Binnenland

Refoscholieren: Uiteindelijk zijn we egoïstische mensen

Een mens stelt zijn eigenbelang altijd boven dat van anderen. Dat is de overtuiging van de zes reformatorische scholieren die meedoen aan een panelgesprek over goed en kwaad. „Het begon al toen Adam zichzelf belangrijker vond dan God”, zegt een van hen.

Arien van Ginkel
10 December 2021 15:52
Zes leerlingen van het Wartburg College, locatie Guido de Brés, gingen onlangs met elkaar in gesprek over deugden en zonden. V.l.n.r.: Noël de Zeeuw (vmbo 4), Hermen van der Linden (vwo 6), Aron Mourits (havo 4), Martha van de Breevaart (havo 5), Loïs Leeuwestein (vwo 6) en Marie-José van den Berg (vmbo 4). beeld Cees van der Wal
Zes leerlingen van het Wartburg College, locatie Guido de Brés, gingen onlangs met elkaar in gesprek over deugden en zonden. V.l.n.r.: Noël de Zeeuw (vmbo 4), Hermen van der Linden (vwo 6), Aron Mourits (havo 4), Martha van de Breevaart (havo 5), Loïs Leeuwestein (vwo 6) en Marie-José van den Berg (vmbo 4). beeld Cees van der Wal

Rond een tafel op de kamer van de locatiedirecteur van het Wartburg College, locatie Guido de Brès in Rotterdam, spreken op 
een herfstachtige ochtend een zestal vmbo’ers, havisten en vwo’ers openhartig over wat er leeft in hun hart.

1 In mijn hart zitten slechte én goede neigingen.

Hermen: „Klopt. Maar het is de vraag of je de goede of de kwade neigingen laat winnen.”

Aron: „Wat er in je hart leeft, heeft ermee te maken in welke omgeving je opgroeit. In een omgeving met ruzie en aanslagen gaan mensen al snel en vroeg aan de drugs, hebben ze geen manieren en kunnen ze slecht liefde uiten.”

Hermen: „In een slechte omgeving neig je eerder naar het kwade. In een goede omgeving neig je eerder naar het goede.”

Martha: „Daar ben ik het niet mee eens. Het is niet noodzakelijkerwijs zo dat mensen die in een slechte omgeving opgroeien, zich ook slechter gedragen. Je hebt altijd een eigen keuze. Als je wilt veranderen, kan dat ook. Soms kiezen mensen in een haatvolle omgeving ervoor om toch lief te hebben.”

Loïs: „We zien bij onszelf veel slechte neigingen: gemakzucht, woede, hoogmoed, jaloezie. Maar hebben jullie ook weleens de neiging tot hoop in je hart gevoeld?”

Noël: „Ik heb lang gehoopt dat mijn moeder beter mocht worden. Maar ze blijkt helaas ongeneeslijk ziek te zijn. Maar ik blijf op God vertrouwen, omdat Hij regeert.”

Aron: „Met die hoop kom je niet beschaamd uit.”

Noël: „Als ik niet meer zou hopen, zou ik een menselijk wrak worden. Mijn hoop is dat God ziet wat er in ons gezin gebeurt. Dat geeft ook de vastheid om ons niet te verliezen in de vraag waarom we het zo moeilijk hebben.”

Hermen: „Je hoopt op God, los van de uitkomst. Wat Hij wil, dat is het belangrijkste.”

Martha: „Hoop hangt samen met vertrouwen op God. Maar vertrouwen is zoiets bizars. Je moet Hem blindelings geloven –en dus ook weten dat Hij bestaat– voordat je kunt hopen.”

Loïs: „Hopen kan pas echt als je weet dat Hij voor je gestorven is. Dan is je leven nooit hopeloos.”

Aron: „Zo’n geloof kan een boost geven aan je leven. Ik hoop dat ik de hoop mag krijgen die ook mijn opa had. Dat je weet dat, waar je ook naartoe gaat, Hij erbij is.”

2 Ik leef beter dan niet-christenen.

Hermen: „Dat is in ieder geval een betere stelling dan ik bén beter dan niet-christenen. Want dat is natuurlijk niet zo.”

Marie-José: „Ik denk niet dat leerlingen van een reformatorische school beter leven dan leerlingen van andere scholen. Hier zijn net zo veel mensen die drinken, drugs gebruiken of seks hebben voor het huwelijk.”

Aron: „In het lokaal gedragen we ons beter dan anderen, maar buiten de klas niet.”

Marie-José: „Zeker mensen die heel streng zijn opgevoed, doen buitenshuis totaal andere dingen dan thuis of in de klas.”

Martha: „Als ik zulke mensen zie, denk ik soms: zijn deze mensen überhaupt wel opgevoed? Ze breken helemaal los uit hun bubbel en doen alles wat God verboden heeft.”

Loïs: „Als je christelijk bent opgevoed, weet je in ieder geval wel beter wat God wil en wat Zijn bedoeling is.”

Marie-José: „Inderdaad, ze weten wel beter dat het fout is waar ze mee bezig zijn.”

