Prof. Jan Veenhof: Wat doet het geloof míj, daar gaat het over
Een dogmaticus zonder dogma en een theoloog die nieuwe wegen wijst voor de leer van de Geest.
Zo typeerden oud-collega’s het werk van prof. Jan Veenhof, naar aanleiding van zijn autobiografie, vrijdag gepresenteerd vanuit de Markuskirche in het Zwitserse Thun.
Voorzitter prof. dr. George Harinck zei dat Jan Veenhof erg geïnteresseerd was in de theoloog als mens. „Zijn autobiografie wemelt van de mensen.” Dat betoogde ook dr. Leon van den Broeke, redacteur van het boek. „De Geest zet mensen in ruimte en verbindt met elkaar. Ook omgekeerd: velen voelen zich verbonden met jou.”
Dr. Gerben Heitink, oud-collega aan de Vrije Universiteit (VU), memoreerde de „gezamenlijke passie voor de gereformeerde traditie.” Ooit stond een „Berlijnse muur” tussen de vrijgemaakte universiteit en de VU. „Je was te vinden in de Oudestraat (de synodaal-gereformeerde universiteit, red.), waar je onderzoek naar Bavinck deed. Een veilige schuilplaats ver af van het kerkelijke gewoel in eigen kring, waar het klimaat grimmiger werd. Je bleef je echter theologisch verbreden met nieuwe inzichten en bruggen bouwen.”
Dr. Ulrich Gäbler, oud-VU collega, zei dat Veenhof de ogen opende voor de religieuze ervaring, nu geheel geaccepteerd. „Als ik een boek over een opwekkingsprediker voorbereidde, verheugde Jan zich zeer. Jan is een dogmaticus zonder dogma, losgebroken van traditionele opvattingen van de Heilige Geest en met oog voor de concrete mens, zijn lichamelijkheid.”
Prof. dr. Kees van der Kooi, oud-student en opvolger van Veenhof, stelde dat Veenhof de theologie „salonfähig” maakte voor de charismatische spiritualiteit. „Jij hebt een nieuwe weg naar de pneumatologie gevonden, daarin ben ik je gevolgd.”
Bevinding
Veenhof memoreerde hoe moeilijk het in het verleden was om steeds rekening te houden met „verschillende kerkelijke loyaliteiten.” Hij was vooral geïnteresseerd in de motivatie van de theoloog: waarom zegt iemand het zo? „In de Gereformeerde Kerken was het toch vooral: Woord, ambt, kerk, catechisatie, dat was bepalend voor de identiteit van de mensen. Maar de bevinding ontbrak.” Aan de andere kant waren er mensen die iets „gezien en geproefd” hebben: wat doet het míj dat Jezus Christus gestorven is? „Dat is iets echts, daar moet het over gaan, al kunnen mensen ook geloven zonder daarover te kunnen praten”, zo voegde hij eraan toe. „Ze doen iets, dat is ook een vorm van geloven.”