De prins die zelf zijn weg vond
„Vlasblond, goedlachs, waarschijnlijk nog niet tot zijn laatste centimeter uitgegroeid.” Dat was kroonprins Willem-Alexander in 1985, toen hij 18 jaar werd.
De typeringen zijn van journaliste Renate Rubinstein (1929-1990), die op verzoek van het koningspaar een boekje over de prins schreef. „Een heel verstandige jongen leek hij mij, maar nog net in staat om onwijze dingen te zeggen.” Wat zijn smaak betreft: „De kroonprins houdt van muziek die zijn moeder herrie vindt.”
Moeder Beatrix was koningin sinds 1980, en daarmee werd Willem-Alexander kroonprins toen hij net 13 was. Prins van Oranje, was zijn titel nu. Aan beroepskeuze hoefde hij niet te doen; zijn bestemming lag vast. Maar, zei hij wel, „je wilt toch zelf je weg vinden. Ook als iets vastligt, kun je zelf de weg ernaartoe vinden.”
Waakzaam
Wie was hij, de troonopvolger? Rubinstein ging naar Wales, want daar studeerde hij. Ze trok een week met hem op. Haar neefje mocht mee, want zelf kon ze „niet eens autorijden.”
Rubinstein mocht schrijven wat ze wilde, maar negatief werd het niet: algauw vond ze Alexander „echt aardig.” Koning was hij nog lang niet: „hij moet nog van school af, dan in dienst, dan studeren en dan zien we wel weer.” Die tijd kreeg hij; hij was net 46 toen hij koning werd, en niet net 18, zoals overgrootmoeder Wilhelmina.
Er kwamen nog veel meer typeringen langs. Willem-Alexander heeft een hekel aan racisme. Hij heeft gevoel voor humor. En voor taal. „Een intrigerend mengsel van behoedzaamheid en onbevangenheid. Hij ziet alles.” „Hij maakt de indruk iemand te zijn die af en toe de behoefte heeft om op zichzelf te zijn.”
Student
De prins zou wel in Leiden gaan studeren, net als zijn voorgangsters, dacht de schrijfster. Die vanzelfsprekendheid stond hem niet aan. Maar het werd wel Leiden. Geschiedenis studeren, en natuurlijk wonen aan het Rapenburg, waar ook moeder Beatrix tijdens haar studie verbleef, net als vroeger twee zonen van koning Willem III. Prinses Juliana had als studente een onderkomen in Katwijk.
Eerder zat de prins twee jaar op het Baarnsch Lyceum. Daarna twee jaar op het Eerste Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag. Hij had het moeilijk met de langdurige ziekte van vader Claus. Soms moest hij hem vervangen, zoals bij de dodenherdenking op de Dam in 1983. In de weekenden ging hij veel naar de neven Van Vollenhoven in Apeldoorn. Oom Pieter ging met hem zelfs naar een Pa-Zonendag.
Lastig
Toen de kroonprins 18 werd, was hij niet thuis. Hij studeerde inmiddels ruim anderhalf jaar aan Atlantic College in Wales, een kostschool in een oud kasteel aan de kust. Even weg van thuis: „Kijk, ik vond mezelf niet lastig. En mijn ouders vonden zichzelf ook niet lastig. Maar elkaar vonden we wel lastig.”
En dus ontving de prins een deel van zijn vorming in het buitenland. Eens per week gaf hij zwem- en kanoles aan blinde kinderen en eens per week zocht hij een eenzame oude vrouw op die hem steeds dezelfde verhalen vertelde. En eens in die twee jaar zette hij de Heinekenvlag op de toren van het kasteel, want zijn moeder was jarig. De vlag werd trouwens gauw verwijderd, en niet door hemzelf.
Willem-Alexander rondde de opleiding af met een internationaal baccalaureaat. Nu volgt dochter Alexia in zijn voetspoor, op dezelfde kasteelschool.
Varen en vliegen
Na Wales kwam de marine. In augustus 1985 begon de opleiding tot aspirant-reserveofficier. Aro, is de afkorting, en vaak werd de prins Aro van Oranje genoemd.
De prins ging het zeegat uit, een maand op de Hr.Ms. Crijnssen, vier maanden op de Hr.Ms. Tromp, en in 1988 ging hij aan boord van de Hr.Ms. Van Kinsbergen op herhaling.
Intussen had de prins in 1985 de eerste van een reeks vliegbrevetten gehaald. En de 18-jarige kon meer: in februari 1986 reed hij onder het pseudoniem W. A. van Buren de Elfstedentocht uit.
Daarna moest er worden gestudeerd. In 1993 was de prins doctorandus. Zijn eindscriptie ging over ”De Nederlandse reactie op de beslissing van generaal De Gaulle om uit de organisatie van de NAVO te treden.” Als drs. W. A. van Oranje tekende hij de bul.