Martha: „Ze zijn aan het experimenteren. Dat heb ik ook gedaan.”

Hermen: „Veel middelbare scholieren zitten nu in een twijfelperiode: blijf ik wel bij het geloof of niet?”

Loïs: „Ik denk dat wij als christenen een voorbeeld kunnen zijn voor anderen. Want God heeft ons verteld hoe we mogen leven. En ik zie wel degelijk een verschil tussen het leven van jongeren op andere scholen en dat van mijn vriendengroep.”

Martha: „Je ziet inderdaad een groot verschil tussen de echte christenen, die een keuze hebben gemaakt om met God te leven en een nieuw hart hebben, en niet-christenen.”

Hermen: „Klopt.”

Martha: „En als je als reformatorische scholier gaat drinken, blowen en seks hebt voor het huwelijk, is het dan niet slechter dan als een onchristelijk iemand dat doet? Want dan ga je bewust rechtstreeks in tegen God en Zijn geboden.”

Aron: „Gelukkig kwam de Heere Jezus niet om mensen te redden die zichzelf al gered hadden met een goede levensstijl. We zijn stuk voor stuk verloren van onszelf. Hij ging naar Levi, een verachte tollenaar. Hij kwam juist voor mensen die in zonden leven.”

Loïs: „En nadat Jezus bij Levi was geweest, ging hij zijn leven wel degelijk beteren.”

Martha: „Het gaat erom dat je wordt herboren. Dat je spijt hebt van de slechte dingen en probeert die minder te doen.”

3 Regels zijn belangrijk om goed te kunnen leven.

Loïs: „In de meeste gevallen wel. Als God nooit had gezegd dat seks voor het huwelijk geen goed idee is, zou je niet weten wat je moet met je seksualiteit. Nu weten we wanneer het veilig is en wanneer Gods zegen erop rust. Je hebt een kader.”

Martha: „Regels zijn hekjes om je levenspad. Ze laten zien wat goed is en wat kwaad.”

Loïs: „Er zou zo’n last op je schouders komen te liggen als je van alles zou moeten uitzoeken of het wel of niet goed is. Gods Woord geeft richting.”

Hermen: „Het gaat er wel om hoe je die regels volgt. Regels voelen als ”moeten” wanneer je niet gelooft. Als je tot geloof komt, volg je de regels uit dankbaarheid.”

Loïs: „Dat is waar, maar laten we niet te streng zijn voor onszelf. Ook als je geen zin hebt om naar de kerk te gaan, is het toch goed om te gaan. Of je het nu doet uit dankbaarheid of omdat het moet.”

Martha: „Wat een goede regel is, is overal weer anders. In sommige culturen zagen ze kindoffers niet als moord. Nou, ik vind dan niet dat je zo’n regel zou moeten volgen.”

Aron: „Een leven zonder regels zou natuurlijk ook gewoon een zooitje worden.”

Loïs: „Over sommige regels kun je twisten. Maar geloofsregels zijn altijd goed.”

4 Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij.

Aron: „Dat is een uitspraak van Paulus, en die heeft daar helemaal gelijk in. Alles wat we doen, is met zonde bevlekt. Zelfs als we denken dat we iets heel goeds doen, doen we er nog steeds zonden mee.”

Martha: „Ik denk er al een hele tijd over na of ik naar Afrika moet gaan om daar goed werk te doen. Dat klinkt onbaatzuchtig, maar ik denk daar op een heel egoïstische manier over na. Dan denk ik: dan moet ik eerst veel geld verzamelen en vervolgens verpest ik ook nog m’n zomervakantie.”

Marie-José: „Herkenbaar. Als ik iets voor m’n moeder wil kopen en ik sta voor het schap, dan denk ik soms: Dit kost wel geld. Dat kan ik ook aan mezelf uitgeven. Dan wil ik opeens niet meer iets goeds doen.”

Loïs: „Je hebt altijd een dilemma tussen egoïsme en naastenliefde. Je wilt best iets voor een ander doen, als het maar niet ten koste gaat van jezelf.”

5 Ik ben een slecht mens.

Noël: „Kan ik daar zelf over oordelen? Daar heb ik het oordeel van een ander voor nodig.”

Loïs: „Ik heb wel het idee dat ik niet tevreden mag zijn met mezelf. Omdat dat hoogmoedig is.”

Martha: „Dat is het ook. Ik had een periode waarin ik al mijn verkeerde dingen wilde laten vallen. Ik ging niet meer roddelen, niks. Dat vond ik best goed van mezelf. Ik werd hoogmoedig. En tegelijkertijd merkte ik dat ik nog steeds veel dingen fout deed. Toen ik dat met iemand besprak, zei die: „Je bent niet heilig.” En dat klopt helemaal.”

Hermen: „De oplossing ligt bij Jezus. Wij houden ons elke dag niet aan Zijn geboden en kunnen niet voor onze zaligheid zorgen. Maar omdat Hij geen zonde heeft gekend, kunnen we in Hem volmaakt zijn. Hij is de Plaatsvervanger.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer