Welke emoties roepen oorlogsmonumenten bij bezoekers op? Ruurd Kok deed er onderzoek naar. „Een achtergelaten berichtje als ”Voor mijn opa, die ik nooit heb ontmoet” is al een monument op zich.”
Nu hij toch in de buurt is, inspecteert Kok (1969), die als archeoloog jarenlang sporen van de Tweede Wereldoorlog in kaart bracht, gelijk even het Airbornegedenkteken verderop op de Ginkelse Heide bij Ede. De ranke sokkel met oprijzende adelaar herinnert aan de luchtlandingen van Britse parachutisten in september 1944 voor de operatie Market Garden, de Slag om Arnhem. „Ik kan niet langs een oorlogsmonument lopen zonder te kijken of er iets ligt: bloemen, kransen of iets anders.” De ‘oogst’ is ditmaal gering: een verdroogd kransje, een houten kruisje en een wit kruis, alle zonder naam of andere gegevens. Het laatste object is vastgehecht aan het monument.
„De vorige keer dat ik hier was lag dat kruis los op de zwerfkei daar”, wijst Kok. Hij bezoekt vaker deze plek. Een aantal jaren geleden trof hij er een vlak stuk grijze natuursteen aan waarop met zwarte stift twee namen waren genoteerd van Britse para’s die in 2008 en 2011 waren gesneuveld in Afghanistan. „Ze behoorden tot hetzelfde regiment als de jongens die hier in 1944 streden.”
Bij een ander bezoek zag Kok een kruisje dat was volgeschreven ter herinnering aan vijf militairen van de Royal Air Force die in 2006 om het leven kwamen bij een helikoptercrash in Irak. „Het kruisje herdacht ook de veertien bemanningsleden van een verkenningsvliegtuig dat in hetzelfde jaar neerstortte in de Afghaanse provincie Kandahar. Mijn verbazing dat op deze plek ook recent omgekomen RAF-personeel wordt herdacht, was van korte duur. Hun voorgangers uit 1944 vlogen immers de toestellen waaruit de para’s hier sprongen, de toestellen die de zweefvliegtuigen trokken en de toestellen die voorraden dropten.”
Het viel Kok ook elders in de regio op. „Nabestaanden gebruiken Arnhem en omgeving, onder meer Oosterbeek en de landingsterreinen bij Ede, als herdenkingsplek voor Britse Airbornemilitairen, waar en wanneer ze ook zijn gesneuveld of overleden.” Zo merkte Kok voor het Gelderlandmonument bij Airborne Museum Hartenstein in Oosterbeek een kruisje op waarmee twee dochters hun vader memoreerden, een in 2012 overleden veteraan die de strijd bij Arnhem overleefde. Het kruisje ernaast herdacht een van de zestien Britse para’s die in 1979 omkwamen bij een aanslag in Noord-Ierland.
Opa
Kok, archeoloog en freelancejournalist, noemt zijn vondsten in zijn sociologisch ingestoken boek ”Denken over herdenken”. ”Oorlogsmonumenten in Nederland”, luidt de ondertitel, maar Kok schrijft niet zozeer over de monumenten en hun geschiedenis. Hij observeerde vooral welke emoties herdenkingsplekken bij bezoekers oproepen. Vaak ging hij vlak na herdenkingen monumenten langs om de kransen en bloemen te bekijken en achtergelaten berichtjes te lezen. „Een tekst als ”Voor mijn opa, die ik nooit heb ontmoet” is al een monument op zich. Zoiets laat me niet onberoerd als ik het oppak.”
Nederland telt circa 4100 oorlogsmonumenten die de herinnering levend houden aan gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog, aan gesneuvelde militairen, aan burgers die zijn omgekomen door oorlogsgeweld of zijn vermoord om hun geloof of opvattingen. Straatnaamborden ter herinnering aan gesneuvelde militairen of omgekomen verzetsmensen niet meegeteld. Soms markeren gedenktekens ook de plekken van de gebeurtenissen. De oudste monumenten zijn vrij klassiek: standbeelden op een voetstuk, gedenkmuren op een verhoogd plateau, vaak afgegrensd met een bloemperkje. Sinds een kleine veertig jaar laten ontwerpers van gedenktekens de klassieke vormen en onderwerpen meer los. Steeds vaker kiezen zij voor een vorm en een locatie om bezoekers te verleiden tot een actievere rol en houding.
Zo’n nieuw monument is een grasveld vol stoelen nabij de voormalige kwekerij Rozenoord in het Amstelpark in Amsterdam, waar in de eerste maanden van 1945 op verschillende dagen in totaal 140 mensen zijn gefusilleerd. Elke stoel staat op een plaat met daarop de naam en geboorte- en sterfdatum van een slachtoffer. Kok komt er geregeld. „Een mooie plek, bij uitstek geschikt om het gedrag van bezoekers waar te nemen. Elke keer is het monument anders, het licht, de kleur, de schaduwen. Telkens ben ik weer benieuwd of er bloemen liggen op de data waarop mensen er zijn doodgeschoten. En of er bezoekers op de stoelen gaan zitten.”
