Cultuur & boeken

Annemarie van Heijningen: Praten over de dood hoort bij het leven

Het overkomt veel vrouwen en ook schrijfster en predikantsvrouw Annemarie van Heijningen kreeg ermee te maken. Een jaar geleden voelde ze opeens een bultje in haar borst. „Het zou kunnen zijn dat ik over een luttel aantal dagen aan Joost mag weten wie moet gaan vertellen dat ik De Gevreesde Ziekte heb”, noteert ze in ”Durf te leven met de dag”.

22 November 2021 19:40
Uitvaart in Katwijk.  beeld RD, Henk Visscher
Uitvaart in Katwijk.  beeld RD, Henk Visscher

Van Heijningen (1977) had al langer het idee om een boek te schrijven over de dood, maar het plan kreeg vaste vorm toen ze zelf opeens te maken kreeg met een onderzoek naar mogelijke borstkanker. In dagboekfragmenten beschrijft ze hoe ze de dagen tot aan de uiteindelijke uitslag doorkwam. Daar tussendoor stelt ze het thema aan de orde waarover ze het wil hebben: praten over de eindigheid van ons bestaan zou deel moeten uitmaken van de opvoeding. De dood komt voor iedereen en daar kunnen we maar beter op voorbereid zijn.

De schrijfster gaat vooral in op praktische zaken: wat moet er allemaal worden (beter: zijn) geregeld als het echt zo ver is? Praten we met onze dierbaren over ons levenseinde en laten we hen niet in het duister tasten over onze laatste wil? In de praktijk is er op dit punt een wereld te winnen, merkt Van Heijningen: „Gelovig of niet, wanneer het gaat om de dood vertonen de meesten van ons uitstelgedrag.”

Omdat er tegenwoordig zo veel mogelijk is met betrekking tot het levenseinde en de uitvaart, snijdt Van Heijningen een mozaïek aan thema’s aan. Zelf vindt het ze bijvoorbeeld een mooie gedachte om niet in een kist maar in een lijkwade (of afscheidswade) te worden begraven. „De laatste keer toedekken voelt als handeling zachter en menswaardiger aan dan het sluiten van de kist. Een diepgaand welterusten.”

Ze schrijft ook over de mogelijkheid om „stilgeboren” kinderen in water op te baren; over de vraag of we iemand die door een ongeval en suïcide om het leven is gekomen en ernstig is verminkt, nog wel kunnen en willen zien; over grafruiming. En over de vraag wat familieleden allemaal zelf kunnen en mogen doen rond een uitvaart, tot het maken van een kist toe. De ruimte voor eigen inbreng is wat dat betreft groter dan veel mensen denken. Ze tekent hierbij aan dat rouwdiensten in veel bevindelijk gereformeerde kerken als ”erediensten” worden gezien, waarbij alles verloopt volgens een vast stramien en de kerkenraad de gang van zaken bepaalt. In haar optiek is zo’n dienst een familieaangelegenheid, waar een predikant te gast is.

Niet alles wat de auteur benoemt, zal elke lezer aanspreken. Van Heijningen schetst de mogelijkheden die er zijn; of en hoe mensen daar gebruik van willen maken is uiteraard aan henzelf. Het belangrijkste is dat er wordt nagedacht én gecommuniceerd over hoe we ons voorbereiden op het onvermijdelijke einde. De directe en bij vlagen luchtige schrijfstijl zal voor sommigen even wennen zijn.

Van Heijningen gaat ook kort in op het geestelijke aspect van het sterven, maar dat is niet waar haar boek over gaat. Toch benoemt ze een aantal zaken. Ze herinnert zich kerkdiensten van vroeger waarin uit Psalm 89 werd gezongen als er iemand in de gemeente was overleden. „”Wie redt zijn ziel van ’t graf?” beleden we en op hele noten druppelde deze wetenschap door tot onze kern: ook ík zal eenmaal sterven. Levensernst, eerbied voor het heilige van ons verscheiden. De crux op het ”en dan?”, op het ”Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?””

De angst voor de dood leeft niet alleen in de rechterflank van het reformatorisch christendom, merkt ze. „Over levensstijl, geloofsonzekerheid en de misvatting van ‘goede werken’ zou je drie aparte boeken kunnen schrijven en het zouden lijvige exemplaren worden.” Ze beperkt zich tot een verwijzing naar een uitspraak van Tim Keller: „Christus doet alles voor je, of niets. Je kunt genade niet met verdienste combineren.”

De belangrijkste les die Van Heijningen meegeeft is dat we, zowel in geestelijk opzicht als in praktische zin, voorbereid moeten zijn op ons levenseinde. „Een goed voorbereide ziel is van onwaarschijnlijk meer belang dan een tot in detail uitgeschreven uitvaartscript, daar doe ik niets aan af. Maar het een hoeft het ander warempel niet uit te sluiten.”

Dat is een voluit Bijbels gegeven. De profeet Jesaja zei tegen koning Hizkia: „Geef bevel aan uw huis; want gij zult sterven, en niet leven.” „Regel de zaken van uw huis”, verwoordt de Herziene Statenvertaling het. Het zou weer een beetje zoals vroeger moeten zijn, toen men dichter bij de eigen sterfelijkheid leefde en men bij een huwelijk alvast een doodshemd kreeg dat als een memento mori in de kast kwam te liggen.

Boekgegevens

Durf te leven met de dag, Annemarie van Heijningen-Steenbergen; uitg. Groen; 143 blz.; € 14,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer