ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder wil opkomen voor kwetsbaren en recht doen aan rechtelozen
ChristenUnie-Kamerlid Don Ceder weet uit zijn eigen omgeving wat armoede betekent. Dat motiveerde hem om op te komen voor kwetsbaren. Eerst als sociaal advocaat, daarna als gemeenteraadslid en nu als Tweede Kamerlid.
Ceder groeide op in Amsterdam Zuidoost, in de Bijlmer. In een tijd waar het normaal was dat drugsverslaafden langs de straat lagen: „Ik wist niet anders. Ik dacht dat het zo hoorde.”
Datzelfde gold voor armoede: „In de jaren negentig van de vorige eeuw was in de Bijlmer sprake van echte armoede. Ik zag dat van dichtbij. Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik op de basisschool zat. Ik ben een groot deel van mijn jeugd door mijn moeder opgevoed. We hadden het niet breed en de gezinnen om ons heen ook niet. Als kind had ik dat niet zo door, maar naar mate de jaren vorderden, wel. Sommige kinderen mochten bijvoorbeeld niet mee met een schoolreisje omdat ze niet de juiste papieren hadden of omdat er geen geld was.”
Ook bij Ceder thuis ging het niet altijd van een leien dakje: „Mijn moeder deed haar best, maar veel dingen konden ook niet. Heel hard werken is soms niet genoeg. Dat vraagt mijns inziens om een samenleving waarin we omzien naar de enkeling en een overheid die de menselijke maat in acht neemt.”
Al vrij jong vroegen kennissen de jonge Don al om advies: „Dat gebeurde al tijdens mijn rechtenstudie. Mede daardoor groeide in mij het verlangen om op te komen voor kwetsbaren en recht te doen aan rechtelozen. Hoe mooi en goed is het om naast iemand in nood te staan. Als christen wil ik ook het de talenten die God mij gaf, ten dienste stellen van de zwakken in de samenleving.”
Hoe bent u betrokken geraakt bij het christelijk geloof?
„Mijn moeder nam mij op een gegeven moment mee naar een evangelische kerk. Ik kon daar echter niet aarden. Toen bracht ze mij naar een evangelische gemeente met veel jongeren. Daar voelde ik me thuis en kreeg daar goede contacten. God begon toen iets en gaandeweg schoot het Woord van God ook wortel in mijn hart. Op mijn zeventiende, achttiende jaar maakte ik een bewuste keuze om de Heere Jezus te gaan volgen. Ik ken God als een liefdevolle en genadige Vader. Dat inspireert mij in mijn werk. Ik zie Gods hand in mijn leven en ben dankbaar dat ik hier mag zijn en ben beschikbaar voor Hem.”
Ceder is lid van de Safe haven church, een evangelische gemeente in de hoofdstad. Hij is daar als onder meer als pianist actief in het aanbiddingsteam. De Safe haven church had lange tijd ook een opvanghuis. Bijvoorbeeld voor ex-verslaafden en prostituees. „We zagen en zien daar wonderen. Door een helpende hand van mensen en de kracht van God, kwamen velen er weer bovenop. Ik heb vrienden die vroeger een zware verslaving hadden en een leven van criminaliteit achter de rug. Ze zijn echt veranderd en hebben een ander leven. Ik heb de herstellende kracht van God en zijn genade in de praktijk gezien. Dat geeft hoop. God leeft!”
Waarom gaat een advocaat in de politiek?
„De advocatuur en de politiek lijken twee verschillende dingen. Voor mij is dat niet zo. Ik wil naast mensen met problemen staan. Dat deed ik als sociaal advocaat. Zo kon ik voorkomen dat mensen uit huis werden gezet. Maar ik zag ook veel mensen weer terugvallen. Dat zat hem niet alleen in de omstandigheden, maar ook in de wet- en regelgeving. Soms is het voor mensen onmogelijk om uit de negatieve spiraal te komen. Het was soms dweilen met de kraan open. Daar groeide het verlangen om bij de kraan te staan en deze dicht te draaien waar dat mogelijk is. En dan moet je de politiek in.”
Wat heeft u voor visie op de overheid?
„Ik geloof in de christelijk-sociale traditie dat het vooral aan gemeenschappen is om samenleven mogelijk te maken en het goede leven kleur te geven. Ik denk dan aan gezinnen, scholen, kerken, buurten en (sport)verenigingen. Maar je hebt wel een dienstbare overheid nodig die de randvoorwaarden schept om dat mogelijk te maken en recht doet aan mensen. En daar moet een schepje bovenop. De toeslagenaffaire leerde ons dat. De menselijke maat was zoek.”
Wat viel u de afgelopen maanden mee in de Tweede Kamer? En wat viel u tegen?
„Wat me meeviel waren de onderlinge verhoudingen tussen politici van verschillende partijen. In het debat gaat het soms hard tegen hard. In mijn ogen soms te hard. Maar ik merk dat na debatten de verhoudingen vriendelijker zijn. Politici moeten elkaar zien te vinden als ze wat willen bereiken. Ik zie vriendschappen opbloeien ondanks de politieke verschillen. We moeten elkaar behalve als politici ook echt als mens zien, of je nu van GroenLinks bent of van de PVV. We zijn allemaal mensen die op een of andere manier geloven dat de manier waarop wij politiek bedrijven het beste is voor het land. Streven naar goede omgangsvormen zie ik als een christelijke opdracht. De ander is ook een schepsel van God.
