Men zou denken dat alles uit de Tweede Wereldoorlog wel teboek is gesteld. Nee dus. ”Verzwegen oorlogsjaren” is de titel van een lijvig boek, dat is gewijd aan een kennelijk vergeten groep: de Nederlandse militairen in Duitse krijgsgevangenschap.
De strijd had maar kort geduurd. Op 10 mei 1940 trokken de Duitse troepen Nederland binnen, op 14 mei werd de strijd gestaakt, op 15 mei tekende generaal Winkelman in Rijsoord de capitulatie. Toen werden 22.000 militairen als krijgsgevangenen afgevoerd naar Duitsland. Het overgebleven deel van het 250.000 man tellende leger bleef in hun garnizoenen.
Hoe het verder met ging wordt tot in detail verteld. Die 22.000 krijgsgevangen manschappen werden begin juni al weer vrijgelaten. In juli demobiliseerde de bezetter het Nederlandse leger. Al het beroeps-, reserve- en dienstpersoneel kreeg ontslag gekregen of ging ”op groot verlof.” Voor het beroepspersoneel gold wel de voorwaarde van een verklaring op erewoord. Die luidde: „Hierdoor verzeker ik op eerewoord, dat ik gedurende dezen oorlog althans zoolang Nederland zich met het Duitsche Rijk in oorlogstoestand bevindt, aan geen enkel front noch direct, noch indirect zal deelnemen aan den strijd tegen Duitsland. Ik zal geen handeling begaan, waardoor het Duitsche Rijk schade, van welken aard ook, zou kunnen lijden.”
Eind mei 1940 belegde generaal Winkelman een vergadering om deze erewoordverklaring te bespreken. Hij was van oordeel, dat het niet verboden was dit erewoord aan de vijand te geven, al weigerde hij dit zelf wel. Op 14 juli, toen de verklaring op 24 locaties in het land kon worden ondertekend, weigerden 69 beroepsmilitairen. „Zij verkozen krijgsgevangenschap boven vrijheid.”
In mei 1942 verscheen in de kranten een (tweede) oproep aan beroepsofficieren om zich voor controle te melden; er meldden zich 2000 militairen op vijf locaties. Ze werden door de Duitsers afgevoerd, omdat naar hun mening steeds meer officieren hun erewoord schonden.
Toen in Duitsland de oorlogsproductie steeds verder werd opgevoerd en er voor de Arbeitseinsatz onvoldoende arbeidskrachten waren, werden alle ruim 250.000 voormalige leden van de Nederlandse weermacht opgeroepen. Resultaat was dat ongeveer 8.500 aangemelde militairen in krijgsgevangenschap gingen, ook weer omdat zij de hun geschonden invrijheidsstelling hadden geschonden. Zo belandden ongeveer 11.000 militairen, ondanks de snelle vrijlatingen in 1940, tijdens de oorlog alsnog in krijgsgevangenschap.
Relatief goed verblijf
De krijgsgevangenen werden ondergebracht in zogegheten Oflags en Stalags, die veelal fungeerden als administratief centrum voor de Arbeitskommandos in hun regio. In vergelijking met de concentratiekampen van Hitler hadden de gedetineerden hier een relatief goed verblijf. De nazi’s hielden zich in het algemeen redelijk aan de richtlijnen van de 3e Conventie van Genève (1929) met betrekking tot de behandeling van krijgsgevangenen. Daarin was vastgelegd dat ze ten allen tijde menslievend behandeld moesten worden, dat ze ondergebracht moesten worden in gebouwen of barakken, die „alle mogelijke waarborgen van hygiëne en zindelijkheid” boden, dat ze ook post en levensmiddelenpakketten mochten ontvangen, maar ook dat ze geen werkzaamheden mochten verrichten die rechtstreeks verband hielden met de oorlogsvoering en de oorlogsindustrie.
