Hij zoekt op de tast op de bodem van diepe plassen of rivieren naar slachtoffers, vaak verborgen in te water geraakte auto’s. Onder grote druk probeert Frank Zoeteweij kalm te blijven. Zijn gereedschap bestaat uit een ruitentikker en een mes. Een enkele keer lukt het om een medemens levend naar boven te halen. „Daar doe je het voor.”
Zodra in een melding het woordje water voorkomt, wordt de duikploeg van Zoeteweij gealarmeerd. Die bevindt zich in Spijkenisse, een van de drie brandweerkazernes waar in de Rotterdamse regio een duikploeg is ondergebracht. „Zelfs een ongeval in een slootje met dertig centimeter water wordt ons gemeld”, zegt Zoeteweij. Echt uitrukken doet de duikploeg enkele keren per maand. Dat is vaak in het havengebied, dat ook tot het werkterrein behoort.
Zoeteweij is acht jaar duiker. Brandweerman is hij al veel langer. „Brandweerman worden was voor mij echt een jongensdroom. Een beetje een roeping. Ik heb sterk de overtuiging dat ik anderen moet helpen.” Een jaar geleden is ook aangenomen bij Urban Search en Rescue (USAR), het team dat onder verantwoordelijkheid van Defensie overal ter wereld noodhulp biedt.
Duikziektes
Al op jonge leeftijd wordt Zoeteweij lid van vrijwillige brandweer op Goeree Overflakkee. „Dat ben ik nog steeds. Ik heb korte tijd in de autoschade gewerkt, daarna ben ik overgestapt naar de beroepsbrandweer.” Hij is nu plaatsvervangend wachtcommandant in Spijkenisse. Zijn baan omschrijft hij als „uitdagend, afwisselend en niet zonder gevaar. Geen dag is hetzelfde. Het kan zijn dat ik na een melding tien minuten later op de bodem van de Maas onder de Erasmusbrug aan het duiken ben.”
Zonder risico’s is dat niet. „Je hebt te maken met stroming, scheepvaart en weersomstandigheden. In de winter duiken we onder ijs, in de zomer in een plas vol blauwalg. We gaan niet dieper dan 15 meter om duikziektes zoals stikstofnarcose en koolmonoxidevergiftiging te voorkomen. Te snel stijgen en dalen is gevaarlijk voor de longen en andere lucht houdende holtes in het lichaam. Ook kunnen er oorbeschadigingen optreden. Verder kun je bijvoorbeeld paksqueeze oplopen. Dat leidt tot blauwe plekken en striemen als er onvoldoende lucht bijgeblazen wordt in het duikpak. Als iemand intensief met het slachtoffer bezig is, kan dat ontstaan. Het zijn altijd stressvolle situaties. Wat doe je als een moeder op de kant staat te roepen over een kind?”Soms worden de intensieve acties collega’s te veel. „Als iemand niet goed in zijn vel zit, moet hij –soms tijdelijk– stoppen met duiken.”
Onder water is het zicht vrijwel nihil. Op de kant staat daarom altijd een zogeheten veiligheidsduiker paraat. Zoeteweij communiceert via een lijn met een collega op de kant. „Hij leidt me naar de plek waar we een slachtoffer verwachten. Ik bots soms letterlijk tegen een voertuig.” Dat openen is eveneens risicovol. „Door luchtbellen kan een auto op z’n kant liggen en omvallen als je een ruit intikt.”
Suïcide
Om fouten te voorkomen is een goede training belangrijk. „Ik duik bijna iedere werkdag en we sporten veel. Je moet een topconditie hebben. Ieder jaar is er een uitgebreide keuring.”
Veel meldingen hebben te maken met voertuigen, fietsers of scootmobielen die in het water zijn geraakt. In een flink aantal gevallen betreft het suïcide. Maar vermissingen, met name van kinderen, scoren ook hoog. Dat raakt hem het meest. „Ik heb zelf kinderen. Je thuissituatie kan al snel door je gedachten gaan, maar het is zaak je daarvoor af te schermen. Anders kan dat trauma’s tot gevolg hebben.”
Hij hoort en ziet niets over de oorzaak van de duikacties en evenmin over het vervolg. Namen blijven onbekend. Bij alle duikacties naar een slachtoffer –voor Zoeteweij een keer of vijf per jaar– is het aantal geredden gering. Maar toch. „Ik heb eens iemand levend uit de Maas gehaald die 7 minuten geen zuurstof meer had gehad. Hij had geen hersenbeschadiging. Daar doe je dit werk voor.”