokale gangsters zich uiteindelijk tóch aan crimineel Napolitaans bestuur, maar ze zetten wel een eigen maffiose organisatie op. Tegenwoordig wordt de Società beschouwd als een van gewelddadigste van Italië. Een van hun kenmerken is om bij afrekeningen (binnen het criminele milieu) het slachtoffer meermaals van dichtbij door het hoofd te schieten. Zo werd een zekere Franco Romito midden op straat gedood door tientallen kogels. Er gingen zo veel kogels door het hoofd van het slachtoffer dat „niemand Romito meer zou herkennen en herinneren”, zo blijkt uit een getuigenis.
Afpersing
Getuigenissen zijn trouwens heel zeldzaam. Typisch voor de maffiose structuur van de organisatie is dat niemand praat. De omertà is exemplarisch. „Ik assisteer een cliënt die in de gevangenis van Milaan vijfmaal levenslang uitzit”, vertelt strafrechtpleiter Leonardo De Matthaeis. De betreffende maffioso zweerde na de moord op diens broer iedereen te doden van wie hij vermoedde dat ze met de moord te maken hadden. „Hij vermoordde uiteindelijk vijf, maar mogelijk nog meer mensen. Het bijzondere was dat hij de moorden pleegde op klaarlichte dag. Hij droeg geen gezichtsbedekking; het leek erop dat hij wilde dat hij zou worden herkend. Toch bleef hij jarenlang op vrije voeten, omdat er wegens de omertà geen ooggetuigen waren.” Uiteindelijk klapte iemand toch uit de school. Een man was vanaf zijn balkon getuige van een van de moorden en had dat verteld aan zijn vrouw. Na veel vijven en zessen ging zij naar de politie.
Justitie heeft lange tijd het maffiose geweld afgedaan als gewone criminaliteit. Pas in 1999 erkende de Hoge Raad dat de Società en de verschillende subgroepen, die batterijen (afdelingen van de artillerie) worden genoemd, pure maffia zijn. Dat is een mijlpaal. Zo is het sindsdien mogelijk de criminelen een bijzonder gevangenisregime op te leggen, waarbij ze geïsoleerd worden opgesloten en de communicatie met de buitenwacht beperkt is. Dat is een efficiënte methode.
Afpersing is de economische basis van de organisatie – dat is ook een typisch kenmerk van de maffia. Afpersing leidt tot vaste maandelijks inkomsten en zorgt ervoor dat de lokale bevolking onder de knoet blijft (met omertà als prettige bijkomstigheid). De afpersing gaat in de vorm van beschermingsgeld, dat in Foggia soevereiniteitsbelasting wordt genoemd. Het geeft goed aan hoe de maffia zijn territorium beschouwt: als een koning met onderdanen. Behalve dat vrijwel de gehele middenstand en het bedrijfsleven verplicht is een maandelijkse belasting, de zogeheten pizzo, te betalen, wordt hun ook personeel opgedrongen. Zo worden bedrijven in de gaten gehouden en krijgen clanleden een vast salaris zonder er wat voor te doen. Op die manier bindt de Società een peloton aan mensen aan zich.
Aanslagen
Luca Vigilante kan er als geen ander erover meepraten. Sinds hij en zijn familie in 2019 een aantal verpleeghuizen voor gehandicapten en bejaardenhuizen in beheer hebben, worden ze lastiggevallen door de maffia. „Mannen kwamen langs die zeiden dat we ons economisch moesten legaliseren”, vertelt Vigilante. Ofwel: beschermingsgeld betalen. Ook wilden de criminelen invloed in de raad van bestuur. En werk zou moeten worden uitbesteed aan bedrijven die aan de Società waren gelieerd. Vigilante weigerde. Het antwoord liet niet lang op zich wachten. Op 3 januari 2020 explodeerde de auto van Vigilantes broer, die ook een rol heeft in de familieonderneming. Niemand raakte gelukkig gewond. Een paar dagen later werd de pui van Vigilantes inrichting voor gehandicapten opgeblazen. Later dat jaar volgden nog twee andere aanslagen.
Binnen no time kreeg Vigilante een politie-escorte. Nu, twee jaar later, doet hij geen stap buiten de deur zonder twee agenten. „Ik ben bang omdat het heel serieus is wat er is gebeurd. Ik hoop op de dag dat we onze vrijheid terugkrijgen”, zegt Vigilante als hij op zijn bedrijfsterrein naar zijn auto loopt. Een agent in burger volgt hem, een ander heeft zich al achter het stuur van de auto genesteld en wacht met draaiende motor. De ziekenhuisondernemer is de eerste in Foggia die een politie-escorte heeft gekregen. Het is een teken dat de Italiaanse overheid de strijd tegen de maffia serieus neemt. De laatste jaren is het in Foggia dan ook minder gewelddadig.
Daar is ook een andere reden voor. „De bazen zitten bijna allemaal achter slot en grendel”, vertelt Arturo Salamano, een politie-inspecteur. Samen met collega Giuseppe rijdt hij een twaalf jaar oude Fiat Punto en leidt mij door de stad. Ze patrouilleren steevast in burger. „Hier”, wijst Salamano vanuit de auto naar een appartementencomplex, „woonde Vito Bruno Lanza tot zijn arrestatie. Hij hoorde bij de Moretti-batterij.”
Tweehonderd meter verder gaat Salamano’s vinger naar een aantal lage, geel geschilderde flats. „Dit zijn sociale woningen, waar vooral mensen uit de Moretti-batterij wonen. De woningen zijn uitgerust met videobewaking en gepantserde deuren. De meeste bazen en hun maffiose kinderen zitten hoe dan ook in de gevangenis. Het geeft gelukkig een beetje lucht aan de middenstand.” De politieman geeft wel aan dat hij niet denkt dat het ‘bestand’ lang zal duren.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door steun van het Steunfonds Freelance Journalisten