Levend uit de puinhopen van New York
Duizenden mensen kwamen om toen het World Trade Center in New York instortte. Veertien kwamen er echter levend uit de puinhopen. Er stortten 106 verdiepingen boven hen in; toch konden ze het navertellen. Zondag is het vijftien jaar geleden.
„God bless you”, zeggen de mensen die de trap afstommelen tegen de brandweerlieden die hijgend naar boven komen. Boven hen woedt het vuur, nadat een door terroristen gekaapt vliegtuig de wolkenkrabber is binnengevlogen. De liften werken niet meer. De mensen in de toren moeten vele trappen af. Degenen die bóven het vuur werken, kúnnen niet meer weg. Sommigen springen uit het raam, maar ze vallen te pletter.
Binnen een kwartier na de aanslag waren honderden brandweerlieden ter plaatse. Ze beseffen hoe gevaarlijk hun taak is. Toch stormen ze naar boven. Om de zoveel verdiepingen komen ze even op adem.
Plotseling voelen de mensen in de noordtoren hoe alles om hen heen beweegt. Slechts enkelen hebben in de gaten wat de oorzaak is: de zuidtoren stort in.
Brandweerofficier Jay Jones realiseert het zich wel. Als die toren kan gaan, kan deze het ook, denkt hij. Hij ziet ook het hopeloze van hun missie in. Terug, beveelt hij. „We liepen nog niet eens zo hard naar beneden”, zegt Sal D’Agostino later. Hij heeft níét gezien dat de andere toren van het World Trade Center verdwenen is.
Oude beenwond
Ter hoogte van de vijftiende verdieping stuiten ze op Josephine Harris. Die werkt op de 73e verdieping. Trap na trap heeft ze genomen, tree na tree, steeds verder naar beneden, maar ze krijgt steeds meer last van een oude beenwond. Haar manager helpt haar; de anderen vluchten zo gauw mogelijk verder.
Bij de zestigste verdieping heeft Harris naar het nummer gekeken: dertien verdiepingen gehad, nog zestig te gaan... Ze heeft zichzelf gedwongen niet meer naar de nummers te kijken. Verder moet ze, steeds verder. Maar de pijn en vermoeidheid breken haar op.
Enkele brandweerlieden helpen haar. Harris kán niet meer. „Laat me maar achter”, zegt ze, maar daar willen de mannen niet van weten. Dat betekent –menselijkerwijs gesproken– hun redding.
Beneden hebben enkele brandweerlieden in de gaten dat hun collega’s zijn achtergebleven. Ze gaan terug, de toren in, de trap op. En daardoor overleven ze...
De toren stort in
Josephine Harris en haar helpers begeven zich langzaam naar beneden. De zesde verdieping. De vijfde. De vierde. Dan klinkt het onheilspellende geluid van brekend metaal, en een toenemend geraas. De noordtoren stort in, en meer dan 1300 mensen verliezen het leven. „We hoorden hoe de verdiepingen boven ons op elkaar vielen, bom, bom, bom, steeds sneller. En we dachten: Dit is het einde”, vertellen de brandweerlieden later. De een denkt aan zijn vrouw, de ander ziet zijn begrafenis voor zich. Ze duiken in elkaar; commandant Mickey Kross trekt instinctief zijn helm over zijn hoofd, alsof die hem zal kunnen beschermen.
Dan wordt het stil, en de veertien constateren verbaasd dat ze nog in leven zijn. Tussen de eerste en de zesde verdieping zijn de betonnen muren van hun trappenhuis intact gebleven. Nu zitten ze opgesloten, met boven hun hoofd een tientallen meters dikke laag puin.
In het aardedonker knipt een brandweerman zijn lamp aan en beschijnt zichzelf: nergens bloed? De mannen roepen naar elkaar. De hele groep blijkt het te hebben overleefd: Josephine Harris en haar helpers ter hoogte van de vierde verdieping; degenen die hen te hulp schoten iets lager.
Het duurt lang voordat Jay Jones met zijn radio de hulpverleners weet te bereiken. Zijn vrouw krijgt bericht: je man leeft, maar zit in de val. Ergens.
Trappenhuis B in de noordtoren, heeft Jones gezegd. Maar waar heeft de noordtoren gestaan, en waar was trappenhuis B? De reddingswerkers banen zich een weg door de enorme ravage. En de veertien opgesloten overlevenden wachten. Biddend om redding.
Zonnestraal
Na meer dan vier uur valt er opeens een zonnestraal naar binnen. „Het was het mooiste wat we ooit hadden gezien.” Er wordt een touw neergelaten, en een aantal overlevenden komt naar buiten. Een uur later worden de laatste twee uitgegraven.
Het gebeurde heeft veel impact. Brandweercommandant Kross ligt de eerste nacht in bed te beven als een riet. „Hij schreeuwde en sloeg om zich heen”, vertelt zijn vriendin later.
Honderden brandweerlieden zijn omgekomen. Zij niet. Voor Josephine Harris overheerst het wonder: vanwege maagpijn had ze die morgen geaarzeld of ze wel zou gaan werken. Ze had zichzelf gedwongen om te gaan. Het heeft de levens van dertien brandweerlieden gered. Als die in hun eigen tempo naar beneden waren gegaan, zouden ze net buiten het trappenhuis zijn geweest toen de toren instortte. Dan hadden ze het naar alle waarschijnlijkheid niet overleefd.