De bijnaam ”prins pils” heeft Willem-Alexander lang achtervolgd, net als de uitspraak van hoogleraar H. L. Wesseling dat de kroonprins „intelligent, maar beslist geen intellectueel” was.
Staatsraad
De troonopvolger hoefde voorlopig weinig plichtplegingen te verrichten. Hij was nog maar net 14 toen hij samen met zijn moeder de Nieuwe Willemsbrug in Rotterdam officieel opende. Vanaf zijn achttiende woonde hij op Prinsjesdag in de Haagse Ridderzaal de opening van het parlementair jaar bij, behalve wanneer hij vanwege studie of militaire plichten niet kon. Het zou nog 28 jaar duren voordat hij zelf de Troonrede voorlas. Een detail is dat de prins niet op het podium zat, zoals zijn moeder destijds.
Op zijn achttiende verjaardag ontving Willem-Alexander het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw. De troonopvolger wordt na deze verjaardag lid van de Raad van State. Willem-Alexander werd daar op 3 juli 1985 binnengeleid in aanwezigheid van zijn ouders en zei: „Ik besef dat ik nog te weinig van het werk van de Raad van State afweet, maar naarmate deze dag dichterbij kwam, ben ik er wel nieuwsgieriger naar geworden.” Hij woonde meteen een vergadering bij, omringd door stapels raadsstukken. Op een herdenkingspenning kwam zijn persoonlijke wapen te staan en ook de tekst: ”3 juli 1985 Binnengeleiding Raad van State.”
Toelage
De meerderjarigheid betekende ook dat de prins voortaan een financiële toelage ontving, al vond het linkse PSP-Kamerlid Van Es het niet uit te leggen dat „een snotneus van achttien zoveel geld krijgt.” Het leidde zelfs binnen de ministerraad tot discussie, maar er veranderde niets. Overigens was er kennelijk geen wrok richting Van Es, want zij kreeg bij de introductie van Máxima Zorreguieta in Nederland de vraag om de Argentijnse in te lichten over het culturele en maatschappelijke leven. Van Es maakte in 2013 ook deel uit van het Nationaal Comité Inhuldiging.
De jaren werden gevuld met grondige voorbereiding op de toekomstige taak. Daarnaast specialiseerde de kroonprins zich in waterbeheer. Voor behoud van zijn bevoegdheid als piloot moest hij jaarlijks een fiks aantal vlieguren maken.
Tot zijn troonsbestijging was Willem-Alexander adjudant van zijn moeder. Toen hij zelf koning werd, benoemde hij prins Maurits tot zijn adjudant, die de koning –af en toe maar– bij ceremoniële aangelegenheden vertegenwoordigt.
Belijdenis
Volgens Rubinstein liet religie Willem-Alexander op zijn zeventiende nog onverschillig. „Ik vermoed dat hij vanzelf nog wel godsdienstig zal worden, al was het alleen al uit eenzaamheid omdat ook een koning wel behoefte zal hebben aan iemand die boven hem staat.” Dat waren niet zijn woorden; het was haar interpretatie.
Met zijn broers had het prinsenkind thuis catechisatie gekregen van een jeugdvicaris. Later zat hij op een Bijbelkring. De troonopvolger was al bijna 30 toen hij belijdenis deed in de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat was op Palmzondag 1997, met negentien anderen in de Haagse Kloosterkerk, bij ‘huispastor’ ds. C. A. ter Linden.
Bertha 38
Willem-Alexander was 34 toen hij op 02-02-02 met Máxima Zorreguieta trouwde. Eerder had hij over het aangaan van een relatie tegen Renate Rubinstein gezegd: „Ik denk persoonlijk dat als ik echt met iemand wil trouwen en het zou niet mogen, of ik zou daarvoor afstand moeten doen van de troon, dan zou ik dat doen.” Hij deed Máxima een „onvoorwaardelijk huwelijksaanzoek”, ondanks het feit dat de kwestie rond het politieke verleden van haar vader nog niet was opgelost.
”Alexander”, heette het 88 pagina’s tellende boekje dat Rubinstein tot haar eigen verrassing mocht schrijven. Alexander was de aanspreektitel, maar officieel en in de volksmond bleef het Willem-Alexander. Zo heette de prins, en zo wilde hij ook als koning zijn: „Willem 4 staat naast Bertha 38 in de wei.” Geen koning Willem IV dus.
Rubinstein was er na haar week in Wales van overtuigd: de kroonprins zou ooit „een heel geschikte koning zijn.” Inmiddels is hij ruim achtenhalf jaar staatshoofd. Nu wordt zijn oudste dochter 18.