Zijn ouders maakten twee keer een kerkscheuring mee, in 1944 en 1967. Jan Veenhof, zoon van C. Veenhof, probeerde met Herman Bavinck en de hernieuwde aandacht voor de werking van de Heilige Geest de dilemma’s rond Schrift, verbond en verkiezing te doorbreken.
Veenhof (1934) presenteerde donderdag vanuit zijn Zwitserse woonplaats Thun zijn memoires onder de titel ”Vrij en verbonden” (uitg. De Vuurbaak, Amersfoort), een uitgave bezorgd en geannoteerd door de Kamper docent Leon van den Broeke.
De Kamper hoogleraar C. Veenhof ging met Klaas Schilder mee met de Vrijmaking. Zoon Jan schrijft dat het hem achteraf verbaasde dat zijn vader niet in de gaten had dat zich rond Schilder een echte polarisatie ontwikkelde die wel tot scheuring móést leiden. Toch was zijn vader de enige van alle medestanders van Schilder die er bij Schilder op aandrong om meer inschikkelijk te zijn en minder op personen te spelen. „Het baatte niet”, aldus zijn zoon.
Verbond
Jan Veenhof memoreert de vele discussies in de Gereformeerde Kerken over verbond, verkiezing, doop en de vraag of „je wel echt een kind van God bent” (de geladen kwestie van het zelfonderzoek). Schilder en zijn geestverwanten waren afkerig van piëtisme en mystiek en legden de nadruk op de objectiviteit en de waarachtigheid van het verbond. Het is een pendelbeweging die zich voortdurend herhaalt, aldus Veenhof. Hij stelt dat de gereformeerde traditie een Bijbels kader geeft waarin een goede balans te vinden is die rust biedt. „Ook als het even niet lukt elkaar te begrijpen. Rust om elkaar te aanvaarden, vast te houden en uiteindelijk verder te gaan.”
Veenhof stelt dat het in het verbond inderdaad moet gaan om het individuele, want het gaat om personen, maar het is niet raadzaam dat persoonlijke aspect te verankeren in allerlei verwijzingen naar een eeuwige verkiezing en veronderstelde wedergeboorte. Wat beide kampen ontbrak en wat een overbrugging had kunnen betekenen, was datgene wat Johan H. Bavinck naar voren bracht: de bezinning vanuit de Heilige Geest, die het een en ander integreert.
Uiteindelijk liep Veenhofs vader vast op het „isolationisme” en „extremisme” in vrijgemaakte kring en moest hij noodgedwongen vervroegd pensioen aanvragen als Kamper hoogleraar. Hij leefde volgens zijn zoon uit een bevindelijke vroomheid die confessionele verschillen kon overbruggen. Hij kwam buiten het verband te staan en werd Nederlands gereformeerd.
Doorleefd geloof
Zijn ouders hebben dus twee keer een kerkscheuring meegemaakt. Het stempelde zoon Jan. Hij ging over naar de Gereformeerde Kerken (synodaal), die, zo typeert hij, gereformeerd waren in de traditie van Kuyper en Herman Bavinck en tegelijkertijd de vensters openden naar „een ruimere en eigentijdse oriëntering.” G. C. Berkouwer werd voor hem een leermeester in dit opzicht.
Veenhof promoveerde in Göttingen op een proefschrift over de openbarings- en Schriftbeschouwing van Bavinck in vergelijking met de ethische theologe. Hij doceerde in Zwitserland (Sankt Chrischona, een vrije theologische faculteit in de zendings- en opwekkingstraditie) en werd in 1974 de opvolger van Berkouwer aan de Vrije Universiteit als dogmaticus.
Daar kreeg hij te maken met allerlei ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken, waarin hij zich niet direct mengde. Hij stelt kort en bondig: „Je kunt een vaste overtuiging hebben en toch erkennen dat iemand met wie je gemeenschap ervaart, een andere overtuiging heeft en dat je van die andere overtuiging ook wat kunt leren.” Zijn werk was gesplitst op de wederzijdse bevruchting van het gereformeerde en charismatische, een nieuwe aandacht voor de werking van de Geest. Het deed hem goed toen prof. dr. A. van de Beek in 2005 stelde dat hij aan de faculteit de spiritualiteit had bevorderd.
In 1990 werd Veenhof predikant in Thun. Zijn vrouw komt uit Zwitserland. Hij is „sensitiever” geworden, schrijft hij, open voor het charismatische, anders gezegd: het verlangen naar doorleefd geloof. Bavincks pleidooi om kennis en het hart te combineren, blijft hem inspireren. „De Bijbel spreekt nieuw, wanneer je die met het hart leest.”