Kerken, beleg een dag van boete en berouw
De coronacrisis in ons land laait weer op. De besmettingscijfers overtreffen eerdere besmettingsgolven. En weer nemen we als overheid en burgers onze toevlucht tot allerlei maatregelen. Wij willen alle kerken oproepen om een landelijke dag van boete en berouw uit te roepen.
Het is de hoogste tijd om de Heere te zoeken, als kerken en gemeenteleden, om gezamenlijk te bidden en boete te doen voor overheid en burgers. Daar is alle reden toe. Het is God Die ons ziekte zendt. En deze zendeling roept ons toe: „Geeft den Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom. Dient den Heere uw God, zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren” (2 Kronieken 30:8). De heidenen zijn voor de kerk vaak een beschamend voorbeeld. Zij zeggen: Roep tot Uw God (Jona 1). En de inwoners van Ninevé gaan in zak en as, met de overweging: „Wie weet, God mocht Zich wenden en berouw hebben.”
Waarvan moeten we ons bekeren? We willen ons nu beperken tot twee dingen. Allereerst hebben we het land geen behoudenis aangedaan (Jesaja 26:18). We waren druk bezig om het virus zelf onder controle te krijgen; daar ging alle aandacht naartoe. Maar we zijn er niet in geslaagd. Onze focus was verkeerd. Jesaja roept: „Ga heen, Mijn volk, ga in uw binnenste kamer en sluit uw deuren na u toe.”
Ten tweede is de coronacrisis ook een tijd van grote onzekerheid. Allerlei zekerheden vielen weg: kerkgang, werk, inkomen, status, onderwijs, gezondheid, zorg, naastenliefde, enzovoorts. Al die onzekerheid roept ons toe om alleen te rusten op het enige Fundament, de enige Bron van vertrouwen. Velen hebben echter hun fundament gezocht in de wetenschap, in vertrouwen op de overheid, of juist in afkeer van de overheid. Daarom zijn wij allen schuldig, niet alleen aan de coronacrisis, maar ook de aan de klimaatproblematiek, de vluchtelingenstromen, enzovoort! De Bijbel roept ons op tot de plicht om belijdenis van schuld te doen, ons ervan te bekeren en te bidden of God genade wil betonen, naar Zijn beloften (Deuteronomium 4:23-31; 30:2-6; Jeremia 29:12-14).
Bezorgdheid
We tonen ons zeer bezorgd over onze gezondheid, de kans op een besmetting met Covid-19 en de mogelijkheid daaraan te overlijden. Die bezorgdheid mag er tot op zekere hoogte zijn. Maar zijn wij net zo bezorgd voor onze geestelijke gezondheid? Dan hadden de kerken weer vol moeten zitten met mensen die verlangen naar geestelijk herstel. Dan zou er gedurig strijd zijn om niet besmet te worden met de invloeden van de wereld. De Heere zegt: Als de wereld zich ergens zorgen over maakt, maakt u zich daar dan geen zorgen over (Jesaja 8:12): „De Heere der heirscharen, Die zij uw Vreze en uw Verschrikking.”
In Mattheüs 6:31-33 waarschuwt de Heere ons om niet bezorgd te zijn voor ons leven, maar om eerst Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid te zoeken. Matthew Henry zegt dat de Heere Jezus Zijn discipelen juist zeer ernstig waarschuwt tegen de zonde van de bezorgdheid. Ons leven is het grootste van onze belangen in de wereld. Maar er staat: mijn tijden zijn in Uw hand. Henry zegt: „Bezorgd te zijn voor onze ziel is het krachtigste geneesmiddel tegen het werelds bezorgd zijn. Gij hebt een zekerder en gemakkelijker, een veiliger en sneller middel om de noodwendigheden [dagelijkse behoeften] van dit leven te verkrijgen dan door knagende zorg, en er over te tobben; en dat middel is: eerst het koninkrijk Gods te zoeken, van de godsdienst uw werk te maken.”
Barmhartigheid
God roept ons er ook steeds toe op om barmhartigheid te betonen aan onze naaste. Hoe passend is de uitdrukking ”wat gij wilt dat u de mensen zullen doen, doet gij hun ook alzo”. Degenen die in eenzaamheid ziek geweest zijn, kunnen vertellen van de vreugde als iemand onbekommerd naar hen omzag. Degenen die in quarantaine moesten, kunnen erover meepraten hoe opgesloten ze zich voelden, van iedereen verlaten, omdat hun naasten bang waren voor besmetting. Maar wat vraagt de Heere? Hij vraagt ons juist om een naaste te zijn (vergelijk Lukas 10:29-37).
Weest in geen ding bezorgd! „Als onze gedachten een doolhof zijn, ons hart steeds beklemd, als we op uitwendige middelen vertrouwen, traag worden in de godsdienst, Gods Woord niet meer kunnen horen, onbekwaam zijn om met mensen om te gaan”, dan zijn dit, volgens ds. P. van der Hagen, „tekenen van ongeoorloofde en mistrouwende zorgvuldigheden.”
Verschillen vergeten
Kerken, christenen, laten we alle onderlinge verschillen voor één keer vergeten! Kom, laten we onze plicht waarnemen en ons in een dag van boete en berouw neerzetten onder Gods Woord. Laten we schuld belijden over de verdeeldheid, over ons ongeloof, over de roepende en de blinkende zonden die we steeds maar opstapelen. Laten we beproeven of de Heere nog genadig is (Maleachi 3:10).
De auteurs zijn lid van een reformatorische kerk.