Als een bevrijding. Zo voelde het voor de voormalige brandweerman Raymond Pfeifer in 2012 toen hij de mededeling kreeg dat hij een ernstige vorm van botkanker had. Eindelijk kon hij ‘boeten’ voor zijn afwezigheid op 11 september, toen elf van zijn makkers omkwamen.
Jarenlang kon Pfeifer het niet klein krijgen. Hij had met zijn collega Steven Mercado een dienst geruild om zelf een golfwedstrijd te kunnen spelen. Daardoor was hij op 11 september niet in de brandweerkazerne op de uiterste punt van Manhattan toen de oproep kwam om met de grootste spoed naar de Twin Towers te gaan. Daar was een enorme brand. De opdracht aan de brandweermensen was te helpen bij de evacuatie van de duizenden mensen in de tweede toren van het World Trade Center (WTC). De mannen gingen het gebouw in en deden daar hun werk totdat de toren instortte. Alle elf brandweerlieden kwamen om. Ook Mercado, die de dienst van Pfeifer had overgenomen.
Bij het horen van het nieuws over de aanslag spoedde Pfeifer zich direct naar de kazerne en vandaar naar de plaats van de ramp. Dagenlang was hij bijna 24 uur per dag in touw. Zijn vrouw, die uit bezorgdheid naar de kazerne ging, herkende Pfeifer niet toen hij daar binnenstapte. Hij zat helemaal onder een witte laag stof. Maar erger, hij leek apathisch. Op haar vragen gaf hij nauwelijks antwoord en zonder veel te zeggen ging hij na een uur weer terug naar de puinhopen van de Twin Towers. „Hij werkte zes weken lang op de automatische piloot”, vertelde Caryn Pfeifer later.
Schuldig
Toen de zoektocht naar overlevenden en slachtoffers werd beëindigd, keerde Pfeifer terug naar huis. „Maar ik kreeg een andere man thuis”, zegt Caryn in een gesprek met Fox News. „Voorheen was hij een opgewekte, gezellige vader. Nu was hij in zichzelf gekeerd en depressief; zei nauwelijks iets en was heel kort voor de wagen. En die agressiviteit tegenover ons als gezinsleden nam met de tijd alleen maar toe. Alles was hem teveel.”
Wanneer zijn familieleden vroegen hoe het ging, was zijn antwoord alleen maar: „Ik wenste dat ik op 11 september was omgekomen.” Vooral jegens zijn collega Mercado voelde hij zich schuldig. „Als ik niet had geruild, was hij er nog geweest.”
In 2012 kreeg Pfeifer moeite met lopen. Op aandringen van zijn gezin ging hij naar de dokter. Onderzoek in het ziekenhuis wees uit dat hij een vergevorderde vorm van botkanker in een van zijn benen had. De bron van deze kwaadaardige ziekte was een gezwel in zijn nieren dat was uitgezaaid naar zijn benen. Volgens de specialisten was dat een direct gevolg van de giftige stoffen waaraan Pfeifer bij zijn reddingswerk dagen lang was blootgesteld.
Caryn herinnert zich dat de schokkende mededeling van de arts bij haar man, die in 2017 overleed, een zichtbare ontspanning gaf. Tegenover zijn vrouw gaf Pfeiffer aan „blij” te zijn dat hij nu ook zijn deel betaalde, net als zijn omgekomen makkers.
„Het was alsof Raymond nieuwe energie kreeg”, zegt Carynn. „Hij was veel meer ontspannen. Thuis was hij weer gezellig en maakte weer grappen. Terwijl hij ernstig ziek was zonder de verwachting dat hij beter zou worden. De psychische last van het verleden was van hem afgegleden.”