9/11 eist twintig jaar later nog altijd slachtoffers
Meer dan 50.000 mensen in Amerika hebben fysieke of psychische problemen die direct of indirect te herleiden zijn naar de aanslagen van 11 september in 2001. „Een nationale ramp die wordt onderschat”, zegt onderzoekster Dana Rose Garfin.
Zoals bij elke ramp wordt eerst het aantal dodelijk slachtoffers geteld, daarna het aantal gewonden en dan komt pas de overige schade, constateert Garfin van het Instituut voor Volksgezondheidsvraagstukken van de University of California. „De aanslagen eisten bijna 3000 levens en er waren meer dan 6300 gewonden. Een enorme slag. Maar het aantal mensen dat nadien met heftige klachten te maken heeft gekregen, is nog groter. En de optelsom is nog niet af. Nog steeds komen er nieuwe patiënten bij, vooral mensen met kanker of met psychische problemen.”
Garfin kan moeiteloos een lijstje van ernstige aandoeningen opnoemen: „Longkanker, botkanker, bloedkanker, huidkanker, astma. Allemaal ziekten die direct het gevolg zijn van de giftige stoffen, in totaal 2500 verschillende, die bij het instorten van de gebouwen vrijkwamen. Denk aan asbest, benzeen en lood. Drie maanden lang bleef een wolk van deze stoffen rond Ground Zero hangen. Veel mensen die daar moesten werken, zijn na verloop van tijd ernstig ziek geworden.”
Nachtmerries
Overigens blijkt uit onderzoek van het Mount Sinai Hospital in New York dat niet alleen de hulpverleners fysieke gezondheidsklachten hebben gekregen. Ook mensen die in de omgeving van het World Trade Center (WTC) woonden of werkten kregen klachten, vooral met hun ademhaling. Van de 70.000 personen die het ziekenhuis screende, had zo’n 85 procent ademhalingsproblemen. In veel gevallen ging het om de zogenoemde ”World Trade Center Cough”, een chronische hoest. Anderen hebben blijvend last van brandend maagzuur. Bij de brandweerlieden gaat dat om 45 procent.
Zeer ingrijpend noemt Garfin de psychische problemen die mensen kregen als gevolg van de aanslagen. „Mensen hebben nachtmerries, depressies en angsten. Volgens een voorzichtige schatting heeft 20 procent van de hulpverleners last van posttraumatische stressstoornis.”
Maar ook hier wil de Californische onderzoekster de kring wijder trekken dan de mensen die op Ground Zero hun werk moesten doen of die de gebouwen wisten te ontvluchten. „Veel nabestaanden zijn depressief – ook omdat ze geen afscheid van hun geliefden hebben kunnen nemen en ze hen nooit meer hebben teruggezien. Anderen hebben waanideeën. Zo zijn er partners of kinderen die elke dag nog menen dat ze hun omgekomen man, vrouw of ouder horen thuiskomen.”
Minder aandacht is er volgens Garfin voor de mensen die op afstand de dramatische gebeurtenissen meemaakten. Momenteel doet ze onderzoek naar de effecten van het urenlang volgen van de aanslagen en reddingsoperaties via de televisie. „Die beelden hebben een enorme impact op mensen gehad, zowel op volwassenen als op kinderen. Mensen hebben gevoelens van angst, durven niet meer te slapen, niet meer op pad te gaan.”
Die effecten zijn er volgens haar ook op langere termijn. „Kinderen die in 2001 nog kleuter waren, zijn in hun ontwikkeling geremd. Mede doordat ze opgroeiden in gezinnen waar angst, verdriet en spanning heersten, missen ze de stabiliteit in hun karakter. Dat probleem openbaart zich nu bij een aanzienlijke groep jongvolwassenen; ook bij jongeren die de aanslagen alleen maar kennen van horen zeggen.”
Kritisch
Net als veel andere deskundigen is Garfin kritisch op de aanpak van de overheid, „of beter: het gebrek aan aanpak.” Direct na de aanslagen relativeerde burgemeester Rudy Giuliani van New York de gezondheidsrisico’s. Op de tweede dag na de ramp zei hij: „Voor zover we kunnen nagaan is de lucht veilig, met betrekking tot chemische en biologische stoffen.” Later verklaarde hij nog eens: „De luchtkwaliteit is veilig en acceptabel.” Zijn opvolger zei later in een reactie op enkele onderzoeken dat de relatie tussen gezondheidsklachten en blootstelling aan gevaarlijke stoffen niet was aangetoond.
De reacties van beide burgemeesters zouden zijn ingegeven door de zorg dat de stad zou moeten opdraaien voor de kosten van medische zorg voor hulpverleners. De weigering van het stadsbestuur om dat te doen, leidde tot een rechtszaak die in 2006 ten gunste van de slachtoffers werd beslist.