Het is goed dat het gesprek over genderideologie, genderdysforie en transitie gevoerd wordt. Van belang is wel dat het gevoerd wordt op grond van betrouwbare informatie en deugdelijke argumentatie.
Als endocrinoloog en epidemioloog heb ik mij de laatste jaren beziggehouden met langetermijneffecten en -risico’s van hormoonbehandeling bij transgenderpersonen (iets wat volgens BBM/V weinig prioriteit zou krijgen). Met een groep promovendi heb ik gegevens verzameld en geanalyseerd van alle mensen die vanaf 1972 op de genderpoli in Amsterdam zijn geweest en die op volwassen leeftijd startten met hormonale behandeling (dat waren er 4568). Die gegevens zijn vervolgens gekoppeld aan de ziekte- en overlijdensregistratie van het CBS. Hierdoor waren we in staat om heel complete follow-upgegevens te bestuderen. Het onderzoek heeft inmiddels geleid tot diverse publicaties in gerenommeerde medische tijdschriften (voor geïnteresseerden gemakkelijk te raadplegen via Pubmed of researchgate).
Binnen het bestek van dit artikel wil ik graag een paar uitkomsten uitlichten. Allereerst het spijtpercentage. In diverse artikelen in het RD lees ik over mensen die spijt kregen van hun beslissing om hun geslacht aan te passen. Dat komt inderdaad voor. In ons onderzoek was het percentage met spijt 0,6 procent bij transvrouwen en 0,3 procent bij transmannen. Daarbij gaat het wel om een strenge definitie van spijt, namelijk om mensen die na geslachtsaanpassende chirurgie zodanig spijt hadden dat ze teruggegaan zijn naar hun oorspronkelijke geslacht. Exacte gegevens over minder strenge definities van spijt zijn momenteel niet voorhanden, maar vanuit klinische ervaring kan ik aangeven dat het merendeel van de patiënten ook vele jaren na hun transitie heel tevreden is met hun behandeling. Graag zal ik dit ook in toekomstig onderzoek meenemen.
Bij de interpretatie van deze cijfers moet ook bedacht worden dat spijt een divers begrip is. Sommigen mensen hebben spijt omdat zij terugkijkend zeggen dat ze zich vergist hebben. Ze werden niet gelukkig in de nieuwe situatie en kozen ervoor om weer terug te gaan. Anderen waren wel gelukkig met hun transitie, maar ondervonden zo veel tegenwerking van hun omgeving dat zij om die reden uiteindelijk ervoor kozen om terug te gaan.
Suïcide
Een tweede uitkomst is het risico van suïcide. Wat voor spijt geldt, geldt nog veel meer voor suïcide. Wie zal er vertellen wat er door mensen heen gaat die op het punt staan hun leven te beëindigen? De mogelijke motieven zijn velerlei. Ook hier zou spijt over het besluit tot transitie een rol kunnen spelen, maar net zo goed het niet geaccepteerd worden vanuit de omgeving. In ons onderzoek waren er van de 241 transvrouwen die overleden zijn 18 bij wie suïcide de doodsoorzaak was. Dit is drie keer hoger dan in de algemene bevolking (met een betrouwbaarheidsrange van 1,8 tot 4,7) (Lancet Diabetes & Endocrinology, 2021; zie ook Acta Psych Scand, 2020). Voor transmannen was het risico ook drie keer hoger vergeleken met de algemene bevolking maar waren de absolute aantallen kleiner. Als derde noem ik het voorkomen van hiv. Voor de transvrouwen van Nederlandse komaf was die prevalentie ongeveer 2 procent.
Tendentieus
In het licht van deze onderzoeksgegevens noem ik het artikel van Benno Zuiddam (RD 1-10) tendentieus, met een bepaalde bedoeling de waarheid verdraaiend. Hij schrijft dat transitie op lange termijn leidt tot „een buitengewoon hoog zelfmoordrisico.” Dat is in zijn algemeenheid gewoon niet waar. Ook vermeldt hij dat bijna 30 procent van de transvrouwen in Amerika hiv heeft. Een meta-analyse uit 2019 vermeldt 14,1 procent (Am J Public Health 2019). In Nederland is het percentage 2 procent.
