Vasthouden aan de Bijbelse visie op het huwelijk én een veilige plek bieden aan lhbti-scholieren. Hoe breng je dat als school in praktijk? Twee jongeren en twee bestuurders reageren.
Juist voor reformatorische scholen weegt de zorgplicht voor homoseksuele leerlingen zwaar. Zij moeten er extra goed op letten dat er een veilig klimaat heerst voor álle scholieren; dus ook voor jongeren die anders denken of doen dan de school voorstaat. Dat stelden de rechter en de onderwijsinspectie dinsdag rond het besluit dat het rapport over de sociale veiligheid op de Gomarus openbaar mocht worden.
Dat reformatorische scholen meer aandacht moeten hebben voor de veiligheid van lhbti’ers staat voor VGS-bestuurder Pieter Moens en Driestar/Wartburg-bestuurder Wim de Kloe buiten kijf. Beide heren maken deel uit van het netwerk sociale veiligheid en seksuele diversiteit dat in 2008 op initiatief van de VGS werd opgericht. Het bezint zich op de vraag hoe het reformatorische onderwijs op een goede manier kan omgaan met seksuele diversiteit. „Samengevat: vaker in gesprek en kaders helder houden. En vooral: luisteren.”Wanneer is een school veilig?
De Kloe: „Sociale veiligheid is gedeeltelijk subjectief. Wat voor de een veilig voelt, kan de ander als onveilig ervaren. Toch valt zo’n begrip wel te objectiveren. Er heerst op school een veilig klimaat als een leerling daar kan delen waarmee hij worstelt – ongeacht wat dat is. Dat vraagt een open en respectvolle cultuur. Schelden, pesten en niet naar elkaar luisteren kan dus niet.”
Moens: „Voor reformatorische scholen komt daar nog iets bij. De Bijbel leert dat echte veiligheid alleen is voor de leerling die geborgen is in Christus en wandelt op het pad van Gods geboden. Dat staat haaks op de heersende opvatting in de maatschappij dat een leerling zich enkel veilig kan voelen als hij volledig zichzelf kan zijn en zich maximaal kan ontplooien. Dat klinkt wel mooi, maar ten diepste ben je dan overgeleverd aan jezelf. Juist het leven naar de regels van Gods Woord biedt veiligheid.”
In hoeverre bemoeilijkt zo’n duidelijk kader het voeren van een open gesprek met leerlingen die worstelen met hun geaardheid?
De Kloe: „Dat is soms inderdaad het geval, daarin moeten we eerlijk zijn. Onlangs spraken we als directie met een groep homoseksuele oud-leerlingen. Een deel gaf inderdaad aan dat de Bijbelse norm een drempel was om op school of in de kerk open te zijn over hun geaardheid. Dat is moeilijk. Want die drempel kunnen we nooit helemaal wegnemen.”Hoe kan een reformatorische school het makkelijker maken om open te zijn over geaardheid?
Moens: „Door dit thema vaker aan te snijden. Dat hoeft niet altijd groot, maar noem het bijvoorbeeld tijdens de dagopening. Zeg expliciet dat ook op de eigen school of in de eigen klas jongeren worstelen met hun geaardheid. Laat zo zien dat je oog voor hen hebt. Werk aan een klimaat van vertrouwen.
Ook zou het goed zijn als scholen vaker homoseksuele rolmodellen zouden uitnodigen. Seksuele diversiteit is zo abstract voor veel leerlingen. Door iemand uit te nodigen die vertelt wat een homoseksuele geaardheid met je doet, breng je het dichterbij. Dat kan bijdragen aan het onderling respect.”
De Kloe: „Dat respect is er te weinig. Er wordt nog veel gescholden met ”homo”. Schrijnend. Het drukt onze lhbti-scholieren in een hoek. Het komt hun gevoel van veiligheid en acceptatie bepaald niet ten goede.”
