De georganiseerde misdaad bindt in zodra zij beseft dat het de overheid ernst is. Dat is de les van de Italiaanse maffiabestrijding.
Het gaat te ver om te zeggen dat het een normale gang van zaken is als een advocaat in Italië wordt vermoord, maar het is wel zo dat het werk als advocaat in Italië niet ongevaarlijk is. Gemiddeld is er om het jaar wel een dode te betreuren. Uit het boek ”Tributo di toga” (Toga-eerbetoon), dat vorig jaar op de rechtbank van Rome werd gepresenteerd, blijkt dat in 70 jaar tijd 36 advocaten zijn vermoord wegens hun beroep.
Zo werd Gaetano Costa in 1978 door de maffia vermoord toen hij op een markt een boek aan het doorbladeren was. Vijf jaar later stierf Rocco Chinnici toen zijn auto in Palermo werd opgeblazen. Berucht is ook het geval van Piersanti Matterella, advocaat maar ook gouverneur van Sicilië, die in 1980 in zijn auto werd doorgeschoten toen hij met zijn familie op weg was naar de kerk. Diens broer is de huidige president van Italië.
Vooral op Sicilië stond de advocatuur en de magistratuur aan het eind van de vorige eeuw onder druk. Tijdens twee maffia-oorlogen in de jaren tachtig stierven duizenden mensen. Met de aanslag op onderzoeksrechter Giovanni Falcone in mei 1992 en zijn collega Paolo Borsellino twee maanden later, overspeelde de maffia echter zijn hand. De dood van beide maffiabestrijders bracht een schok door het land. De bevolking kwam in opstand tegen de maffia: er werden demonstraties gehouden en er kwamen burgerinitiatieven op, waarbij onder andere de middenstand openlijk weigerde beschermingsgeld aan de maffia te betalen.
Gevangenisregime
De staat, die zich jarenlang met weinig energie tegen de maffia had verzet, opende eindelijk zijn ogen voor de verwoestende aard van het fenomeen. Allereerst werd het leger de straat in Sicilië opgestuurd. Het moest de bevolking het idee geven dat het de overheid ernst was. Een nieuwe onderzoeksinstantie werd ingesteld, de Directie Antimaffia, waarbij verschillende politiediensten gingen samenwerken enkel en alleen om de maffia aan te pakken. Dat is een succes gebleken.
Ook het gevangenisregime voor maffiosi werd aangescherpt. Italië kent al sinds 1975 een hard gevangenisregime voor zware criminelen, dat na de dood van Falcone in 1992 standaard werd voor maffiosi. Het houdt een zware vorm van isolatie in. Het regime is wel zo hard dat het Europese Hof voor de Mensenrechten bij Italië heeft geklaagd. Het is kennelijk wel effectief. In 2002 gingen 300 maffiosi in hongerstaking als protest tegen het regime en de toenmalige plannen om het de zware crimineel nog moeilijker te maken.
Het resultaat is dat de maffia op Sicilië nauwelijks meer van zich doet spreken. Maffiamoorden zijn een uitzondering. Tegenwoordig wordt er weinig bloed vergoten. Het moordcijfer ligt sterk onder het Europees gemiddelde. In 1991 werden ruim 1900 moorden gepleegd, in 2016 nog maar 397. Daarvan waren slechts 55 doden toe te schrijven aan de georganiseerde misdaad, de rest vooral aan ‘gewone’ criminaliteit, opstootjes en familiedrama’s. Niet dat de criminele organisaties, zoals de ‘Ndrangheta in Calabrië, niet meer bestaan, maar de overheid heeft hen het monopolie op het geweld afgenomen.
De les is dat als de overheid met harde hand optreedt, de georganiseerde misdaad zich terugtrekt. Het doden van advocaten en magistraten heeft mogelijk een onmiddellijk ‘positief’ effect, maar op de lange duur maakt zo’n moord het crimineel zakendoen alleen maar lastig. Een afrekening, binnen of buiten het milieu, is negatieve publiciteit.