Belangrijker dan het verschil in cijfers tussen de Nederlandse situatie en wat Zuiddam noemt, is de structuur van zijn verhaal. Wie het verhaal van hem analyseert ziet dat het opgebouwd is uit meerdere delen. Het eerste deel gaat over de boycot van het boek van Anderson door Amazon. Iedere lezer van het RD zal het met hem eens zijn dat Amazon hier helemaal fout is en dat dit een duidelijk voorbeeld is van een actieve genderlobby.
In het tweede deel van zijn verhaal gaat Zuiddam in op sociale factoren die dysforie kunnen veroorzaken. Binnen een paar zinnen draait hij de rollen om: van slachtoffer van seksueel misbruik worden transpersonen opeens zelf beschuldigd van seksueel misbruik en noemt hij hen zelfs een risicogroep ten opzichte van de rest van de bevolking. En het bewijs daarvan zou liggen in het hoge percentage hiv en risicogedrag. Hoe haalt iemand het in zijn hoofd om zo’n insinuatie te durven schrijven? Zuiddam verwart seksueel misbruik en seksueel risicogedrag en doet hier zeer onheuse beschuldigingen aan het adres van transpersonen. Het gevaarlijke van het eerste gelijk is dat de lezer makkelijk denkt dat het volgende deel net zo overtuigend is.
Kwetsend
Daarna noemt Zuiddam het „buitengewoon hoge zelfmoordpercentage.” Dit zou blijken uit een onderzoek in het transvriendelijke Zweden. Bedoeld wordt een Zweedse studie gepubliceerd in 2011 door collega’s van het Karolinska Instituut. Het gaat hier om een studie bij 324 (!) transgenderpersonen, die door Zuiddam als een „grootscheeps langetermijnonderzoek” wordt aangemerkt. Inderdaad wordt hierin gerapporteerd dat het risico om te overlijden door suïcide negentien keer hoger is dan in de algemene bevolking, maar dat getal gaat gepaard met een betrouwbaarheidsrange van 6,5 tot 56). Dat betekent dat dit een onzekere schatting is door de betrekkelijk kleine onderzoekspopulatie. Zoals gezegd ligt het getal in de veel grotere Nederlandse studie op drie.
Zuiddam schrijft met een zeker aplomb en dedain, misschien zelfs zonder dat zelf te beseffen. Te spreken over transitie in woorden als „verminking” en „het verwijderen van gezonde organen bij biologisch normale mensen” doet geen recht aan de aard van de problematiek (alsof de mens alleen uit biologie bestaat) en is buitengewoon kwetsend naar mensen in transitie. Hij komt heel geloofwaardig over door te beginnen over de boycot van Amazon, maar hij heeft zijn huiswerk –het natrekken van de juistheid van zijn bronnen en het voeren van een deugdelijke argumentatie– slecht gedaan.
Ingewikkeld traject
Mijn kritiek op zijn artikel –en eerder op het artikel van BBM/V– is overigens geen pleidooi voor het omgekeerde. Ik ben geen onverdeeld voorstander voor transitie. De vraag daarover is voor mij ook niet een gepasseerd station (zoals Commelin meent in RD 17-9). Een geslachtsaanpassende behandeling blijft een intensief en ingewikkeld traject – voor betrokkenen en voor hun omgeving. Daar moeten we niet licht over denken. Ik deel de kritiek op mensen die doen voorkomen dat geslacht een keuze zou zijn. Het is goed om zich te weer te stellen tegen genderideologische en genderactivistische ontwikkelingen in onze samenleving. Maar laten we die strijd waardig, waarachtig en christelijk voeren en niet op een onheuse wijze over de rug van kwetsbare mensen.
Het is duidelijk dat over het onderwerp genderdysforie het laatste woord in reformatorische kring niet gezegd is. Graag nodig ik de auteurs van het opiniestuk van BBM/V samen met hun collega’s van de brochure ”Genderdysforie” van de Gereformeerde Bond uit voor een gesprek in Amsterdam UMC. Ook prof. Zuiddam is daar wat mij betreft van harte welkom. Hopelijk kan zo’n gesprek de beeldvorming over en weer bijstellen en de zorg en aandacht voor mensen met genderidentiteitsproblematiek in de gereformeerde gezindte verbeteren.
De auteur is hoogleraar endocrinologie aan Amsterdam UMC.