Moens: „Als school moet je leerlingen daarop aanspreken. Altijd. Maar het schelden heeft vaak ook een oorsprong in de gezinnen. Mijn indruk is dat er thuis soms bijzonder ongenuanceerd over homoseksualiteit wordt gesproken. Wat mij betreft mogen scholen daarop nadrukkelijker inspelen. Geef ouderavonden over identiteit bijvoorbeeld een meer verplichtend karakter. Als dat altijd vrijblijvend is, bereik je niet de gezinnen die je wilt bereiken. We hebben een gezámenlijke inspanningsverplichting.”
In hoeverre heerst onder docenten genoeg sensitiviteit rondom het thema seksuele diversiteit?
De Kloe: „Dat verschilt. Sommigen slagen er goed in met de klas hierover te praten. Anderen minder. Bij een klein deel hoor je zelfs nog dat het hébben van een andere geaardheid zondig is. Over het algemeen vinden leraren het lastig om het op een goede manier met de klas hierover te hebben. Begrijpelijk. Er komt veel op hen af. Besturen moeten hun personeel in dit opzicht beter toerusten.”
Moens: „Ik denk dat die verlegenheid –die in de hele reformatorische gezindte heerst– gedeeltelijk voortkomt uit de angst dat bespreekbaarheid leidt tot acceptatie van de homoseksuele praxis. Maar dat hoeft niet, mits we het Bijbels kader helder houden.”
Hoe zit dat met leerlingen die niet denken of handelen volgens dat kader? Hoe kan de school hun veiligheid bieden?
De Kloe: „Dat is soms moeilijk. Het vraagt tact en voorzichtigheid. Wat zou helpen is om als docent of bestuurder niet gelijk te roepen dat een leerling fout zit, zodra die een andere opvatting naar voren brengt. Probeer eerst en vooral te vragen hóé iemand tot die visie is gekomen. Ga daarover dan in gesprek. Maar kom niet op voorhand aanzetten met antwoorden op vragen die niet zijn gesteld. Daarmee help je zo’n jongere niet.
Tegelijkertijd moet er ruimte zijn om een leerling die zich nadrukkelijk profileert tegen wat de school voorstaat, aan te spreken. Je kunt een school niet vragen altijd maar tolerant te zijn en niets te zeggen van gedrag dat niet past bij de schoolsignatuur. Als twee jongens of meiden bijvoorbeeld hand in hand door school lopen, moet er ruimte zijn daarover iets te zeggen. Dat gebeurt trouwens ook als een heterogeen stelletje zich klef gedraagt, hoewel dat laatste wel meer oogluikend wordt toegestaan. Daarin moeten we eerlijk zijn.”
Moens: „Ik denk dat respect hebben en duidelijkheid bieden elkaar niet hoeven uit te sluiten. Ook in sportclubs en fracties van politieke partijen worden mensen aangesproken als zij dingen doen die niet passen bij waar de club of partij voor staat. Dat is echt niet iets wat enkel binnen het reformatorisch onderwijs gebeurt.”
De Kloe: „Een voorbeeld: vorig jaar wilden twee leerlingen, zelf lhbti, dat het Driestar College aandacht zou besteden aan Paarse Vrijdag, de dag waarop scholieren paarse kleding dragen om zo hun solidariteit te tonen met andergeaarden. Dan mag de school een grens trekken. Zoiets past niet. Maar ga wel altijd in gesprek en leg ook uit waarom je iets wel of niet accepteert.”
Moens: „De crux zit hem in het voorleven. Wat straal je als bestuurder en docent uit? Is dat liefde tot God en de naaste? Of desinteresse en veroordeling? Ik denk dat we onszelf op reformatorische scholen die vraag best eens eerlijk zouden mogen stellen.”
Serie
Dit is deel drie (slot) in een reeks artikelen over de sociale veiligheid voor homoseksuele leerlingen op reformatorische scholen. Aanleiding is de ophef die ontstond na een NRC-publicatie waarin oud-leerlingen vertelden over hun ervaringen op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem. De inspectie deed daarop onderzoek naar de sociale veiligheid op de reformatorische school. Dinsdag werd het onderzoeksrapport vrijgegeven.