Kok beschrijft in zijn boek zijn gesprek met een jonge vrouw die gericht naar het midden van het veld liep, jas open, zonnebril op en beker koffie in de hand, naar een stoel die vol in de zon stond. Ze woonde in de buurt en kende het monument, vertelde ze hem. „Dit zijn ook mensen van mijn leeftijd”, zei ze geëmotioneerd over degenen die er worden herdacht. Kok: „Ze was 34 jaar en zich zeer bewust van haar vrijheid toen ze daar zat.”
Spektakel
Die ontmoeting beroerde Kok veel meer dan de Airborneherdenkingen in september op de Ginkelse Heide die hij bijwoonde. „Natuurlijk, de luchtlandingen zijn indrukwekkend. Maar zo’n herdenking is wel een massaal publieksevenement geworden met militair spektakel, dagjesmensen van jong tot oud, vliegtuigspotters met zware telelenzen en mouwen vol insignes en jongetjes die volledig in soldatenpak zijn gehesen. Zou zo’n schouwspel niet beter op zijn plaats zijn op een luchtvaartshow of bij open dagen van het leger? Ook lijkt me dat de stoet historische legerwagens niet zozeer te maken heeft met herdenken, maar veel meer met de liefde voor oude voertuigen, poetsdoeken, met olie besmeurde overalls en uren sleutelen.”
Prikkelende vragen stelt Kok. Van neersabelend oordelen onthoudt hij zich echter. „Wie ben ik om dat te doen? Ik verwonder me er wel over. Ik vind het verwarrend. Het oorlogsverleden wordt steeds meer vermarkt als toeristisch product. Zelf ben ik de massale herdenkingen gaan mijden. Kleine, persoonlijke boodschappen die bij monumenten worden achtergelaten zeggen me veel meer. Boodschappen die bovendien duidelijk maken dat de betekenis van ‘Arnhem’ veel verder gaat dan september 1944. En die zijn er volop, als je er oog voor hebt. De regio Arnhem is het enige slagveld waar ik spontane herdenkingsplekken heb gezien, plekken waar wordt herdacht zonder gedenkteken, als een soort bermmonumenten voor oorlogsslachtoffers.”
Dat A4’tje bijvoorbeeld, vastgeplakt op een boom in Oosterbeek. „Het was een bericht in het Engels en het Pools, voorzien van de foto’s van twee vermiste Poolse soldaten die in 1944 sneuvelden nadat ze net over de Rijn waren aangekomen om de Britse para’s te ondersteunen. Hun lichamen zijn nooit gevonden en zouden nog ergens in deze omgeving moeten liggen. Twee boeketjes, een rode roos en een Pools vlaggetje, maakten van de boom een herdenkingsplek. Drie maanden later was de tekst met een bordje aangebracht op een paaltje, een Pools vlaggetje in de grond ernaast. De tijdelijke herdenkingsplek had een meer permanent karakter gekregen.”
MH17
Het Airbornemonument op de Ginkelse Heide kreeg in 2019 gezelschap van een nieuw ”landmark”: vijf stalen panelen die vliegtuigen en parachutisten tonen. Daar worden nu ook bloemen en herdenkingsstenen bij neergelegd, stelt Kok vast. Het verbaast hem niet. „Deze regio heeft een sterke herdenkingstraditie. Er worden ook kransen en bloemen gelegd bij ”battlefield markers”, de palen met beknopte informatie die gebruikt worden als stops bij ”battlefield tours”, de excursies over het voormalige slagveld.
Het past, zegt Kok, in de trend van alternatieve herdenkingsplekken langs routes of in gebieden waar nabestaanden komen. „Zo zag ik bloemen bij het bord dat de bezoeker welkom heet in recreatiegebied Park Vijfhuizen, waarin het uitgestrekte nationaal MH17-monument ligt met een boom voor elk van de 298 slachtoffers. In principe kan elke plek een herdenkingsplek zijn. De essentie is of de bezoeker van die plek zich verbonden voelt met de gebeurtenis die zich op die plek heeft afgespeeld of waarnaar die plek verwijst. Wanneer de bezoeker die verbondenheid toont door het achterlaten van bloemen of andere objecten, is die plek ook voor andere bezoekers herkenbaar als herdenkingsplek.”
Boekgegevens
Denken over herdenken. Oorlogsmonumenten in Nederland, Ruurd Kok; uitg. Verloren; 192 blz.; € 19,-.