Op grond van de Conventie van Genève kregen de krijgsgevangenen ook geestelijke verzorging, van aalmoezeniers en veldpredikers. Gezegd wordt dat ds. J. H. Vaandrager in zijn preek steeds „op geraffineerde wijze” de juiste woorden vond „om heimelijk zijn trouw aan het Koninklijk Huis te uiten, ondanks een verbod van de Duitsers.” Sommige militairen besloten zich te laten dopen. Onder hen was een militair die veertien dagen daarvoor het bericht had gekregen dat zijn zaak in Nederland was gebombardeerd, waarbij zijn dochtertje van vijf jaar was gedood.
Ontsnapping
In de Arbeitskommandos moesten de gevangenen, in strijd met de Conventie van Genève, wel werkzaamheden verrichten die direct met de Duitse oorlogsproductie te maken hadden, zoals het raffineren van brandstof en het maken van wapens en uitrustingen. In die Arbeitskommandos werden ze soms ook slachtoffer van bombardementen. In de Stalag in Wolfsberg zijn op die manier vijftig Nederlanders om het leven gekomen.
Het leven in de kampen wordt door de auteurs tot in de finesses beschreven, inclusief de diverse ontsnappingspogingen. Slechts enkele tientallen ontsnapte militairen slaagden erin definitief uit de handen van de Duitsers te blijven. Twaalf anderen vielen na een massavlucht in januari 1944 in handen van de Sicherheitsdienst en werden onder de codenaam Aktion Kugel in concentratiekamp Mauthausen vermoord.
Koele ontvangst
Een apart hoofdstuk is gewijd aan de bevrijding. Opgenomen is een foto van de vijf Nederlandse generaals, onder wie Winkelman, die klaar staan voor vertrek uit Oflag Königstein. Zekerheidshalve dragen ze een blauwe armband om als Nederlanders herkenbaar te zijn. Ze brengen een militaire groet wanneer bij hun terugkeer op Nederlandse bodem het Wilhelmus wordt ingezet. Op een andere foto is te zien dat een groep Nederlanders, gewapend met de driekleur, Stalag Mühlberg verlaat, waar de Sovjet-ster al is aangebracht bij de poort.
Maar van een centrale opvang van de krijgsgevangenen in Nederland is geen sprake geweest. De bevolking reageerde ook „tamelijk koel” op hun terugkeer. In het Zuid-Hollandse verzetsblaadje ”Het laatste nieuws” werd onomwonden gezegd, dat de militairen afbreuk hadden gedaan aan de „eensgezinde houding van de zeer velen die zich niet hebben laten wegvoeren.”
Een zuiveringscommissie gaf unaniem aan, dat het gevraagde erewoord in juli 1940 niet gegeven had mogen worden. Maar de groep erewoordweigeraars kreeg desondanks geen vorm van erkenning. Alle inspanningen daarvoor ten spijt, berichtte nog in 1991 minister A. L. ter Beek van Defensie dat „door mij is onderzocht of de door U aangevoerde feiten kunnen worden aangemerkt als het zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Nederlandse zaak als bedoeld in artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 9 februari 1946. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is, zodat ik U moet mededelen dat toekenning van Erkentelijkheidsmedaille helaas niet mogelijk is.” De gedachte overheerste dat de krijgsgevangenen, in tegenstelling tot de Joden en zij die in concentratiekampen waren opgenomen, „zonder veel kleerscheuren” de oorlog hadden doorstaan. Hiermee strandden de pogingen om de „zo begeerde erkenning voor hen die al direct na de capitulatie in 1940 niet wilden buigen voor de vijand” te bewerkstelligen. Laat dit boek dan alsnog voor hen een erkenning zijn, zou ik willen zeggen.
Foto’s
Heel bijzonder is het uitgebreide fotoarsenaal dat in dit boek is opgenomen. Dat uit die periode zoveel foto’s van zo’n goede kwaliteit bewaard zijn gebleven is wel heel apart. Van bladzijde tot bladzijde trekt het leven van de krijgsgevangenen als in een film voorbij. De vele foto’s verhogen de leeswaarde van ”Verzwegen oorlogsjaren”.
Boekgegevens
Verzwegen oorlogsjaren. Nederlandse militairen in Duitse krijgsgevangenschap, 1940-1945, Johan van Hoppe, Eric van der Most en Erwin Rossmeisl; uitg. Boom; 351 blz.; € 34,90