Wat me tegenviel is dat het in Den Haag te vaak gaat over incidenten en over de actualiteit. Daarvoor schuiven debatten die er echt toe doen en waar het gaat over de toekomst van ons land, te vaak op de lange baan.”
Kunt u zich voorstellen dat sommigen de Tweede Kamer een burn-outfabriek noemen?
„Zeker. Als je zelf je grenzen niet bewaakt, dan kun je 24/7 doorgaan. Het werk houdt nooit op. Je kunt jezelf in dit vak voorbijlopen. Ik stel voor mezelf ook bepaalde kaders. Ik probeer de weekenden echt vrij houden. De zondag is er voor de eredienst. Dat betekent soms „nee” zeggen. Op vrijdagen doe ik werkbezoeken. Dat geeft ook een zekere ontspanning. Maandag lees ik veel en bereid ik debatten voor. Dinsdag, woensdag en donderdag zijn de drukste dagen met vergaderingen die soms tot na middernacht doorlopen.
Binnen de fractie kunnen we deze dingen ook open met elkaar bespreken. Op dinsdagen vergaderen de CU-Kamerleden een uurtje zonder de fractiemedewerkers. Dan informeren we hoe het met ieder gaat. Daar vragen we ook om gebed voor elkaar.”
De komende jaren wil de Tweede Kamer een krachtiger tegengeluid laten horen tegen de regering. Hoe wilt u dat handen en voeten gaan geven?
„De Kamer moet daadkrachtig haar controlerende taak uitvoeren. Dat moeten we met elkaar doen. We moeten vaker partij-overstijgend werken. Maar de Kamer moet ook kritisch naar zichzelf kijken. Als er wetsvoorstellen liggen, moet de Kamer niet zonder de gevolgen te kunnen overzien, allerlei wijzigingsvoorstellen indienen vanwege politiek gewin. Deugdelijke wetten zijn een must. Anders loopt het verkeerd af.”
Wat het in dit kader handig van uw fractievoorzitter, Segers, om Rutte uit te sluiten als toekomstig premier?
„Iedereen is het erover eens dat de bestuurscultuur in Den Haag op de schop moet. We kunnen niet op dezelfde manier verder. Maar we moeten dat met elkaar doen; regering en Tweede Kamer. De ChristenUnie is bereid daaraan bij te dragen. En dan het antwoord op de vraag: Gert-Jan heeft enkele weken later aangegeven dat het uiteraard niet alleen om een persoon maar om een bredere opgave gaat en sterker de nadruk gelegd op die verandering van de cultuur. Dat is echt een opdracht waar we werk van moeten maken.”
We leven bijna vijf maanden na de verkiezingen en er is nog geen zicht op een nieuwe regering. Wat zegt u dat?
„Het duurt lang. Dat klopt. Het heeft ook te maken met de versplintering van het politieke landschap. We moeten nu afwachten wat VVD en D66 samen voorstellen.”
Wat vindt u van die versnippering?
„Het is mooi dat elke bevolkingsgroep een vertegenwoordiging in het parlement heeft. Maar er zit ook een andere kant aan, namelijk dat iedereen in zijn eigen bubbel leeft en dat we elkaar niet weer weten te vinden. Dat is een zorg. De Tweede Kamer heeft daarin ook een voorbeeldfunctie, namelijk dat partijen, ondanks de verschillen die ze hebben, elkaar weten te vinden en samenwerken.”
Hoe moeten we in dat verband de uitlating van Segers zien dat de ChristenUnie voorlopig niet aan de formatietafel wil plaatsnemen om te onderhandelen over een nieuw regeerakkoord?
„We zijn niet aan zet. We zijn de tiende partij van het land. Het ligt voor de hand dat andere grotere partijen eerst hun verantwoordelijkheid nemen. Anderzijds: De ChristenUnie is een constructieve partij, in welke positie we ook zitten. Zo kent het land ons ook.”
Wat heeft de coronacrisis ons geleerd?
„Dat er grenzen zijn aan hetgeen we als mensen kunnen in de maakbaarheid van de samenleving. Hoe goed we de dingen ook plannen, we hebben het niet in onze hand. We zijn afhankelijk. Ik hoop dat dat tot bezinning leidt. Het was een verschrikkelijke periode. Veel mensen zijn hun geliefden verloren. Ook economisch hakt het erin.
In de duisternis heb ik ook lichtpunten gezien. En daar put ik hoop uit. Kerken gingen omzien naar mensen in de buurt.
We leven in een onvolmaakte wereld met pijn en ziektes. Dat zal zo zijn tot onze lieve Heer terugkeert. Hopelijk leert het ons als christenen om te zien waar het echt om gaat in deze wereld.”
Welke drie dingen zou u veranderen als u een dag premier van Nederland zou zijn?
„Ik streef naar halvering van de kinderarmoede in ons land voor 2030. Daarvoor heb ik samen met de PvdA een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Nederland moet ook meer werk gaan maken van internationale eerlijke handel. Een initiatiefwet hierover die mijn voorganger Joël Voordewind heeft voorbereid, hoop ik binnenkort in te dienen. Tot slot wil ik graag een eerlijker asielbeleid. Het is verschrikkelijk dat de IND capaciteitsproblemen heeft en bijvoorbeeld te weinig kennis heeft over mensen die een bekering meemaakten. We moeten ook hier recht doen aan de enkeling.”
Nieuw in de Kamer
Dit is het vierde deel in een serie over kleurrijke nieuwe Tweede Kamerleden. Volgende week zaterdag deel 5: Joris Thijssen (PvdA).